Bart Vosters

Bart Vosters overtuigde de gemeente om 30.000 euro in het heemmuseum te investeren

Bart Vosters overtuigde de gemeente om 30.000 euro in het heemmuseum te investeren

Bart Vosters

Wil je te weten komen hoe jouw vereniging je gemeente kan overtuigen om maar liefst 30 000 euro opzij te zetten voor je project? Bart Vosters, ex-voorzitter van de heemkring van Arendonk, vertelt hoe hij te werk is gegaan voor de inrichting van hun nieuwe heemmuseum.

Hoe heeft de heemkring van Arendonk zo’n goede relatie kunnen opbouwen met de gemeente?

De heemkring in Arendonk bestaat al heel lang en heeft altijd een goede relatie met de gemeente gehad. Het heemhuis is een oude fabriekshal. Die heeft de gemeente destijds gekocht van een Arendonks bedrijf.

Ik ben in 2013 voorzitter geworden. De heemkring was op dat moment op sterven na dood. Gelukkig is het ons gelukt om het bestuur terug op de rails te krijgen. Daarna hebben we ons meteen gefocust op de herinrichting van ons vergaderlokaal. Dat was een ongezellige en rommelige ruimte. Ik nam dan contact op met de gemeente, met de vraag of ze dat wilden herinrichten, en dat deden ze. Maar dit was nog maar het begin.

Het begin van wat?

Inrichting van hun nieuwe heemmuseum van Arendonk.

Van de samenwerking met de gemeente. Het grootste project waar wij echt op de gemeente konden rekenen, was de herinrichting van ons museum. We hadden een museum dat wel wat volk trok, maar dat heel ouderwets was. Dat was ook niet goed ingericht. Dan heb ik als voorzitter gezegd: we gaan een volledig nieuw museum maken. Dat kostte uiteraard wel wat geld. Voor een stuk konden we eigen middelen gebruiken, een ander stuk werd gefinancierd door crowdfunding.

Voor een bedrag van iets meer dan € 30.000 zijn we bij de gemeente gaan aankloppen. Ik heb toen een uitgebreide nota geschreven met een geschiedkundige visie vanwaar de heemkring kwam, maar vooral ook met een toekomstvisie: waar we naartoe wilden en waarom we de gemeente nodig hadden. Ik ben dat daarna gaan verdedigen op het schepencollege. Een week of twee later kregen we het goede nieuws: het college wou ermee instappen.

Welke elementen in die visienota waren volgens jou het meest overtuigend? Heb je daar een idee van?

Een heemkring kijkt niet alleen naar het verleden, maar ook naar de toekomst.

Dat was vooral de toekomstvisie. Een heemkring wordt dikwijls geassocieerd met een stoffige oude mannen-bedoening. Daar hebben we met dat museum komaf mee willen maken. Dat staat ook in de nota: een heemkring kijkt niet alleen naar het verleden, maar ook naar de toekomst.

De nota was heel radicaal. We zeiden: het moet anders dan anders. We wilden buiten de lijntjes kleuren. Het was de bedoeling om in het museum tabula rasa te maken. We vroegen ons af: wat is typisch Arendonk? Tijdens die brainstorm zijn we op bepaalde onderwerpen uitgekomen en daarmee aan de slag gegaan. Daarbij hebben we ook naar recente dingen gekeken en zijn we voor een moderne aanpak gegaan. We kozen voor een interactieve opstelling, geen vaste toer. Om van het oubollige imago af te geraken, hebben we samengewerkt met een graficus uit het dorp die voor ons vrijwillig veel werk heeft verzet. Dat is allemaal niet zonder slag of stoot gegaan. In zo’n heemkring zitten wat oudere mensen die het klassieke gewoon zijn en die niet meteen openstonden voor al die nieuwe ideeën. Maar het is allemaal goed gekomen.

Daar zal wel veel werk in gekropen zijn, in die nota.

Die nota bevatte inderdaad een goed uitgewerkte visie. Zomaar naar de gemeente stappen met de vraag: “we gaan een nieuw heemmuseum bouwen, mogen we a.u.b. 30 000 euro?” werkt niet. Als je iets gaat vragen bij de gemeente of bij eender welke overheid, moet je een bepaalde visie hebben om die mensen te overtuigen.

Jullie zijn niet alleen gaan aankloppen bij de gemeente. Kan je iets vertellen over de andere initiatieven die jullie genomen hebben om het nieuwe museum te financieren?

We zijn ook bij de privé gaan aankloppen voor sponsoring. Neem nu de verlichting. In het oude museum waren dat heel kale TL-lampen. Heel de hal vol, drie rijen naast elkaar. Dat was gewoon niet gezellig. Ik kende iemand die een verlichtingswinkel had en daar ben ik gaan vragen voor een professioneel lichtplan. Die man heeft dat dan gedaan, maar dat bleek veel te duur om uit te voeren. Ik heb dan wat onderhandeld, met als resultaat dat we die verlichting aan inkoopprijs hebben gekregen. Die man was ook wel iemand die had gezien hoe onze heemkring  terug uit de dood was opgestaan en die onze werking kende. Ik ken heel wat volk in het dorp. Dat is altijd een pluspunt. Als de mensen je kennen, kan je iets meer gedaan krijgen.

Het was een combinatie van eigen middelen, middelen van de overheid, privépartners en het publiek.

Daarnaast hebben we een crowdfunding georganiseerd. Dat was een succes, want we hebben veel meer binnengehaald dan we oorspronkelijk vooropgesteld hadden. We hebben daarbij geprobeerd om een link te leggen met de mensen van het dorp. Tegen de inwoners van Arendonk konden we zeggen: “je draagt letterlijk uw steentje bij aan het verleden en de toekomst van Arendonk!”. Dat sloeg aan. Als ze ons steunden, kregen ze x aantal jaren lidmaatschap of waren ze uitgenodigd op de opening van het nieuwe museum.

Het was een combinatie van eigen middelen, middelen van de overheid, privépartners en het publiek. Dat stond ook heel duidelijk in die nota.

Ik hoor veel succesfactoren, maar kan je ook aan erfgoedverenigingen meegeven wat de eventuele valkuilen zijn?

Inrichting van hun nieuwe heemmuseum van Arendonk.

Ik ben altijd vertrokken van: we moeten het anders doen. Ik kreeg soms van andere verenigingen – en terecht misschien – de kritiek: ja, maar wat is er mis met onze werking? Want sommigen voelden zich een beetje aangevallen. Alsof ik kwam verkondigen dat het klassieke heemmuseum niets waard is. Dat was mijn bedoeling niet. We hadden onze sterktes en zwaktes in kaart gebracht. Wij liepen dan ook tegen problemen aan waar veel heemkringen tegenaan lopen. Veroudering, onvoldoende kennis van moderne technieken, geen instroom van nieuwe leden, geen geld, een tunnelvisie. Dat is ook precies de reden waarom ik op een gegeven moment gestopt ben – naast het feit dat ik geen tijd meer had. Soms is het nodig dat er iemand anders aan het roer komt te staan. Je denkt altijd maar: “ik ben goed bezig”, maar je moet af en toe iemand hebben die anders naar de dingen kijkt en zegt: “misschien moeten we toch iets anders doen”. En dat kan je volgens mij alleen maar doen door echt eens buiten de lijnen te kleuren en niet te hervallen in traditionele ideeën.

Blijven stilstaan is op termijn dodelijk voor elke vereniging.

In het begin had men schrik van het nieuwe: “ja, maar zoals het nu is, is het toch goed”. Dat is een zin waar ik heel erg van huiver. Want dan denk ik: “stilstaan is achteruitgaan”. Op den duur doe je altijd hetzelfde en hebben de mensen het gezien. Dan zie je een dalende lijn van leden, bezoekersaantallen, enzovoort. Probeer een brede visie te hebben. Soms lukt dat, soms niet. We hebben bijvoorbeeld dingen gedaan die mislukt zijn. Die hebben we teruggeschroefd. Maar als je het niet probeert … Blijven stilstaan is op termijn dodelijk voor elke vereniging.

Je moet niet altijd radicaal zijn. Het kan ook met kleine dingen. Arendonk had vroeger bijvoorbeeld een vrij gereputeerde sigarennijverheid. De laatste sigarenfabriek in Arendonk werd vlak voor we verbouwden definitief gesloten. In dat gebouw stond onder andere de bureauruimte van den directeur vroeger. Die was nog intact. Een heel zwaar massief meubel, een bakelieten draagtelefoon, een zware kluis … Als je dan aan tien mensen in het bestuur vraagt: “wat kunnen we daarmee?”, dan blijkt dat we daar niet veel mee kunnen. Dat is geen machine voor sigaren te maken, dus daar kan je zogezegd niks mee. Ik heb dan gezegd: misschien kunnen we daar wél iets mee.

In de plaats van in het museum een klassiek onthaal te maken met een balie, kunnen we proberen om dat bureau te gebruiken als inkomhal. Om het wat extra cachet te geven hadden we aan een kant van de muur een valse wand gemaakt met een raam in. Daarachter hebben we een oude foto geplakt van een sigarenfabriekshal, waarbij iedereen aan het werk was. Die hebben dat dan achter dat glas gehangen en dan had je het idee dat de directeur op zijn werkvolk keek. Dat was onze inkomhal.

Zo’n creatieve, leuke ideeën! Als je nu één tip zou willen meegeven aan andere verenigingen, welke zou dat dan zijn?

Als je iets doet, probeer geen schrik te hebben om iets te doen, maar zorg wel dat je er met kennis van zaken aan begint.

Gewoon durven! Dat is eigenlijk heel simpel. Je moet geen schrik hebben. Als je met schrik vertrekt, dan geraak je meestal niet veel verder. Durf naar de gemeente stappen. Durf eens een keer anders te denken. Durf mensen aan te spreken. Durf een crowdfunding op te starten. Ik ben wel van mening: probeer eerst een beetje back-up te krijgen van mensen die er iets van kennen. Neem nu die crowdfunding. Ik heb eerst een vergadering gehad met mensen van dat platform die mij zeiden: let daarop, maak deze fouten niet, … Dus als je iets doet, probeer geen schrik te hebben om iets te doen, maar zorg wel dat je er met kennis van zaken aan begint. En dan krijg je heel veel gedaan, denk ik.

Wil je meer te weten komen over hoe jij steun van je gemeente kan krijgen? Op deze pagina vind je verschillende tips en tricks rond (lokale) beleidsbeïnvloeding.

Mensen overleggen en werken samen.

Effectief vrijwilligersbeleid: wat werkt er en wat werkt er niet?

Effectief vrijwilligersbeleid: wat werkt er en wat werkt er niet? ​

De focus van je werking, je aanpak en het profiel van je bestuur hebben invloed op de vrijwilligers die je aantrekt.

Beeld je dit scenario in:

Drie mannen overleggen samen

Karel wil voor zijn vereniging nieuwe creatieve ideeën verzamelen, die het brede publiek aanspreken en veel volk aantrekken. Hiervoor deelt hij een oproep in hun Facebookgroep waar vooral (bestuurs)leden in zitten. Hij krijgt amper nieuwe ideeën binnen.

Wat is er hier gebeurd? Karel wil de interesses uit de buurt verzamelen, maar hij gebruikt het verkeerde kanaal waardoor hij het berede publiek niet bereikt.

Sluiten je werkwijze en de groep op wie je je richt aan bij je focus?

In dit model zoomen we in op drie mogelijke focussen voor je werking met de bijhorende aanpak. Je kan het model op twee manieren gebruiken:

  • Vertrek bovenaan van een bepaalde focus en kijk of je werkwijze daarop aansluit
  • Vertrek vanuit je werkwijze en ga na of deze past bij de groep die je wil bereiken

Je kan met het model hindernissen of spanningsvelden in je werking blootleggen. De vraag daarbij is steeds: “Sluiten je werkwijze en de groep op wie je je richt aan bij de focus die je voor ogen hebt?”.

Figuur over wat helpt of verhindert dat meer vrijwilligers meewerken ​

Hoe ga je met dit model aan de slag?

  • De focus van je werking is een strategische keuze. Elke focus kan waardevol zijn.
  • Kijk kritisch naar je huidige werkwijze. Als je enkel vergadert met je bestuur, is het moeilijk andere leden te bereiken. Als je geen open bijeenkomsten organiseert, is het niet simpel om burgers in het algemeen te bereiken.
  • Zorg voor samenhang tussen de focus van je werking, je werkwijze en het profiel en de rol van je bestuur.
  • Je kan de focus van je werking ook aanpassen. Zo kan je problemen of taken binnen je organisatie vertalen naar maatschappelijke uitdagingen. De focus van je werking komt dan op de samenleving te liggen. Bijvoorbeeld: “een huisvestingsprobleem van jouw vereniging kan misschien deels gekoppeld worden met de bredere nood aan een ontmoetingsruimte voor verenigingen in de hele gemeente.”
  • Misschien zit in de mismatch van bijvoorbeeld focus en werkwijze net de reden waarom je niet het beoogde publiek en het beoogde resultaat behaalt.

 

Wil je verder aan de slag gaan met deze praktijktip?

Bekijk hier dan de vorming, gegeven door David Nassen (expert bij IDEA).

Via deze link bekijk je de praktijktip als pdf.

 

Wil je meer te weten komen over hoe je nieuwe leden aantrekt, draagvlak creëert en samenwerkt met andere verenigingen om lokaal erfgoed te beschermen? Op deze pagina vind je verschillende tips en tricks rond (lokale) beleidsbeïnvloeding.

Chris Peeters bij een opgraving met archeologiefirma BAAC

In gesprek met Chris Peeters: de sterktes en valkuilen van een erfgoedraad

In gesprek met Chris Peeters: de sterktes en valkuilen van een erfgoedraad

De Gemeentelijke ErfgoedRaad (GER) Kontich bestaat sinds 2013. Ze hebben al meer dan 160 adviezen gegeven, die voor 90% gevolgd worden door het gemeentebestuur.

Maar de GER verdrinkt in de adviezen. Ze willen meer tijd maken voor sensibilisering rond erfgoed bij de lokale bevolking, zodat opvolging in de erfgoedraad verzekerd wordt.

Wij voelden de voorzitter van de GER, Chris Peeters, aan de tand. Hij vertelt over de sterktes, de valkuilen en de toekomst van de erfgoedraad.

JULLIE ERFGOEDRAAD MAAKTE VROEGER DEEL UIT VAN DE CULTUURRAAD. WAAROM KOZEN JULLIE TIEN JAAR GELEDEN VOOR EEN APARTE ERFGOEDRAAD?

Op die manier konden we meer erfgoedactoren aantrekken en konden we korter op de bal spelen wanneer we met specifieke problemen te maken kregen. Daardoor staan we nu sterker in onze schoenen. In de loop van die tien jaar is Kontich een erkende onroerenderfgoedgemeente geworden waardoor een aparte erfgoedraad intussen ook verplicht is.

WAT IS EEN ERKENDE ONROERENDERFGOEDGEMEENTE EN WAT BETEKENT DAT VOOR JULLIE ALS ERFGOEDRAAD?

Er zijn een aantal verantwoordelijkheden van de Vlaamse overheid naar de gemeente doorgeschoven. Zoals de opmaak van een inventaris van bouwkundig erfgoed en de akteneming van archeologierapporten. Archeologie is sterk aanwezig in Kontich.

De erfgoedraad verleent advies aan de gemeente die dan de beslissingen neemt. Dat vraagt van ons wel wat technische en juridische kennis, bijvoorbeeld voor het beoordelen van een archeologierapport.

HOE ZIET JULLIE WERKING ALS ERFGOEDRAAD ER VANDAAG UIT?

We hebben de voorbije tien jaar 160 adviezen geformuleerd. Dat is veel. We hebben ook een aantal keer preadviezen gegeven aan ontwikkelaars. Die kwamen af met vragen zoals: “Wat vind je daarvan? Hoe ziet ge dat?” Zo weten ze op voorhand of we het positief of negatief zullen adviseren.

Vorig jaar hebben we een open vergadering met een kleine receptie gehouden. We stelden er ons memorandum voor met de verwezenlijkingen en uitdagingen voor het lokaal erfgoedbeleid en vroegen  feedback. Wat we ook doen is een viertal keer per jaar een lezing organiseren rond één of ander thema dat met Kontich te maken heeft. Daar komt veel volk op af en zo geven we thema’s die ons nauw aan het hart liggen meer zichtbaarheid bij het grote publiek.

We zijn nu bezig met de Gemeentelijke Inventaris van Onroerend Erfgoed, omdat we vastgesteld hebben dat op de Vlaamse inventaris die in de jaren ’80 is opgesteld, een aantal panden ontbreken. Als je bijkomend panden op de inventaris wil plaatsen, dan moet je zien dat als je in straat 1 huis A erop zet, in straat 10 huis Z met ongeveer dezelfde karakteristieken er ook op staat. Anders gaat de eigenaar van huis A zeggen: “Waarom moet ik erop en de andere niet?” Mensen die op die lijst komen, moeten weten wat dat inhoudt.

HOE ZIET DE ROLVERDELING ERUIT TUSSEN DE AMBTENAREN VAN DE IOED, DE GEMEENTE EN DE ERFGOEDRAAD?

Het doorschuiven van verantwoordelijkheden van de Vlaamse overheid naar de gemeente wil zeggen dat de nodige expertise aanwezig moet zijn binnen de gemeentelijke administratie. Het personeel wordt meer en meer belast met allerlei taken. In de IOED zitten gelukkig twee halftijdse medewerkers die rond onroerend erfgoed en archeologie de nodige expertise hebben. Ik heb ondervonden dat die mensen heel competent zijn, maar de gevoeligheden in het veld niet zo goed kennen als wij. Het gebeurt dat we strenger zijn dan de archeologen. Het is zoeken naar een goed evenwicht. Wij leveren advies, maar de IOED levert óók advies.

HOE IS DE SAMENWERKING TUSSEN JULLIE EN HET POLITIEK BESTUUR?

We hebben een goede schepen van erfgoed (de burgemeester), los van welke partij, dat speelt ook geen rol. Ik denk dat iedereen daarover akkoord zal gaan. Die persoon is sterk met erfgoed bezig en die verdedigt heel veel punten.

Het voordeel dat je iemand hebt binnen het bestuur, is dat die in de meeste gevallen je standpunten zal verdedigen. Maar daarom wordt het niet altijd aangenomen. Ik heb al vastgesteld dat in meer dan 90% van de gevallen onze adviezen gevolgd worden. Maar dat ligt ook aan het feit dat die goed geargumenteerd zijn.

We hebben een goede schepen van erfgoed (de burgemeester), los van welke partij, dat speelt ook geen rol.

Alle politieke partijen werden ook uitgenodigd om deel te nemen aan de viering van tien jaar GER op 30 november. Omdat we in 2023 tien jaar bestonden, vond ik wel dat we daar ruchtbaarheid aan mochten geven.

STAAN JULLIE SOMS OOK TEGENOVER HET LOKAAL BESTUUR?

We moeten een beetje de luis in de pels zijn.

Soms. Bij de heraanleg van het Sint-Jansplein was er een sterke strekking binnen het bestuur om het oudste burgerlijk civiel gebouw in Kontich af te breken. We hebben ons daartegen verzet. De schepen van erfgoed volgde dat. Die moest dat natuurlijk verdedigen en dan hebben wij dat er wel door gekregen. Maar niet alleen wij. Vanuit de oppositie was er ook steun. Toen zijn we de activistische toer opgegaan.

We moeten een beetje de luis in de pels zijn. Dat zijn we misschien te weinig. We moeten kritischer worden. Als je een minder actieve schepen van erfgoed hebt, kan je die rol beter opnemen. Zo had Matthias Diependaele het initiatief genomen om een aantal beschermingen af te nemen. Neem nu het pand ‘De Verbrande Hoeve’: de hoeve en de omgeving zijn erkend als dorpsgezicht. Het Agentschap liet weten dat hij van plan was om de bescherming van een deel van de gebouwen, weliswaar niet van de omgeving, op te heffen. Wij hebben geadviseerd om beroep in te dienen tegen de opheffing van de bescherming van dat pand én van de omgeving. Het gemeentebestuur is onze zienswijze gevolgd en heeft bezwaar aangetekend. Zo zijn we toch een beetje de luis in de pels.

WAT MAAKT DAT JULLIE ZO STERK STAAN?

We hebben verschillende expertises in de erfgoedraad, zoals op het vlak van funerair erfgoed. Elk jaar krijgen we van het bestuur een lijst met graven die ontgraven mogen worden. Wij geven dan advies welke graven volgens ons bewaard moeten blijven. We hebben op voorhand een aantal criteria opgesteld, die goedgekeurd zijn door de gemeenteraad. Het gaat dan bijvoorbeeld om architectonische elementen of de belangrijkheid van die persoon. Is dat een burgemeester geweest? Is dat iemand die op cultureel of sociaal vlak iets betekend heeft voor de gemeente? Zelf heb ik een cursus gevolgd bij het Agentschap rond het beoordelen van archeologienota’s. En we hebben in de erfgoedraad ook een expert-landmeter, die op de hoogte is van hoe grondlagen in elkaar zitten.

Verder hebben we een tweetal personen die sterk zijn op het vlak van toponymie. Zij vormen de straatnaamcommissie, maar suggereren ook de benaming van een grote nieuwbouw of de naamgeving van gemeentelijke eigendommen zoals zalen in het gemeentehuis, een cultureel centrum… We hebben ook iemand binnen onze kring die gespecialiseerd is in bunkergeschiedenis.

Tot slot hebben we ook een duidelijke visie ontwikkeld over hoe historische gebouwen hun eigenheid kunnen behouden in combinatie met moderne architectuur.

HOE KOMT JULLIE EXPERTISE VAN PAS?

Opgraving van de V1-bom in Kontich

© Pieter Serrien/De V1 van Kontich

Als jarenlange inwoners van de gemeente, zijn wij op de hoogte van het archeologische potentieel van de gemeente. Wij adviseren de gemeente om in de bouwvergunning op te nemen dat er een archeologisch onderzoek moet gebeuren. En wij leggen linken tussen verschillende opgravingen. Zo kan een ontbrekend deel van een vorige opgraving worden aangevuld en is er sprake van kennisvermeerdering.

Wij volgen de aanbevelingen in een bouwvergunning ook op. Zo reed ik eens met mijn fiets langs een bouwput en merkte ik dat er geen archeoloog bij de graafwerken betrokken was, hoewel dit volgens de bouwvergunning moest. We hebben de werken toen met de gemeente en het Agentschap laten stilleggen.

Als jarenlange inwoners van de gemeente, zijn wij op de hoogte van het archeologische potentieel van de gemeente.

WORDT JULLIE EXPERTISE ERKEND DOOR DE GEMEENTE EN DE BETROKKEN AMBTENAREN?

Soms volgt het gemeentebestuur het advies van de IOED en niet dat van ons, of omgekeerd. Al die adviezen zijn zo deskundig mogelijk opgesteld en dat vergt heel wat inspanningen van vrijwilligers. Soms te veel, dat moet ik toegeven, en dat is niet vol te houden op de duur. Binnen de administratie, zij het de gemeentelijke administratie of zij het een intergemeentelijk samenwerkingsverband, heb je mensen nodig die zich daar professioneel mee bezighouden. Er is echter altijd een spanningsveld tussen vrijwilligers en professionelen. Beiden moeten daarmee omgaan. Soms duwen we wel eens. Bij expertise op onroerend erfgoed komen verschillende dingen samen.

WELKE VALKUILEN WILLEN JULLIE GRAAG NOG OPLOSSEN?

Veel adviezen zijn zo professioneel mogelijk opgebouwd en dat is al direct een valkuil. We zijn te veel met adviezen bezig geweest en te technisch met de dingen omgegaan, waardoor het gevaar ontstaat dat je de drive begint te verliezen. Ik voel dat soms, dat wij een beetje een verlengstuk zijn van de administratie van de gemeente. Als wij het niet doen, doet niemand het. Daar zouden we toch iets moeten aan doen naar de volgende legislatuur toe. Ook omdat wij allemaal een dagje ouder worden en het niet meer zo goed aankunnen. We verdrinken in het aantal officiële procedures.

Ik ben ervan overtuigd dat er heel wat mensen in Kontich geïnteresseerd zijn in erfgoed die niet bij onze werking betrokken zijn, maar die schrik hebben van al dat technische. Daar moeten we voor opletten. Een vast item op onze vergadering is bijvoorbeeld: welke adviezen hebben we verleend en wat is de reactie van het schepencollege daarop? Dat neemt te veel tijd  in beslag. Wat zou helpen is een ondersteuningsplatform. Een goed, liefst digitaal, platform waarop dergelijke dingen vóór de vergadering gezet worden, zodanig dat de vergaderingen zelf ontlast worden en vlotter verlopen.

Dan is er ook meer tijd om thematisch te gaan werken. Vandaar dat ik een cursus gevolgd heb bij Histories. Hoe kunnen wij jong bloed aantrekken? Ik wil nog veel doen, maar ik voel toch dat ik aan het einde van mijn adem ben. Het is niet meer aan mij. Er moeten jongere mensen in de plaats komen. Ik zie nog wel eens dat dingen blijven bestaan omdat mensen denken dat het zonder hen niet zal gaan. Maar zo denk ik niet. Als het niet zonder ons kan gaan, dan gaat het niet. Punt. Dat is een teken dat de gemeenschap daar geen nood aan heeft.

BEDOEL JE DAT ALS JE THEMATISCH ZOU GAAN WERKEN, JE MISSCHIEN VRIJWILLIGERS ZOU AANTREKKEN DIE SPECIFIEK VOOR DAT THEMA NAAR EEN ADVIESRAAD ZOUDEN KOMEN?

Dat is een fout geweest van het verleden: we hebben dat te weinig toegepast. Je kan maar leren. Het lokaal bestuur heeft geprobeerd het participatiebeleid scherper te krijgen door een zelfevaluatieformulier op te stellen samen met De Wakkere Burger. Bijvoorbeeld “Onze adviesraad is voldoende divers samengesteld. We trekken verschillende groepen aan: zowel mannen als vrouwen”. Ja, dat is al een probleem. We hebben bijna geen vrouwen. Die test was een eye-opener.

ZIJN ER BEPERKINGEN AAN EEN ADVIESRAAD?

Je bent máár een adviesraad. Uiteindelijk beslissen wij niks. Dat heeft zijn voordelen: je kan scherper zijn. Maar dat heeft ook zijn beperkingen. Activisme is soms nodig en als dat nodig is dan doen we dat, maar we zijn geen activistische groep hé. We zijn ook geen heemkundige kring. Die zijn met concrete dingen bezig, niet zozeer met beleid. Voor een adviesraad is het moeilijker om mensen te vinden omdat we veel minder een actieve, creatieve-handen-uit-de-mouwen-werking hebben. We zijn meer denkers dan doeners en niet iedereen voelt zich geroepen om mee na te denken.

EN HEB JE NOG TIPS VOOR ANDERE ERFGOEDVRIJWILLIGERS EN/OF ERFGOEDRADEN?

Verdrink niet in te veel adviezen. En probeer als adviesraad ook focus te houden. Als men de raden binnen een gemeente te veel laat samengaan, dan verlies je die focus. Je moet kort op de bal spelen, zeker wat archeologie betreft, want je krijgt maar vijftien dagen tijd om advies te geven. En probeer op een objectieve en geargumenteerde manier advies te geven. Niet alleen uit het hart, want je moet argumenten hebben.

 

Wil je te weten komen hoe ook jij goed geargumenteerde adviezen formuleert? Op deze pagina vind je verschillende tips en tricks rond (lokale) beleidsbeïnvloeding.

Jo Lommelen, voorzitter van de Kamer van Heemkunde van Mol,

Jo Lommelen, voorzitter van de Kamer van Heemkunde van Mol, vertelt hoe je ervoor zorgt dat de gemeente je gekke initiatieven waardeert

Jo Lommelen, voorzitter van de Kamer van Heemkunde van Mol, vertelt hoe je ervoor zorgt dat de gemeente je gekke initiatieven waardeert

Jo Lommelen, voorzitter van de Kamer van Heemkunde van Mol,

Jo Lommelen is voorzitter van de Kamer van Heemkunde van Mol. Zijn vereniging werkt heel nauw samen met de gemeente: ze delen zelfs een deel van het gebouw met het gemeentearchief! Benieuwd hoe zij hun gekke ideeën werkelijkheid zien worden met de steun van de gemeente? Lees dan snel verder.

We spreken jou uiteindelijk zonder de archivaris van Mol, maar eigenlijk had je hem er graag bij gehad?

Wij hebben geen geheimen voor de gemeente. De samenwerking is zeer goed. De archivaris is zelfs lid van onze raad van bestuur net zoals de verantwoordelijke schepen, mét stemrecht.

Jullie werking lijkt heel hard vervlochten met elkaar.

Wij zitten in hetzelfde gebouw. Onze collecties lopen door elkaar. We weten niet meer wat van wie is. In onze statuten staat dan ook dat onze collectie naar de gemeente gaat, mochten we ophouden te bestaan. Intussen komen nieuwe schenkingen die binnenkomen meteen op naam van de gemeente. Het belangrijkste is dat het erfgoed bewaard blijft.

Hoe komt het dat jullie zo’n sterke positie hebben ten opzichte van het archief?

Volgend jaar bestaat de heemkundige kring vijftig jaar. Wij zijn veel ouder dan het archief van Mol. Het is zelfs dankzij de heemkundige kring dat er een gemeentelijk archief is ontstaan. Onze eerste voorzitter had heel goede banden met de toenmalige rijksarchivaris en hij heeft ervoor gezorgd dat het oude archief van Mol, Balen en Dessel – vooral pre-Napoleon – terug naar Mol is gekomen. De gemeente moest dan wel een archivaris in dienst nemen. Diezelfde voorzitter is toen parttime archivaris geworden.

En werken jullie ook echt samen met het archief?

Op donderdag zijn alle diensten van de gemeente open tot 19u. Dan zijn wij ook daar. We vangen heel veel mensen op die met specifieke vragen komen. Vragen die binnenkomen rond genealogie, worden meteen naar mij gestuurd want ik ben daar al 40 jaar mee bezig. Wij helpen ook voor een stuk bij het archiefwerk. Daarvoor hebben we expertise in huis. Er is bijvoorbeeld een vrijwilliger die een krak is op het gebied van fotografie en een IT’er die een krak is op het gebied van fotobewerking. Die mensen steken daar met hart en ziel hun tijd in. Tijd die de medewerkers van het archief niet op overschot hebben.

Jullie weten wat jullie aan elkaar hebben?

Onze vrijwilligers brengen allemaal hun expertise binnen.

Herstelling waterrad

Het personeel zorgt dat het archief heel mooi op orde blijft en toegankelijk is. Maar een archivaris moet niet kunnen metselen of verstand hebben van windmolens of bakovens. Onze vrijwilligers brengen allemaal hun expertise binnen. Zelf ben ik de handige Harry in huis. Ik heb opnieuw een rad gehangen aan de oude watermolen van Mol. Aan de windmolen Ezaart hebben we een broodoven van 1m90 diep gezet. Het wolwashuisje, een laatste restant van de Molse wolindustrie, heb ik gerestaureerd samen met  vzw KEMP. Ook het pesthuisje in Postel, dat gebeurde in samenwerking met mijn vroegere werkgever. Ik werkte tot drie jaar geleden als opvoeder in de gemeenschapsinstelling van Mol en één dag per week nam ik een van die gasten mee buiten de instelling. In plaats van hen in het atelier een muurtje te laten metsen, ging ik daar écht mee metselen. Maar er zijn bij ons ook vrijwilligers die een totaal andere inbreng hebben. Dat verrijkt de werking van het archief.

En krijg je er veel waardering voor?

Het gemeentebestuur apprecieert ons enorm. Waar ze in het archief op papier mee bezig zijn, brengen wij in beeld. Ze waarderen onze gekke initiatieven.

Het gemeentebestuur apprecieert ons enorm. Waar ze in het archief op papier mee bezig zijn, brengen wij in beeld. Ze waarderen onze gekke initiatieven. Zo gaan we, naar aanleiding van de restauratie van het gemeentehuis, een tentoonstelling organiseren. In Mol hebben we een gemeentehuis van in 1804, zo nog echt één van Napoleon, knal voor de kerk. In mei ‘24 is de restauratie klaar. We richten er een tentoonstelling over in, waar we dan mee kunnen uitpakken. De toeristische dienst springt hier graag op, maar wij komen bij die activiteiten natuurlijk ook zelf in beeld.

Het gemeentebestuur heeft veel aan jullie. Hebben jullie ook veel aan het bestuur?

Wij trekken het gemeentebestuur mee in ons enthousiasme en krijgen op die manier wat we willen. Wij brengen de expertise binnen waarmee we buiten de lijntjes kunnen kleuren.

Het bouwen van een bakover

Wij trekken het gemeentebestuur mee in ons enthousiasme en krijgen op die manier wat we willen. Wij brengen de expertise binnen waarmee we buiten de lijntjes kunnen kleuren. De gemeente betaalt, dus het mes snijdt langs twee kanten. Ik laat de schepen heel graag dat lintje doorknippen. Die is dan zo blij als iets, maar dat mag hé. Intussen staat er wel een authentiek bakhuis aan de windmolen van Ezaart.

Wij hebben ook nog nooit huur betaald. We mogen gebruik maken van de lokalen van het archief.

De samenwerking zorgt er ook voor dat deuren naar externe partijen voor ons opengaan. In 2016 hadden we met de heemkring een tentoonstelling over de vluchtelingen die richting Uden trokken. Toen we daarvoor opzoekingen deden bij het Brabants Historisch Informatie Centrum in ‘s-Hertogenbosch is onze toenmalige archivaris meegegaan. Zo iemand officieel bijhebben maakte indruk. En in 2018 wilden we een tentoonstelling houden over de Brocqueville, de minister van Oorlog tijdens de Eerste Wereldoorlog, een Mollenaar. Daar konden we natuurlijk alleen in Mol mee uitpakken. Zijn kleinzoon die op het kasteel woonde was lid van onze vzw. Wij dus – de archivaris en ik – naar dat kasteel. De tentoonstelling op het kasteel dat we ter beschikking kregen, werd een gigantisch succes. De mensen wilden het kasteel graag eens vanbinnen zien.

Zijn er nog dingen die belangrijk zijn om succes te hebben als erfgoedvereniging?

Wij hebben geen ego’s binnen onze kring. We schrijven onze artikels en boeken allemaal onder de vlag van de vzw. Zelfs onze archivaris en één van de vaste archiefmedewerkers, die prachtige boeken schrijven, geven hun boeken uit via de heemkundige kring. Niemand van ons gaat dus met de pluimen lopen.

Twee jaar geleden kwam er een gepensioneerde onderwijzer van de gemeente Mol naar mij. Hij was van kleins af aan gefascineerd door een tramlijn die vroeger van Turnhout naar Zichem reed en Mol passeerde. Hij wou er een boek over schrijven. Als heemkring hebben we hem daarbij geholpen. We hebben ook samen met die man een tentoonstelling over de tram uit de grond gestampt. Gigantisch succes! Meer dan duizend bezoekers gehad. Dat was niemand van ons bestuur hé, maar we hebben hem wel geholpen. Het boek is door ons uitgegeven. We hebben er ons broek aan gescheurd, maar dat is niet erg. Zo’n mensen moet je direct bij de kraag pakken. Het is een prachtig nostalgisch naslagwerk geworden over de tram in Mol.

Is er nog iets dat jullie succes kan verklaren?

Ik heb een kop die heel gemakkelijk verkoopt en herkenbaar is. Maar goed, daar kan ik niets aan doen. Ik ben de Heemkring niet. Dat zijn wij allemaal samen. Maar ik ben wel dikwijls het uithangbord. De fotograaf van de gazet zet graag mijne kop in de krant. Heeft dat te maken met mijn uiterlijk? Dat kan hé. Maar of andere erfgoedverenigingen dit als tip kunnen gebruiken? Wie weet.

Zijn er ook dingen waar je niet genoeg invloed over hebt?

De oude gebouwen van de Gemeenschapsinstelling van Mol, daar zit de kunstacademie nu in. Dat is een prachtige site. Daar zou plaats kunnen zijn voor de collectie van het Torenmuseum dat recent weg moest uit het gemeentehuis. Maar dat krijgen we er nog niet door.

Verder … Wij moeten verhuizen. Wij zitten nu boven het archief en we moeten naar beneden. We hebben tegen de architect gezegd dat we niet verhuizen zonder de oude schepentafel van de gemeente Mol die we bewaren of zonder onze boekencollectie. En we hebben er onze eisen allemaal doorgekregen. Omdat ze weten dat wij recht van spreken hebben.

Wat is je ultieme tip voor andere erfgoedverenigingen?

Werking binnen de Kamer van Heemkunde van Mol.

Zorg dat je een heel zichtbare meerwaarde kan geven aan de gemeente. En zoek mensen bij elkaar met uiteenlopende interesses en vaardigheden. Soms krijg je iemand die zich aanbiedt als vrijwilliger. Maar soms moet je er ook zelf naar op zoek. Zo hebben we het gepresteerd dat twee van onze vrijwilligers, bestuursleden, bezig zijn met de historische perceelstudie van de gemeente Mol. Een van hen heeft altijd op een notariaat gewerkt, dus die weet waar hij mee bezig is. En onze laatste aanwinst is een dame die altijd in het onderwijs heeft gestaan. Die is nu bezig met de Franse periode uit te spitten. Mensen die in het onderwijs gestaan hebben zijn vaak punctueel. Ja, dat is plezant. Zoek mensen die aanvullende expertise hebben en niet alleen aanvullend op elkaar, maar ook bijvoorbeeld op het archief. En zorg dat je er zichtbaar mee wordt. En nog iets: durf initiatief nemen, hoe gek het ook mag zijn.

Wil je meer te weten komen over hoe ook jouw gekke ideeën gewaardeerd kunnen worden door je gemeente? Op deze pagina vind je verschillende tips en tricks rond (lokale) beleidsbeïnvloeding. 

Karel Govaerts van het Gevangenismuseum van Merksplas

Karel van het Gevangenismuseum in Merksplas vertelt hoe ze hun waardevol erfgoed beschermen

Karel van het Gevangenismuseum in Merksplas vertelt hoe ze hun waardevol erfgoed beschermen

We gingen in gesprek met Karel Govaerts, secretaris van het Gevangenismuseum in Merksplas. Hij deelt zijn ervaringen in de strijd van het museum voor het behoud en de bescherming van Merksplas-Kolonie.

Hoe hebben jullie ervoor gezorgd dat het Gevangenismuseum haar plaats verzekerde op het domein van Merksplas-Kolonie? Hoe zijn jullie van start gegaan?

Karel Govaerts van het Gevangenismuseum van Merksplas

Met ‘de voetmars op Wortel-Kolonie’ in 1995, een protestwandeling voor het behoud van het erfgoed, plaatste vzw Convent uit Hoogstraten het waardevolle erfgoed een eerste keer in de kijker. Aansluitend hielden we een debat waarop belangrijke politici waren uitgenodigd. Dit zorgde voor een breed draagvlak, zowel bij de lokale bevolking als bij diverse overheden. Het lobbywerk beperkte zich niet tot het lokale niveau. Van in het begin waren politici uit de nationale politiek, zoals Vlaams minister-president Luc Van den Brande, aanwezig tijdens publieksactiviteiten. Daar is voor de overheden de klik gekomen: dit mag niet verloren gaan. Vanaf dan is men afgestapt van het idee om op het domein gebouwen te zetten en wou men het landschap beschermen. Uiteindelijk is die bescherming gerealiseerd in 1999. Op provinciaal niveau leidde de ijver voor het beschermen van Merksplas-Kolonie en Wortel-Kolonie tot de oprichting van Kempens Landschap, dat intussen veel domeinen in de provincie Antwerpen onder de hoede heeft.

Je vertelde net hoe jullie draagvlak gecreëerd hebben op politiek vlak. Hoe hebben jullie draagvlak gecreëerd bij de lokale bevolking?

Om te weten te komen of er voor zo’n verhaal belangstelling was, namen we deel aan de Open Monumentendagen van 1998. We organiseerden een tentoonstelling en gegidste wandelingen. We maakten er veel tamtam rond: we lieten een lintje knippen door Gisleen Van Belle, de directeur-generaal van het gevangeniswezen, en de minister-president van Vlaanderen, Luc Van den Brande. Op twee dagen tijd kregen we 2000 bezoekers over de vloer. Daarnaast boden er zich ook 25 mensen aan die wilden meewerken. Sindsdien organiseren we jaarlijks een tijdelijke tentoonstelling met een andere invalshoek om de interesse van het publiek rond het thema vrijheidsberoving hoog te houden.

“Jaarlijks organiseren we een tijdelijke tentoonstelling met een andere invalshoek om de interesse van het publiek rond het thema vrijheidsberoving hoog te houden.”

Hoe ging het verder na de mars op Wortel-kolonie en de Open Monumentendag in 1998?

Activiteit voor kinderen in het Gevangenismuseum in Merksplas

We gingen proactief te werk. Het Gevangenismuseum dacht meteen op langere termijn, stelde zich cruciale vragen over volgende stappen en was zich telkens bewust van eventuele gevolgen. Toen we het museum oprichtten, kozen we er bewust voor om met jaarlijkse tentoonstellingen te beginnen. Want zolang er restauraties liepen gingen we geen definitief onderkomen hebben, en een plek inrichten en er dan uitvliegen zagen we ook niet echt zitten. Wachten met een tentoonstelling tot na de restauratie was dan weer geen optie, want dan wisten de mensen niet meer dat wij met een Gevangenismuseum wilden beginnen. Wat vaststond was dat de rode draad door die jaarlijkse tentoonstellingen vrijheidsberoving zou zijn. Maar als we voor de eerste tentoonstelling al meteen gingen kiezen om over de landlopers van Merksplas te praten, ja, dan hingen we vast aan dat thema. Dan verwacht men dat het Gevangenismuseum alleen maar vertelt over de landlopers van Merksplas. Eigenlijk zagen we dat veel ruimer, we wilden er een Belgisch verhaal van maken.

Waarom kozen jullie ervoor om een Belgisch verhaal te vertellen?

Het thema vrijheidsberoving is bij uitstek een maatschappelijk relevant thema. Het raakt aan een grondrecht dat ingeperkt wordt indien de maatschappelijke orde in gevaar is en hersteld moet worden. Het museum wil meer vertellen dan de geschiedenis van de landlopers, het wil ook het verhaal van het gevangeniswezen in België belichten. Daarvoor werd in gesprek gegaan met Justitie.

Ons doel? Een nieuwe insteek belichten over moderne en alternatieve vormen van straffen, de effecten van detentie, de fundamentele bedoeling van bestraffing en vormen van bestraffing, … Alternatieve straffen komen in ons huidig museumverhaal eigenlijk nu nog niet voldoende aan bod, maar in het nieuwe verhaal gaan we dat wel doen. Vandaar dat we ook relaties zijn gaan opbouwen met het Agentschap van Justitie en Handhaving. Wij hebben in voorbereiding op ons nieuw museum een denkdag georganiseerd. Dan zijn we op Vlaams niveau gaan kijken naar wie de topexperts zijn die ons daarbij kunnen helpen.

Wij hebben in voorbereiding op ons nieuw museum een denkdag georganiseerd. Dan zijn we op Vlaams niveau gaan kijken naar wie de topexperts zijn die ons daarbij kunnen helpen.

Dit klinkt allemaal erg doordacht. Hadden jullie hulp van buitenaf? Hoe hebben jullie je expertise opgebouwd?

Het museum raadpleegde verschillende specialisten en bezocht andere musea om de eigen expertise te vergroten. Eerst bezochten we het Nationaal Gevangenismuseum in de Kolonie van Weldadigheid in Veenhuizen (Nederland). We vonden dat destijds niet zo’n goed voorbeeld, maar daaruit konden we wel veel leren. Omdat we een Belgisch verhaal over het gevangeniswezen wilden vertellen en inhoudelijk advies nodig hadden, zijn we ook meermaals gaan praten met de opeenvolgende ministers van justitie. Om meer te weten te komen over alternatieve strafuitvoering hebben we bijvoorbeeld werkrelaties opgebouwd met Vlaamse topexperts zoals Paul Drossens, rijksarchivaris in Gent en gespecialiseerd in justitie, en Eric Maes, doctor in de criminologische wetenschappen en verbonden aan het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie. We zijn ook gaan praten met Tom Goossen, directeur van de justitiehuizen in Turnhout en Mechelen. Expertise komt hier ook van onze eigen vrijwilligers. Daar zitten veel oud-cipiers en hun familie bij.

Personen die in een gevangenis zitten, zijn vaak mensen die afwijkend gedrag vertonen. Daarom gingen we op zoek naar de wetenschappelijke denkers die zich verdiepten in deze materie. Zo kwamen we terecht bij het Museum Dr. Guislain in Gent. We voelden het meteen: we zaten op dezelfde golflengte. De ondersteuning van het Museum Dr. Guislain beperkte zich niet alleen tot het inhoudelijke, maar was ook van logistieke aard. Al die vitrinekasten die hier staan, die hebben wij van hen gekregen.

Je vertelt dat jullie bij verschillende andere instellingen zijn gaan aankloppen voor expertise. Hebben jullie ook samengewerkt met andere instellingen?

“Via samenwerking met diverse lokale partners zoals Natuurpunt, Wortel en de Gidsengroep Merksplas zorgden we voor lokale verankering en daardoor is dit museum niet zomaar naar een andere regio over te plaatsen.”

Het museum koos ervoor om niet enkel het verhaal van de strafuitvoering te vertellen, maar via samenwerking met diverse lokale partners zoals Natuurpunt, Wortel en de Gidsengroep Merksplas zorgden we voor lokale verankering en daardoor is dit museum niet zomaar naar een andere regio over te plaatsen. Het werd een uniek verhaal op een unieke locatie. In de marketing heet dat een Unique Selling Point. Hierdoor kan het museum niet zomaar naar een andere regio verplaatst worden. Het werd ook makkelijker om verbinding te vinden bij verschillende (toeristische) diensten van de omgeving. Wij zeggen zelf altijd: “De verhalen druipen hier van de bomen.”

En als je nu één tip moet geven aan andere erfgoedvrijwilligers, wat zou die zijn?

Samenwerken is de sleutel tot succes. Zonder de samenwerking met diverse diensten, politieke niveaus en experten (zowel intern als extern) zou het er vandaag helemaal anders uitzien. We hadden ook altijd een goede verstandhouding met het lokale bestuur. Als je als vrijwilligersorganisatie een initiatief wil opzetten waarbij je ondersteuning of financiering nodig hebt, dan moet je jezelf altijd de vraag stellen: ‘Hoe wordt de sponsor of subsidiegever er zelf beter van?’ Zodat het een win-winsituatie wordt.

Wil je meer te weten komen over hoe je draagvlak creëert voor jouw erfgoed? Op deze pagina vind je verschillende tips en tricks rond (lokale) beleidsbeïnvloeding. 

Eigen vereniging analyseren

Lokale beleidsbeïnvloeding: 4 invalshoeken om te zien of belangenbehartiging iets voor jou is

Lokale beleidsbeïnvloeding: 4 invalshoeken om te zien of belangenbehartiging iets voor jou is

Eigen vereniging analyseren

Als erfgoedvereniging maak je de afweging of je aan lokale beleidsbeïnvloeding wil doen en hoe je dat wil doen. Dit kan in aanloop naar verkiezingen zijn, maar ook doorlopend. Het kan door het opmaken van een concrete nota voor politici en beleidsmakers of door je te richten tot het publiek.

Er zijn twee kenmerken van je vereniging en twee logica’s binnen je organisatie die meespelen bij deze keuzes.

TWEE KENMERKEN: VRIJWILLIG & COLLECTIEF

Vrijwillig | Je groep bestaat uit vrijwilligers. Je kan hen dus niets opleggen om te doen of te zeggen. Je moet hen aanspreken en motiveren vanuit hun passie, diverse motivaties, betrokkenheid, tijd, capaciteiten, …. Hoe zit het met die vrijwillige betrokkenheid?

Collectief | Mensen sluiten zich aan bij je vereniging omdat ze geloven dat er samen meer kan bereikt worden dan alleen of omdat het samen fijner en interessanter is. Hoe zit het met die collectieve kracht van je werking? Wordt deze goed benut?

TWEE LOGICA’S: LIDMAATSCHAP & MAATSCHAPPELIJKE RELEVANTIE

Enerzijds zet je in op het onderling verbinden van mensen met eenzelfde passie (lidmaatschap). Je luistert naar hen en speelt in op hun noden. Anderzijds wil je als vereniging of gemeenschap invloed hebben, maatschappelijk relevant zijn of bijdragen aan lokaal beleid.

Wil je invloed hebben, dan moet je rekening houden met beide logica’s. Beide zijn nodig en versterken elkaar. Ze hebben wel een andere aanpak nodig. Dit kan spanning geven. Stel dat je gaat werken op thema’s die jouw leden belangrijk of interessant vinden, maar die naar buiten toe niet zo relevant blijken te zijn? Misschien zijn er dan andere accenten nodig. Speelt dit spanningsveld binnen je werking en hoe ga je daarmee om?

Ga aan de slag
Stel jezelf de volgende vragen:​​

  • Hebben de leden van onze vereniging tijd of zin om iets voor het brede publiek te organiseren? Of is er niemand die dit op zich neemt?
  • Klagen we tegen elkaar dat er geen nieuwe mensen bijkomen? Staan we open voor de aanpak van nieuwe mensen?
  • Weten we hoe er over onze werking gedacht wordt bij beleidsmensen en het publiek?
  • Vinden we het belangrijk om in onze werking rekening te houden met wat er leeft in de maatschappij?
  • Op wie hebben wij invloed en hoe belangrijk vinden we dat? Wat zijn onze troeven en werkpunten?

troeven en werkpunten van je erfgoedvereniging of -gemeenschap

Wil je meer te weten komen over hoe beleidsbeïnvloeding in je werking past?

Klik hier voor een vormingsvideo, gegeven door David Nassen (expert bij IDEA).

Bekijk en print de informatie via deze link.

 

Wil je meer te weten komen over hoe je nieuwe leden aantrekt, draagvlak creëert en samenwerkt met andere verenigingen om lokaal erfgoed te beschermen? Op deze pagina vind je verschillende tips en tricks rond (lokale) beleidsbeïnvloeding.

Vijf tendensen om rekening mee te houden

Lokale beleidsbeïnvloeding: 5 tendensen om rekening mee te houden

Lokale beleidsbeïnvloeding: 5 tendensen om rekening mee te houden

ÉÉN INTEGRAAL LOKAAL MEERJARENPLAN

Gemeenten maken via de Beleids- en Beheerscyclus (BBC) één meerjarenplan over alle thema’s. Er is dus geen apart plan rond erfgoedbeleid.

Ja, en?
Publieke ruimte, levenslang leren, verenigingen, vrijetijd,… zijn in de praktijk vaak kapstokken van de meerjarenplannen. Hoe linkt erfgoed aan deze thema’s en waar zit de uniciteit van erfgoedverenigingen? Hoe zijn cultureel erfgoed en onroerend erfgoed verbonden?

Wat nu?

  • Hoe linkt jouw werking met andere beleidsdomeinen en -thema’s?​
  • Wat is uniek aan je werking of vereniging? Wat is uniek aan erfgoed?

AANDACHT & (SOCIALE) MEDIATISERING

De aandachtsmaatschappij is een realiteit. Een massa info komt op ons af, onder meer via sociale media. Iedereen schreeuwt om aandacht en ook de politiek mediatiseert. ​

Ja, en?
Wil je aandacht krijgen? Dan is investeren in tijd en expertise nodig. Denk in termen van media-aandacht. Een relevant verhaal of een boodschap die aanspreekt is essentieel.​​

Wat nu?

  • Heb je communicatie-expertise in je werking of weet je waar die te vinden is? ​
  • Wat is je boodschap en is deze relevant voor de (lokale) media en bevolking?

NIEUWE VERENIGINGSVORMEN

Er ontstaan nieuwe vormen zoals burgercollectieven. Ook adviesraden zoals de erfgoed- of cultuurraad veranderen (vrijetijdsraden, tijdelijke platformen, …).

Ja, en?
Mensen groeperen zich niet meer alleen in klassieke verenigingen. Overleg met beleid en politiek gebeurt dus niet alleen via klassieke adviesraden.​

Wat nu?

  • Zijn er platformen waarmee je kan samenwerken? Kan je als vereniging ook nieuwe werkvormen toepassen?​
  • Is jullie werking afgestemd op evoluerende adviesorganen?

DIVERSE VORMEN VAN POLITISEREN

Beleidsbeïnvloeding kan je zien als ‘politiserend werken’ vanuit het middenveld: je draagt bij aan het publieke debat over hoe de samenleving vorm moet krijgen. Dit kan via participatieraden, protestacties, leefstijl-politiek (het voorbeeld geven) of door als vereniging zelf een dienst aan te bieden (in plaats van de overheid).

Ja, en?
Er zijn meer manieren dan een nota schrijven of een politiek debat organiseren. Een werkwijze moet passen bij je eigen organisatie en leiden tot resultaat of impact.​

Wat nu?

  • Welke werkwijze past bij jullie werking? Welke wijze zou nuttig kunnen zijn?

VERANDEREND POLITIEK LANDSCHAP

Lokaal ontstaan nieuwe partijen en coalities. Gerichte gesprekken met dé toekomstige schepen of input geven voor een bestuursakkoord is niet meer zo evident. De periode van verkiezing (met het oog van politici op de publieke opinie) is niet die van beleidsuitvoering.

Ja, en?
Invloed op partijen en politici is steeds moeilijker in verkiezingstijd. De publieke opinie meekrijgen is belangrijk. En tijdens de legislatuur krijgt beleid echt vorm, dan moet je betrokken zijn.

Wat nu?

  • Hoe en met welk verhaal ga je als vereniging naar de burger?​
  • Hoe bouw je aan een duurzaam partnerschap met ambtenaren en politiek tijdens een legislatuur?

 

Wil je meer weten over deze vijf tendensen en ontwikkelingen?

Klik hier voor een vormingsvideo, gegeven door David Nassen (expert bij IDEA).

Bekijk en print deze informatie via deze link.

 

Wil je meer te weten komen over hoe je nieuwe leden aantrekt, draagvlak creëert en samenwerkt met andere verenigingen om lokaal erfgoed te beschermen? Op deze pagina vind je verschillende tips en tricks rond (lokale) beleidsbeïnvloeding.

Meedenkers over beleidsbeïnvloeding onder weg.

Lokale beleidsbeïnvloeding: hoe gedeelde belangen en waarden leiden tot een beter resultaat

Lokale beleidsbeïnvloeding: hoe gedeelde belangen en waarden leiden tot een beter resultaat

Groepje erfgoedvrijwilligers in gesprek in een grote aula

Wil je als erfgoedvrijwilliger mee aan de knoppen draaien in het lokale beleid? Dan loont het om verder te kijken dan je eigen standpunt en op zoek te gaan naar gedeelde waarden en belangen. In deze praktijktip ontdek je hoe je dat aanpakt, zodat je samen met anderen een beter resultaat kan bereiken voor je lokaal erfgoed. Lees snel verder!

HET BELANG VAN DIALOOG

“StandPUNTen zetten altijd ergens een PUNT achter” (S. Kiloby).

Belangenbehartiging en beleidsbeïnvloeding worden vaak versimpeld tot het verdedigen van je standpunt of het weerleggen van het standpunt van een ander. Een verschil in standpunten leidt vaak tot discussie en soms zelfs tot een patstelling en stilstand.

Beleidsbeïnvloeding gaat echter ook over samenwerken met andere organisaties, met de gemeente of andere overheden. Samenwerking kan leiden tot een beter beleid waar de gemeenschap baat bij heeft. Inzicht krijgen in de achterliggende belangen en motieven voor de standpunten van anderen, zet aan tot dialoog. Zo kan je tot een win-win komen.

LEREN SAMENWERKEN MET EEN ANDERE ORGANISATIE: MODEL

In onderstaand model worden de standpunten, belangen en waarden van twee organisaties weergegeven in de vorm van een driehoek. Het gebied van ‘win-win’ situeert zich onderaan in het midden. Op het niveau van standpunten is er geen overlapping. Op het niveau van belangen en waarden is er wel aansluiting mogelijk tussen de organisaties. Je kan het model gebruiken om een bepaalde samenwerking uit te bouwen of te versterken.

Afbeelding van twee piramides bestaande uit standpunten, belangen en waarden. Tussen beide is er een overlappingen bij waarden.

Naar Kaats, E. & Opheij, W. (2013). Leren samenwerken tussen organisaties. Deventer: Kluwer​

  • Standpunten zijn meningen over of oplossingen voor een (vaak eng gedefinieerd) probleem, …​
  • Belangen kunnen individueel zijn of gelinkt aan een organisatie: een bestuurder heeft een belang, maar ook de vereniging. Een ambtenaar kan een belang hebben (werken binnen een toegewezen budget, werk-privébalans, …), maar ook de gemeente heeft belangen (algemene begroting in evenwicht, goede dienstverlening aan burgers, …). Belangen kunnen ook gedeeld worden in een samenwerking.​  “Waarom is een bepaald standpunt van belang voor jou of je organisatie?” is een handige hulpvraag.​
  • Waarden: “Wat is waardevol voor jullie?”, “Wat is BELANGrijk?” bij een bepaald belang. “Waarom is dat standpunt of belang zo belangrijk?”, Welke meerwaarde geeft een bepaalde oplossing?”, … Stel deze vragen in je eigen werking en aan je belanghebbenden.​

Standpunten: voorbeelden

  • Standpunt erfgoedvereniging: een werkingssubsidie moet behouden blijven; ons archieflokaal moet hersteld worden, …​
  • Standpunt gemeente: we zetten in op thematische projectsubsidies; archief wordt gecentraliseerd, …​

Belangen: voorbeelden

  • Belangen erfgoedvereniging: de werking en bestaanszekerheid van de vereniging, het beschermen van waardevolle archiefstukken, aandacht voor erfgoed, levenswerk van een bestuurder, het kunnen uitgeven van een boek, …​
  • Belangen gemeente: verantwoordelijkheid in diverse beleidsdomeinen, versterken van alle verenigingen, rol in intergemeentelijke samenwerking om erfgoed te borgen, bijleren als jonge ambtenaar, bijna op pensioen zijn, …​

Waarden: voorbeelden

  • Waarden erfgoedvereniging: vrijwilligerswerk, ontmoeting, respect voor het verleden, …. ​
  • Waarden gemeente: betrekken van de burger, waarde van vrijwilligerswerk, eigenheid van de gemeente, …​

VERDER AAN DE SLAG MET DEZE PRAKTIJKTIP?

Klik hier voor een vormingsvideo, gegeven door David Nassen (expert bij IDEA).

Bekijk en print de informatie via deze link.

Wil je meer te weten komen over hoe je nieuwe leden aantrekt, draagvlak creëert en samenwerkt met andere verenigingen om lokaal erfgoed te beschermen? Op deze pagina vind je verschillende tips en tricks rond (lokale) beleidsbeïnvloeding.

Vereniging(en) aan het woord

Lokale beleidsbeïnvloeding: hoe je in grote groep of juist met je expertise het lokaal beleid beïnvloedt?

Lokale beleidsbeïnvloeding: hoe je in grote groep of juist met je expertise het lokaal beleid beïnvloedt?

Vereniging(en) aan het woord

​‘Er moet naar ons geluisterd worden, want wij zijn een grote en relevante groep vrijwilligers’;
Wij spreken namens dé erfgoedvrijwilligers rond thema X of Y’;
Zijn jullie wel representatief?

Dit zijn uitspraken die vaak gebeuren in de context van belangenbehartiging. Spreken vanuit ‘vertegenwoordiging’ en je baseren op de kracht van ‘een aantal of relevante groep’ is echter één invalshoek.

Een andere invalshoek kan zijn om je rol in beleidsbeïnvloeding te laten vertrekken vanuit een specifiek onderwerp of thema waarin jullie expertise hebben. Een keuze voor de ene of andere invalshoek is afhankelijk van je context en vraagt een andere aanpak. Hieronder kun je zien welke strategie het best aansluit bij de context van je werking en de visie of ambities van je vereniging. (Naar Bert Fraussen)

BELEIDSBEÏNVLOEDING VANUIT VERTEGENWOORDIGING EN DE KRACHT VAN HET AANTAL

  • De focus ligt op de groep, vereniging of gemeenschap die je wil vertegenwoordigen.

Bv. de heemkundige kring, de inwoners van een deelgemeente en hun processie, een wijk rond een kapelletje, de metaaldetectoristen, …

  • Een relatief grote groep is betrokken bij je werking. Dat hoeft niet enkel om formele leden te gaan, maar kan ook gaan over regelmatige deelnemers, volgers, sympathisanten, … Wees zelfkritisch: een lange lijst van passieve of pro-formaleden werkt contraproductief voor je relevantie.
  • Het is helder wie je representeert en je kan die representativiteit ook onderbouwen.

Bv. Focus je op één groep: 60+-ers bezig met familiekunde, of richt je op de brede groep. Wees dan wel daadwerkelijk representatief voor deze grote en gevarieerde groep.

  • Je hebt zicht op wat leeft bij je leden en achterban, maar je kan hen ook mobiliseren om collectief je boodschap uit te dragen of zich te engageren in de gemeenschap.
  • Door samenwerking aan te gaan met partners en verenigingen met soortgelijke uitdagingen of dezelfde interesses, kan je de kracht van het getal vergroten.

BELEIDSBEÏNVLOEDING VANUIT EXPERTISE

  • Je vertrekt vanuit een thema of specifiek onderwerp.

Bv. het terug laten leven van een kermis of processie, straatnamen, aandacht voor archeologie of metaaldetectie op een bepaalde site, een archiefruimte…

  • Hebben jullie de nodige autoriteit rond het thema of onderwerp bij overheden of andere erfgoedorganisaties?​
  • Vanuit kennis en expertise kan je ook met een kleine groep werken.
  • Benader je het thema of onderwerp waarop je wil inzetten vanuit zijn maatschappelijke of beleidsmatige relevantie? Koppel je het aan maatschappelijk of beleidsmatig relevante uitdagingen?

Bv. Wil je een processie of ritueel nieuw leven inblazen vanuit een groepje van 3 vrijwilligers die er vroeger mee bezig waren of koppel je het aan het heropbouwen van een dorpsidentiteit bij een groot aantal nieuwe jonge inwoners van een gemeente? Of een ander vb. Wil je inzetten op vrouwelijke straatnamen in het kader van meer genderevenwicht?

WIL JE AAN DE SLAG GAAN MET DEZE PRAKTIJKTIP?

Klik hier voor een vormingsvideo, gegeven door David Nassen (expert bij IDEA).

Bekijk en print deze informatie via deze link.

 

Wil je meer te weten komen over hoe je nieuwe leden aantrekt, draagvlak creëert en samenwerkt met andere verenigingen om lokaal erfgoed te beschermen? Op deze pagina vind je verschillende tips en tricks rond (lokale) beleidsbeïnvloeding.

Lokale beleidsbeïnvloeding: hoe kan je als erfgoedvrijwilliger het lokaal beleid beïnvloeden? 4 tips om te starten

Lokale beleidsbeïnvloeding: hoe kan je als erfgoedvrijwilliger het lokaal beleid beïnvloeden?
4 tips om te starten

Denk je er als erfgoedvrijwilliger aan om initiatief te nemen in aanloop naar de lokale verkiezingen van oktober 2024? Ontdek dan onze 4 tips:

  1. Denk na of bespreek met collega-vrijwilligers wat je wil bereiken of wat je bedoeling is met een nota of initiatief om te wegen op het beleid in aanloop van de lokale verkiezingen:
  • Wil je aan de politici laten horen wat er leeft en wat erfgoedvrijwilligers nodig hebben?
  • Wil je heel concreet enkele voorstellen in partijprogramma’s of in het toekomstige meerjarenplan van de gemeente krijgen?
  • Of wil je een toekomstvisie formuleren over de rol van erfgoedvrijwilligers in de gemeente?

Deze drie doelen zijn stuk voor stuk relevant, maar vragen een verschillende aanpak en andere kennis:

  • een goed zicht op wat leeft bij erfgoedvrijwilligers;
  • inzicht in de werking van de gemeente en toegang tot de schepenen of verantwoordelijke ambtenaren;
  • kennis en expertise rond tendensen in erfgoedbeleid en lokaal beleid.
  1. Maak een lijstje van zaken waarop je wil reageren. Zijn er dingen die de voorbije jaren niet goed gingen of die je anders zou willen in de werking van je gemeente? Neem eventueel verslagen van voorbije vergaderingen bij de hand en maak een overzichtje van wat jullie de voorbije jaren allemaal deden. Denk anderzijds ook eens na over wat de meerwaarde van erfgoedvrijwilligers kan zijn in de toekomst, ten goede van de gemeente of stad als geheel, voor de inwoners, verschillende diensten of beleidsdomeinen (cultuur, onderwijs, lokale economie, toerisme, …). Ga je voor een reactieve aanpak, waarbij je oplossingen zoekt voor problemen waarmee je werking vandaag wordt geconfronteerd? Of kies je voor een proactieve aanpak, waarbij je naar de toekomstige meerwaarde van je werking verwijst?
  1. Bekijk het huidige meerjarenplan van je gemeente of stad. Je vindt dat zeker op hun website. Hoe is dat plan opgebouwd? Hoe zijn de doelstellingen gestructureerd? Hoe concreet zijn actieplannen en acties? Zoek niet alleen op ‘erfgoed’, maar kijk ook bij andere thema’s: openbare ruimte, trage wegen, toerisme, lokale economie, sport, … Plan een gesprek met de lokale ambtenaar of schepen verantwoordelijk voor openbare ruimte, sport, …. En is er in jouw regio een erfgoedcel actief, neem dan ook eens een kijkje in hun plannen.
  1. Kijk wat de jeugdraad, sportraad of andere adviesraden en organisaties in je gemeente doen in aanloop naar de verkiezingen. Een goede bron van inspiratie is de website www.dewakkereburger.be met o.a. tips voor de opmaak van een prioriteitenlijst voor de komende gemeenteraadsverkiezingen.

Samen met Histories aan de slag om concrete stappen te zetten? Neem deel aan ons kennis- en leertraject of volg onze webinars.

Twee vrijwilligers bekijken een metaalvondst

Lokale beleidsbeïnvloeding: investeer je tijd waardevol en kom erachter wie je mede- en tegenstanders zijn

Lokale beleidsbeïnvloeding: investeer je tijd waardevol en kom erachter wie je mede- en tegenstanders zijn

Twee erfgoedvrijwilligers bediscussiëren iets

Als je wil wegen op het beleid, dan is het belangrijk om alle belanghebbenden in kaart te brengen. Via onderstaand model kan je je medestanders en tegenstanders in kaart brengen volgens twee kenmerken.

Ten eerste, op de horizontale as, op basis van de mate waarin je er een vertrouwensvolle relatie mee hebt.

Ten tweede, op de verticale as, op basis van de mate waarin je er inhoudelijk overeenstemming mee hebt.

Met andere woorden: wie moet je inhoudelijk informeren en met wie kan je de relatie verbeteren?​

Afbeelding over de mogelijke verhoudingen gebasseerd op verschillende relaties en inhoudelijke overeenstemmingen

 

‘COALITIEPARTNERS’

Met hen heb je inhoudelijk overeenstemming en een eerder zakelijk contact, niet gebaseerd op een vertrouwensrelatie. ​

  • Bv. een diensthoofd cultuur dat goed mee is met de uitdagingen op het vlak van erfgoed, maar waar je geen goede band mee hebt; een museumdirectie waar je niet vaak mee samenwerkt; …​
  • Met ‘coalitiepartners’ zet je in op heldere inhoudelijke afspraken en door hen goed inhoudelijk te informeren kan je de band versterken.​

‘OPPORTUNISTEN’

Ze blijven vaag rond hun inhoudelijke overeenstemming met jouw erfgoedwerking. Je kan er geen staat op maken als partner, omdat hun eigenbelang voorop staat. ​

  • Bv. een schooldirectie waarmee je graag zou willen samenwerken, maar die dan weer wel en dan weer niet meedoet met de Erfgoedweken.​
  • ‘Opportunisten’ kan je om duidelijkheid vragen of hen inhoudelijk proberen te informeren over de mogelijke ‘win-win’ van samenwerking of steun voor jouw project of dossier.​

‘VIJANDEN’

Met vijanden heb je geen of een slechte relatie, én ook geen inhoudelijke overeenstemming of gedeelde visie.​

  • Bv. een nieuw diensthoofd technische dienst zonder enige gevoelens voor erfgoed, een bestuurslid van de sportraad met als enige focus zijn basketbalclub (met wie je bovendien in het verleden een aanvaring had).​
  • In ‘vijanden’ die geen invloed hebben, steek je geen energie. ‘Vijanden’ die wel belangrijk zijn, hou je in het oog. Misschien kan je met sommige ‘vijanden’ de relatie verbeteren of hen inhoudelijk informeren om een zakelijke relatie op te bouwen.​

‘BONDGENOTEN’

Deze zijn je grootste medestanders: inhoudelijk zit je op dezelfde lijn en er is een goede relatie.​

  • Bv. een schepen van vrijetijd met sterke kennis van erfgoed en reeds jaren betrokken bij de heemkundige kring en andere erfgoedwerkingen, een voorzitster van een andere erfgoedvereniging die je vroegere klasgenote was en reeds jaren een goede buurvrouw.​
  • Je blijft investeren in je relatie met bondgenoten en blijft in gesprek over toekomstige uitdagingen.​

‘TWIJFELAARS’

Twijfelaars hebben het goed met jou en je werking voor, maar kunnen of durven zich niet uit te spreken over steun voor jouw project of dossier.​

  • Bv. een ambtenaar van de dienst vrijetijd of een medewerker van de IOED die een positieve houding heeft ten opzichte van jullie werking maar zich niet uitspreekt over het thema waarop jullie als heemkundige kring willen inzetten.​
  • ‘Twijfelaars’ kan je inhoudelijk extra betrekken; je kan je project of dossier in samenwerking met hen proberen uitwerken om hun inhoudelijke betrokkenheid te voeden.

‘OPPONENTEN’

Ze kunnen waardevol zijn. Hoewel inhoudelijk een andere kijk, kunnen ze omwille van een goede relatie wel een medestander zijn voor je dossier of voor erfgoed in het algemeen.​

  • Bv. de voorzitster van de jeugdraad of een bestuurder van een grote voetbalclub. Inhoudelijk staan ze voor andere ‘belangen’, maar op café drinken jullie al eens samen een koffie of in het verenigingsleven in de gemeenten komen jullie elkaar vaak tegen.​
  • Opponenten kan je om steun vragen; ze kunnen waardevol zijn voor een gedachtewisseling over beleid.​​​

WIL JE AAN DE SLAG GAAN MET DEZE PRAKTIJKTIP?

Klik hier voor een vormingsvideo, gegeven door David Nassen (expert bij IDEA).

Via deze link bekijk je de praktijktip als pdf en vind je een werkblad terug om zelf aan de slag te gaan.

 

Wil je meer te weten komen over hoe je nieuwe leden aantrekt, draagvlak creëert en samenwerkt met andere verenigingen om lokaal erfgoed te beschermen? Op deze pagina vind je verschillende tips en tricks rond (lokale) beleidsbeïnvloeding.

Lokale beleidsbeïnvloeding

Lokale beleidsbeïnvloeding: ontdek hoe je proactief en reactief je belangen verdedigt op lokaal niveau

Lokale beleidsbeïnvloeding: ontdek hoe je proactief en reactief je belangen verdedigt op lokaal niveau

Lokale beleidsbeïnvloeding

Als je wil wegen op het lokaal beleid moet je een doordachte en samenhangende strategie hebben. Deze moet bovendien passen bij je werking. Je kan reactief belangen verdedigen of je kan het beleid proactief beïnvloeden. Elk perspectief houdt een eigen aanpak in. Bekijk eerst welke bouwstenen, werkwijzen en visie je in je werking terugvindt en bepaal zo welk perspectief het meest bij jou aansluit. (Perspectieven op basis van inzichten Ivan Pouwels – Innoveren als Vereniging 3.0)

REACTIEF BELANGEN VERDEDIGEN

  • Kernaanpak: reageren op problemen of beleidskeuzes

Bv. verlaging subsidies, slechte huisvesting, …

  • Gebruikte argumentatie: het geschaad belang van de erfgoedvrijwilliger of je leden

Bv. te weinig middelen, verhindering van de werking, …

  • Focus: beïnvloeden van de overheid en de politiek

Bv. concrete voorstellen voor beleidsacties, politici aanspreken

  • Hoe & wie: enkele trekkers namens jullie vereniging of organisatie

Bv. leden van je bestuur, kernbestuur

  • Consequentie: ben je klaar om na je nota of reactie in gesprek te gaan over een oplossing of ben je voldoende onafhankelijk op het vlak van middelen (subsidies, andere inkomsten, …) indien er geen gehoor is voor je kritiek?
  • Communicatie: vooral intern gericht naar je eigen achterban en leden

Bv. een nieuwsbrief naar je leden met punten die je bezorgde aan politici

  • Vorm of drager: een memorandum, een nota met speerpunten, een debat, …
  • Wanneer: je hebt toegang tot de lokale politiek, je hebt een beperkt aantal concrete problemen en je wil de focus leggen op de relatie met je leden of achterban

PROACTIEF BELEID BEÏNVLOEDEN

  • Kernaanpak: duiden van ontwikkelingen in het erfgoedveld op basis van expertise en kunde

Bv. informatie over archiveringswijzen

  • Gebruikte argumentatie: oplossingen voor maatschappelijke of beleidsmatige vraagstukken

Bv. behoud van de dorpsidentiteit, bevorderen van de gemeenschapscohesie

  • Focus: beïnvloeden sensibiliseren of bewustmaken van de publieke opinie

Bv. inhoudelijke artikels, bericht op sociale media over een actueel maatschappelijk thema

  • Hoe & wie: de vereniging samen met andere organisaties, de uitgebreide gemeenschap

Bv. scholen, natuurorganisaties, andere erfgoedspelers

  • Consequentie: proactief werken vraagt een volgehouden lange-termijnaanpak. Heb je een meerjarenplan en is continuïteit in je werking gegarandeerd (kerngroep)? Heb je een groot netwerk van actieve leden om externe samenwerking op te zetten?
  • Communicatie: vooral extern gericht naar het grote publiek en met een positief verhaal

Bv. artikel in het gemeentemagazine, publieksmomenten, regionale media, tentoonstelling

  • Vorm of drager: folders en flyers, filmpjes, podcasts, magazine, boek, …
  • Wanneer: je wil inspelen op het maatschappelijk belang van erfgoed en de relatie met andere beleidsdomeinen.

 

Kan je een reactieve en proactieve aanpak combineren? Dat kan, maar wees consequent. Zorg dat beide perspectieven elkaar niet tegenspreken.

 

Wil je meer weten over reactief belangen verdedigen tegenover proactief beleid beïnvloeden?

Klik hier voor een vormingsvideo, gegeven door David Nassen (expert bij IDEA).

Bekijk en print deze informatie via deze link.

 

Wil je meer te weten komen over hoe je nieuwe leden aantrekt, draagvlak creëert en samenwerkt met andere verenigingen om lokaal erfgoed te beschermen? Op deze pagina vind je verschillende tips en tricks rond (lokale) beleidsbeïnvloeding.

Een groep mensen aan het babbelen rond een tafel op een receptie

Lokale beleidsbeïnvloeding: via een insider-strategie of outsider-strategie?

Lokale beleidsbeïnvloeding: via een insider-strategie of outsider-strategie?

Een groep mensen aan het babbelen rond een tafel op een receptie

Richt je je direct op politici en beleidsmakers of probeer je indirect via de publieke opinie het beleid te beïnvloeden? Heb je concrete voorstellen voor je (gemeente)bestuur of wil je het bewustzijn rond de maatschappelijke relevantie van erfgoed bij het grote publiek vergroten? Je aanpak is afhankelijk van de context, visie en ambities van je erfgoedvereniging. In deze praktijktip ga je na wat van toepassing is op jouw vereniging en welke strategie het best bij je aansluit.

BELEIDSBEÏNVLOEDING VIA EEN INSIDER-STRATEGIE

  • Je wil inzetten op het direct beïnvloeden van het beleidsproces in z’n geheel of een bepaalde stap in dit proces (bepalen van doelstellingen en acties, uitvoering of evaluatie en bijsturing door de gemeente of stad).​
  • Je heb toegang tot sleutelfiguren in het beleidsproces (politici, politieke medewerkers, ambtenaren, adviesraadvoorzitter met impact op beleid, …). Je hebt kennis van het bestaande beleidsproces.​
  • Een insider-strategie kan zowel op formele wijze (via nota’s, via adviesraden, …) als op informele wijze (informele gesprekken, uitnodigen van ambtenaar of schepen op vergaderingen, …).​
  • Een insider-strategie kan gebruikt worden om reactief belangen te verdedigen, maar ook om proactief beleid te beïnvloeden met het oog op toekomstige maatschappelijke uitdagingen.

BELEIDSBEÏNVLOEDING VIA EEN OUTSIDER-STRATEGIE

  • Door je te richten tot de burger in het algemeen of de publieke opinie probeer je de beleidsmakers te beïnvloeden en aandacht te vragen voor je thema of uitdagingen. ​
  • Een outsider-strategie is aangewezen als je geen toegang hebt tot politici of beleidsmakers. Maar dit kan ook gebruikt worden om de publieke opinie te beïnvloeden rond de maatschappelijke relevantie van erfgoed.​
  • Een outsider-strategie kan zowel via het opzoeken van een conflict rond een beleidskeuze, maar ook via het opzoeken van dialoog. Je kan het publiek sensibiliseren en informeren, maar je kan ook publiekelijk protesteren of iets aanvechten.

(Naar Bert Fraussen)

WIL JE AAN DE SLAG GAAN MET DEZE PRAKTIJKTIP?

Klik hier voor een vormingsvideo, gegeven door David Nassen (expert bij IDEA).

Via deze link bekijk je de praktijktip als pdf.

Wil je meer te weten komen over hoe je draagvlak creëert, je gemeentebestuur betrekt bij je werking en samenwerkt met andere verenigingen om lokaal erfgoed te beschermen? Op deze pagina vind je verschillende tips en tricks rond lokale beleidsbeïnvloeding.

Opschrijven wie allemaal meespeelt in het beleidsproces

Lokale beleidsbeïnvloeding: wie speelt er allemaal mee in het beleidsproces en hoe beïnvloedt dat jouw strategie?

Lokale beleidsbeïnvloeding: wie speelt er allemaal mee in het beleidsproces en hoe beïnvloedt dat jouw strategie?

Opschrijven wie allemaal meespeelt in het beleidsproces

​Het is belangrijk om alle belanghebbenden in kaart te brengen. Zo kun je namelijk zien welke verschillende rollen ze in het beleidsproces waarnemen. Daarbij moet je jezelf de vraag stellen wie de beslissers zijn? Wie zijn de beïnvloeders? Wie zijn de uitvoerders? En wie zijn de gebruikers of begunstigden? Wie van hen kan je betrekken om meer invloed te hebben?

Daarnaast zijn er vier niveaus van betrokkenheid voor élk van deze rollen: van sterk betrokken (meebepalen of meewerken) tot vanop enige afstand volgen (meedenken of meeweten). Een bepaalde beslisser kan bijvoorbeeld écht de beslissing meebepalen, terwijl een andere beslisser eerder formeel betrokken is in de beslissing (meeweten). Ook de betrokkenheid van beïnvloeders, gebruikers en uitvoerders kan variëren.

De betrokkenheid bij bepaalde belanghebbenden verhogen kan deel uitmaken van je strategie.​

Verdeling in betrokkenheid en rol in het besluitvormingsproces.

Beïnvloeders nemen niet zelf de beslissing, maar hebben invloed op de beslissers en de richting of inhoud van de beslissing.​

  • Beïnvloeders kunnen leden van een adviesraad zijn of ambtenaren die schepenen adviseren en om adviseurs of onderzoekers die beleid voorbereiden. Maar het kan ook gaan om informele contacten zoals  vrienden van beslissers.​
  • Een voorzitter van de adviesraad zal bijvoorbeeld een meer centrale rol hebben en meebepalen, terwijl leden van een adviesraad misschien meer op afstand invloed hebben en dus meedenken of enkel meeweten.​

Uitvoerders voeren het beleid, de beslissing of een bepaald initiatief uit.​

  • Uitvoerders kunnen ambtenaren zijn die een (subsidie)reglement opvolgen of die een uitleendienst bemannen. Het kan ook gaan om vrijwilligers of verenigingen die een beslist project uitvoeren of een processie of ommegang met subsidies organiseren.​
  • Uitvoerders kunnen nauw betrokken worden: worden de werkmannen van de uitleendienst bv. betrokken bij de aanpassing van het uitleenreglement? Worden vrijwilligers betrokken bij het bepalen van een nieuw concept of format voor een ommegang?​​​

Beslissers zijn verantwoordelijk voor of nemen de beslissing in een beleidskeuze, een dossier of een subsidie, … Er kan onderscheid zijn tussen de formele beslisser en wie feitelijk de beslissing neemt. ​

  • Een burgemeester, het College van Burgemeester en Schepenen en een schepen zijn vaak de beslissers. Sommige zaken zijn ambtelijke beslissingen en dan is bv. een diensthoofd de beslisser. Het kan ook gaan om beslissingen in een adviesraad of een samenwerkingsverband. Wie beslist: de voorzitter, enkele sterke leden, …?​
  • Is de vakschepen bepalend of toch eerder de eerste schepen? Denkt het diensthoofd mee, maar is het een bepaalde andere ambtenaar die de beslissing kan nemen om een vereniging te ondersteunen of te helpen?

Gebruikers zijn de begunstigden van een beslissing of zij die het resultaat ervan ervaren. ​

  • Het kan gaan om verenigingen die gebruikmaken van een reglement. Maar het kan ook gaan om burgers en inwoners die toeschouwer van een ommegang zijn of bezoeker van een tentoonstelling, die wordt uitgevoerd door een vereniging.​
  • Worden gebruikers betrokken? Mogen bv. de omwonenden van een ommegang meebepalen hoe het thema wordt ingevuld of worden ze enkel geïnformeerd (meeweten)? Of in welke mate worden verenigingen betrokken bij de opmaak van een nieuw reglement?​

 

Wil je aan de slag gaan met deze praktijktip?

Klik hier voor een vormingsvideo, gegeven door David Nassen (expert bij IDEA).

Via deze link bekijk je de praktijktip als pdf en vind je een werkblad terug om zelf aan de slag te gaan.

 

Wil je meer te weten komen over hoe je nieuwe leden aantrekt, draagvlak creëert en samenwerkt met andere verenigingen om lokaal erfgoed te beschermen? Op deze pagina vind je verschillende tips en tricks rond (lokale) beleidsbeïnvloeding.

Wandelclub in een bos in de Ardennen

Lokale beleidsbeïnvloeding: zoek bondgenoten buiten jouw beleidsdomein voor een sterkere samenwerking

Lokale beleidsbeïnvloeding: zoek bondgenoten buiten jouw beleidsdomein voor een sterkere samenwerking

Wandelclub in een bos in de Ardennen

Je kan ook wegen op lokaal beleid door vanuit je erfgoedwerking in te zetten op andere beleidsdomeinen. Zo trek je bij een grotere groep mensen de aandacht voor erfgoed en wordt wat je doet ook maatschappelijk relevanter. Cultuur en toerisme zijn gekende thema’s om met erfgoed te linken. Hier illustreren we voor vijf misschien minder evidente beleidsdomeinen de mogelijke linken.

Afbeelding die andere beleidsdomeinen aantoont met wie vanuit erfgoed kan samenwerken

SPORT & BEWEGEN​​

  • Wat? Wandelingen met erfgoedverhalen, een urban trail langs historische gebouwen of plekken in de gemeente, jubilea van sportclubs, de inrichting van kantines of sportstadia met historische foto’s, …​
  • Met wie? Sportraad, sportclubs, private sportcentra, … ​

NATUUR & MILIEU

  • Wat? Naamgeving van een nieuw opengestelde ‘trage weg’, kennis en informatie over vroeger gebruik van bepaalde gebieden, …​
  • Met wie? Trage Wegen vzw, Natuurpunt-afdelingen, Regionale Landschappen, …​

LOKALE ECONOMIE

  • Wat? Verhalen bij lokale monumenten, organisatie van processies en ommegangen in samenwerking met lokale handelaars, oude foto’s van winkels, heropleving van markten, ondersteuning #winkelhier, dorpskernversterking, …​
  • Met wie? Marktcomité, lokale Unizo- of andere ondernemersafdelingen, …​

ZORG & WELZIJN​

  • Wat? Fotovoorstellingen en vertellingen in woonzorgcentra of geriatrie-afdelingen van ziekenhuizen, reminiscentie-trajecten voor personen met dementie, inspelen op thema’s zoals mentaal welzijn, werk-privébalans waarop de maatschappelijke kijk door de jaren heen veranderde, evolutie van lokale welzijns- of armoedeorganisaties, …​
  • Met wie? Welzijnsorganisaties, eerstelijnszones, kringwerkingen van bepaalde zorgberoepen, …​

RUIMTELIJKE ORDENING & WOONBELEID

  • Wat? Bijdragen aan aangenaam wonen, naamgeving nieuwe verkavelingen, nieuwe appartementsgebouwen, straten en pleinen, wandeltrajecten langs woningen, renovatie van woningen, foto’s van vroegere dorps- of straatbeelden, …​
  • Met wie? Gemeentelijke dienst ruimtelijke ordening, immokantoren, projectontwikkelaars, …​

BELEIDSDOMEIN X?

  • Wat kan erfgoed betekenen voor …?​
  • Met wie kan je samenwerken …?​

Denk je nog aan andere beleidsdomeinen? Vul gerust voor jezelf aan.​

 

WIL JE AAN DE SLAG GAAN MET DEZE PRAKTIJKTIP?

Via deze link bekijk je deze praktijktip als pdf.

 

Wil je meer te weten komen over hoe je nieuwe leden aantrekt, draagvlak creëert en samenwerkt met andere verenigingen om lokaal erfgoed te beschermen? Op deze pagina vind je verschillende tips en tricks rond (lokale) beleidsbeïnvloeding.

Afbeelding van Herman Verschraegen, voorzitter van de Bloemencorso in Loenhout

Ontdek waarom Herman Verschraegen, als voorzitter van de Bloemencorso in Loenhout, elk jaar symbolisch de sleutel van zijn gemeente krijgt

Ontdek waarom Herman Verschraegen, als voorzitter van de Bloemencorso in Loenhout, elk jaar symbolisch de sleutel van zijn gemeente krijgt

De Bloemencorso van Loenhout is een waar begrip in de regio. Ontdek in dit interview hoe voorzitter Herman Verschraegen samenwerkt met de gemeente om het evenement ieder jaar opnieuw op poten te zetten.

Kan je de geschiedenis van de Bloemencorso even schetsen?

Afbeelding van Herman Verschraegen, voorzitter van de Bloemencorso in Loenhout

De Bloemencorso is ontstaan in 1952. Dat gebeurde naar aanleiding van de inhuldiging van de nieuwe bestrating van de weg tussen Loenhout en Brecht. Ze hebben die geasfalteerd in ‘52. Een aantal zelfstandigen en neringdoeners van Loenhout kwamen met het idee om bebloemde wagentjes van het centrum van Brecht naar Loenhout te rijden. Ik denk dat de Bloemencorso toen niet heel die weg aflegde, want dat is een hele afstand, maar een stuk ervan. Dat kaderde een beetje in de traditie van wat in Nederland een aantal jaren ervoor was ontstaan met hun Bloemencorso’s. Wij zijn exact tien edities jonger dan de grote Bloemencorso van Zundert, hier vlak over de grens.

En wanneer ben jij in het verhaal gekomen?

Dat moet in ‘88-‘89 geweest zijn. Ik heb het voorzitterschap van mijn vader overgenomen.

Hoe is de Bloemencorso van Loenhout geevolueerd?

Ik heb toen (in de jaren ’90, red.) het enorme geluk gehad dat een aantal jonge mensen, een van onze buurtschappen, een wagen hebben gemaakt. Sindsdien zijn we blijven groeien. We verwerken nu vier miljoen bloemen op dat weekend.

De Bloemencorso van Loenhout is lang redelijk beperkt geweest in wagenomvang en dat heeft te maken met bouwtechnieken. Vroeger waren die wagens allemaal getimmerd met hout. Er komt nu geen houten plank meer aan te pas. Nu mogen onze wagens zelfs niet meer groter worden, want anders kunnen ze de bochten niet meer pakken of kunnen ze niet meer door de straten rijden.

Corsowagen Per Alpes en winnaars 2023

Er zijn wel een aantal dipjes geweest. Ik herinner me toen ik voorzitter werd, zoveel jaar geleden, dat ik de venijnige vraag kreeg: “En gaat ‘m volgend jaar nog door?” We zaten in een dipje, begin jaren negentig. Toen hadden we het imago dat we oude gepensioneerde mannen waren die wat in elkaar steken. Ik heb toen het enorme geluk gehad dat een aantal jonge mensen, een van onze buurtschappen, zijn opgestaan en een wagen hebben gemaakt. Sindsdien zijn we blijven groeien. We verwerken nu vier miljoen bloemen op dat weekend.

We hebben later nog eens een periode gehad waarin het minder ging. We hebben bijna zeven jaar achter elkaar heel slecht weer gehad.

Was het probleem dat daardoor de inkomsten verdwenen? Of was het animo ook weg?

Het had niets met een gebrek aan enthousiasme te maken. Tijdens het jubileumjaar met de vijftigste Bloemencorso was het zo hard aan het regenen dat we ’s morgens tegen de mensen zeiden dat we niet gingen uitrijden. Die wagens zijn gemaakt van papier-maché dat rond een ijzeren geraamte wordt geplakt. Als het allemaal nat is, scheurt dat af. Dat was heel droevig. Er was een groot protest van de deelnemende wagens. We hebben  het parcours moeten inkorten en een kleinere toer gemaakt. Maar onze inkomsten… als het pijpenstelen regent, dan komt er geen volk kijken, hè?

Waren er ook hoogtepunten?

Met onze 65ste verjaardag hebben wij een jubileum gevierd, het Corso-bier laten brouwen en een persconferentie gegeven. Dat zijn hoogtepunten die we vanuit het bestuur organiseren om onze corso te promoten.

Je zei daarnet dat de toevallige deelname van enkele jongeren de Bloemencorso begin jaren ’90 gered heeft. Zetten jullie intussen ook actief in op de jeugd?

We zetten daar de laatste jaren inderdaad zeer bewust op in. Je moet die 10- tot 12-jarigen goesting doen krijgen. Het zijn zij die over tien jaar die wagens moeten bouwen. Als je geen instroom van de jeugd krijgt, is uw evenement ten dode opgeschreven.

We werken daarom samen met de scholen, ook in de omringende gemeenten, en tonen daar wat de Bloemencorso is. En in de paasvakantie geven wij een lascursus voor jongens en meisjes van 11 tot 13 jaar.

Hoe is de relatie met de gemeente? Hadden zij een rol in dat geheel?

De gemeente is trots op wat wij op straat brengen. We krijgen alle logistieke hulp die denkbaar is. Sinds een vijftal jaar overhandigt de burgemeester van Wuustwezel mij op vrijdagavond de sleutel van Loenhout om te zeggen: nu is Loenhout aan u.

Overgave symbolische sleuten van Loenhout

Wij krijgen heel veel steun van de gemeente. Wat wij vragen, krijgen wij, voor zover dat mogelijk is. We worden zeker niet tegengewerkt. Integendeel. De gemeente is trots op wat wij op straat brengen. We krijgen alle logistieke hulp die denkbaar is. Sinds een vijftal jaar overhandigt de burgemeester van Wuustwezel mij op vrijdagavond de sleutel van Loenhout om te zeggen: nu is Loenhout aan u. Symbolisch uiteraard.

Is dat altijd zo geweest?

Ja. In 1977 zijn de gemeenten Loenhout en Wuustwezel gefusioneerd. De eerste burgemeester van Wuustwezel was degene die daarvoor burgemeester van Loenhout was. Die heeft in Wuustwezel altijd een beetje het verwijt gekregen dat hij te veel burgemeester was van Loenhout. Hij was ook doordesemd van de Bloemencorso.

Op welke manier hou je die relatie met de gemeente levend?

Wij hebben een aantal vergaderingen voor de corso. Dat noemen wij het Veiligheidscomité. We zitten dan samen met de brandweer, met de politie en met het gemeentebestuur. Daar overlopen we wat het jaar ervoor minder goed of net heel goed is gegaan, wat de pijnpunten zijn, enzovoort. Heel het politiereglement voor het evenement wordt samen met ons doorgesproken. Wanneer willen we dat de straten worden afgesloten, waar gaan de parkings zijn, hoe moeten de mensen omgeleid worden? Hoeveel politiemensen wil je en waar moeten die staan? Dat is altijd in samenspraak.

De Bloemencorso wordt gedragen in het dorp, dat is duidelijk. Maar dat is natuurlijk niet bij alle erfgoedverenigingen zo.

Bloemensteken Bloemencorso Loenhout

De Bloemencorso is de mayonaise van Loenhout. 75% van de inwoners van Loenhout is betrokken tijdens het bloemensteek-weekend en dan is het bij elk buurtschap een groot feest. Op de vrijdagavond voor de corso komen de vrachtwagens met verse bloemen aan. Het feest begint met een ontbijt zaterdagmorgen. Per buurtschap zit er minimum 90 tot 300 man om al die bloemen stuk voor stuk te steken. ‘s Middags en ‘s avonds krijgen ze eten. Zondag rijden de wagens dan buiten. Op elke tien mensen die in Loenhout wonen zijn er zeven die rechtstreeks met de Bloemencorso te maken hebben. Niet dat dat allemaal bouwers zijn. Het bouwen van die wagens gebeurt door een groepje van tien tot vijftien mensen. De Bloemencorso is een heel proces dat eind juni begint en loopt tot het tweede weekend van september.

In welke zin moet je dan nog het beleid beinvloeden? Spreekt het succes van de Bloemencorso niet voor zich?

Als er ooit een burgemeester zou zijn die stokken in de wielen zou steken van de Bloemencorso, dan is dat politieke zelfmoord. We zijn ook gematigd in wat wij vragen.

Als er ooit een burgemeester zou zijn die stokken in de wielen zou steken van de Bloemencorso, dan is dat politieke zelfmoord. We zijn ook gematigd in wat wij vragen. Aan de andere kant werp ik altijd tegen: welk evenement in Wuustwezel weegt op tegen dat van ons? Het is te verantwoorden dat wij dingen gedaan krijgen. De meeste mensen die voor de eerste keer komen kijken, zijn verrast door wat wij hier op straat zetten.

Zijn jullie ook buiten Loenhout bekend?

Wel, dat is een beetje mijn frustratie. Als je bij de nationale of regionale politiek gaat aankloppen met Bloemencorso Loenhout weet niemand wat dit is. En iedereen denkt dat het iets is van gepensioneerde mensen die wat bloemen zitten te schikken. Onze corso verdient het om ondersteund te worden. We hebben drie jaar geleden samen met twee andere grote Bloemencorso’s van Vlaanderen, Sint-Gillis-Dendermonde en Blankenberge, Corso Classics opgericht. Om van daaruit nationaal en regionaal subsidies, sponsoring, enzovoort, … binnen te halen. Het plezante is ook dat we in drie verschillende provincies zitten: West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen en Antwerpen. Met de drie grootste corso’s van Vlaanderen gaan aankloppen bij de Lotto en Proximus is gemakkelijker dan als voorzitter van de Bloemencorso Loenhout.

Hoe probeer je nog aan die bekendheid te werken?

Wij zijn met de Bloemencorso van Loenhout een samenwerking aangegaan voor een bloementapijt op de Grote Markt van Brussel in het weekend van Onze-Lieve-Vrouw-Hemelvaart. Dat is jaren aan een stuk gedaan met begonia’s, maar ze geraakten niet meer aan bloemen.

In 2024 gaan we met 70 man uit Loenhout voor de eerste keer het bloementapijt in Brussel volledig leggen met dahlia’s. Het is dan een kleine maand voor onze corso en we hopen daar wat belangstelling voor ons eigen evenement te krijgen.

Dus de uitdaging ligt niet in Loenhout?

Mensen moeten het doen voor het plezier van die wagen te bouwen, samen te zijn en een pintje te drinken. Het moet over de beleving gaan.

Ja en nee. Hoeveel geld we ook zouden kunnen lospeuteren, het zijn al die mensen hier die het moeten waarmaken. Als de mensen het beginnen doen voor het geld, dan zijn we binnen tien jaar dood. Mensen moeten het doen voor het plezier van die wagen te bouwen, samen te zijn en een pintje te drinken. Het moet over de beleving gaan.

Tot slot: wat is je belangrijkste tip voor erfgoedvrijwilligers die dingen gedaan willen krijgen op lokaal vlak?

Zorg er eerst en vooral voor dat je medewerkers trots zijn op waar ze mee bezig zijn. Probeer de meerwaarde achter je evenement te zien. Voor mij is de Bloemencorso niet de zondagmiddag wanneer die wagens op straat rijden. Voor mij is dat het hele jaar door wanneer de mensen samen bezig zijn.

Wil je meer te weten komen over hoe ook jij de symbolische sleutel van je gemeente kunt krijgen? Op deze pagina vind je verschillende tips en tricks rond (lokale) beleidsbeïnvloeding.

 

De foto’s op deze pagina van Bloemencorso Loenhout kregen we van www.wezelopdefoto.be. Wil je nog meer proeven van de ambiance die uitgaat van de Bloemencorso en haar verschillende buurtschappen, dan kan je hier naar hartenlust door de foto’s scrollen.

Jeroen Bellings geeft een speech

Samenwerken versterkt je erfgoedvereniging: tips van Jeroen Bellings

Samenwerken versterkt je erfgoedvereniging: tips van Jeroen Bellings

Jeroen Bellings geeft een speech

Jeroen Bellings is al 22 jaar erfgoedvrijwilliger. Sinds 2010 is hij penningmeester bij de Koninklijke Ridders van de Katteköp van het Narrendom Haren. In 2011 kwam daar de voorzittersrol van FEN-Vlaanderen bij. Jeroen is van mening dat netwerken belangrijk is als erfgoedvereniging. Je krijgt meer dingen gedaan als je binnen én buiten je gemeente medestanders vindt. In dit interview legt hij uit hoe je dat doet.

WAAROM IS HET BELANGRIJK VOOR EEN CARNAVALSVERENIGING OM EEN GOEDE RELATIE TE HEBBEN MET HET LOKALE BESTUUR?

Een carnavalsstoet is vaak een van de grootste evenementen in steden en gemeenten. Daarom is het belangrijk om goede banden te onderhouden met het lokaal bestuur. We overleggen met de technische dienst en de evenementendienst, maar ook met de politie.

Er wordt door de lokale besturen vaak gekeken naar algemene regelgeving, zoals tijdens corona, die het voor stoetorganisatoren moeilijker maakt. Ook rond veiligheid zijn de eisen strenger geworden. Burgemeesters kijken daarvoor naar de buurgemeenten. We merken dan ook dat het belangrijk is om als carnavalsvereniging de krachten te bundelen met gelijkaardige verenigingen.

KAN JE DAARVAN EEN VOORBEELD GEVEN?

Een paar jaar geleden was er plots een politiecommissaris in Noord-Limburg die erop wees dat het koninklijk besluit op de rijbewijzen niet correct geïnterpreteerd werd. Boeren die met hun tractor gratis de carnavalswagens trokken, mochten dat eigenlijk niet doen tenzij ze hun voertuig lieten keuren of een CE-rijbewijs hadden. De carnavalswereld, in het bijzonder die in Limburg, stond in rep en roer. De boeren zeiden: als wij aan die voorwaarden moeten voldoen, dan trekken wij geen carnavalswagens meer. Daarop heeft iedereen zich gegroepeerd en hebben we gezamenlijk het probleem aangekaart bij meerdere lokale besturen.

Eén lokaal bestuur lost het meestal niet op, dus dan is het de kunst om een paar bondgenoten te zoeken. Dat gaat dan over enkele burgemeesters die pro carnaval zijn en die dit op tafel durven leggen bij hun collega’s. Dat is een stuk lobbyen. Ik ben voorstander van tussenpersonen, zeker als je weet dat je bijvoorbeeld bij een minister moet landen.

ZO HEBBEN JULLIE OOK CARNAVAL OP DE LIJST VAN ERKEND IMMATERIEEL ERFGOED GEKREGEN?

FEN heeft van onderuit een dossier opgemaakt. Met dat dossier hebben we, net zoals met de rijbewijzen, een paar politici gezocht. Lokale burgemeesters en schepenen die mee aan de kar wilden trekken. Zo is dat beginnen rollen.

Uiteindelijk is het de kunst, en dat op álle niveaus, om vanuit een constructieve houding een probleem of situatie te schetsen en niet met getrokken messen tegenover elkaar te staan. Dat heeft geen zin. Je moet altijd begrip hebben. Sommige mensen snappen niet dat als je iets organiseert, een burgemeester een verpletterende verantwoordelijkheid heeft als het over veiligheid gaat. Niet iedereen staat erbij stil dat die hoofdverantwoordelijk is. Maar de burgemeesters en de schepenen staan er ook niet bij stil dat het carnaval een traditie is.

KAN JE NOG EEN VOORBEELD GEVEN VAN EEN CONSTRUCTIEVE HOUDING DIE WERKTE?

Etienne Schouppe heeft, toen die nog minister was, een reglement ingevoerd voor zelfrijdende carnavalswagens die gebouwd zijn door verenigingen. Dat was een goed bedoeld initiatief, maar het probleem was dat het uitgeschreven was zonder met de basis veel overleg te plegen. Dat heeft dan een draak van een reglement opgeleverd dat heel Vlaanderen op zijn eigen manier toepaste. Sommige gemeenten pasten het niet toe en andere pasten het overdreven toe.

Dat heeft geduurd tot we in 2022 – via carnavalsverenigingen, burgemeesters, schepenen, lobbying en overleg – het klaarspeelden dat die draak een zware administratieve vereenvoudiging kreeg. Nu is er voor heel Vlaanderen een eenduidig aanvraagformulier. Door een gemeenschappelijk knelpunt te vinden tussen enerzijds de verenigingen en anderzijds de beleidsmakers, hebben beide partijen gemerkt dat ze alle twee een probleem hadden, maar van een andere aard. De carnavalsverenigingen willen geen administratie en de burgemeesters hebben een administratie nodig, maar die administratie maakte het erg moeilijk. Zo zijn we naar elkaar toegegroeid. Formuleer gemeenschappelijke probleemstellingen en dan kan je elkaar in het midden wel ergens vinden hè?

WERKT DAT LOBBYEN ALTIJD OF IS HET OOK AL EENS MISLUKT?

Een moeilijk dossier is dat van de auteursrechten. Daar proberen we al jaren iets aan te veranderen. Een organisator van een carnavalstoet moet op dit moment rond de € 53 per carnavalswagen betalen aan auteursrechten. Dit wordt onbetaalbaar. Vaak gebruiken we originele carnavalsmuziek of zelf gecreëerde (dialect)covers, maar Sabam ziet geen verschil met beschermde werken en commerciële muziek.

We wilden graag een deal sluiten met Sabam. Wij namen het standpunt in dat wij de carnavalisten zouden vragen om originele en niet-commerciële muziek te spelen. We zouden Sabam betalen, maar tegen een reductietarief. We waren daar vrij ver in gevorderd, maar uiteindelijk verzand je in een bureaucratisch systeem waarbij Sabam niet de affiniteit heeft die een politicus wél heeft met de burger. De mensen aan de top van zo’n grote organisatie moeten niet verkozen worden. Dat is het voordeel aan politiek. Zeker in de jaren van de verkiezingen is het handig om dingen op de agenda te zetten, want dan wordt er meer geluisterd door beleidsmakers.

Auteursrechten zijn een breed probleem, ook voor andere verenigingen en ondernemers die in hun horecazaak muziek afspelen. Hoe algemener het probleem, hoe moeilijker het is om er een structurele wijziging in aan te brengen. Je zou het hele systeem in vraag moeten stellen. Die processen krijg je als kleine vereniging niet opgelost. Je moet een netwerk vormen met andere sectoren. Versta me niet verkeerd: ik vind het terecht dat er auteursrechten geïnd worden, maar toch stel ik de werkwijze van Sabam aan de kaak.

DE MEEST VERENIGINGEN HEBBEN SCHROOM ROND BELEIDSBEÏNVLOEDING OMDAT ZE APOLITIEK WILLEN ZIJN. HOE DENK JIJ HIEROVER?

Narren van FEN Vlaanderen

Beleidsbeïnvloeding is iets anders dan partijpolitiek. Als beleidsbeïnvloeding een partijpolitiek spel wordt, dan moet je de consequenties dragen. Je moet zien dat je geen verdeeldheid zaait binnen een beleidsorgaan. Netwerken is belangrijk. Als je als vereniging iets structureel wil gedaan krijgen, ga dan niet naar de zitdag van een politicus, maar gebruik de geijkte wegen. Als ik als cultuurvereniging iets wil aankaarten bij mijn lokaal bestuur, dan stel ik de vraag via de bevoegde dienst of schrijf ik een brief aan het college van burgemeester en schepenen.

HOE BLIJVEN JIJ EN JOUW VERENIGING ZELF NEUTRAAL?

Dat hangt van je rol af. Ik ben zelf lokaal politiek actief, maar als ik voor mijn vereniging of voor FEN iets doe, dan ga ik daar apolitiek naartoe. Ik zeg tegen andere instanties niet dat ik een schepen ben. Van het moment dat politiek in een vereniging komt, is dat vaak nefast voor een vereniging. Voor ik de eerste keer als lokale politicus opkwam bij de verkiezingen, heb ik overal de vraag gesteld: vormt mijn politiek engagement een probleem voor de vereniging? Ik heb nooit aan partijpolitiek gedaan binnen verenigingen, want op die manier verlies je draagvlak bij jouw lokaal bestuur en bij bepaalde politici.

WAT DENK JE VAN DE SLOGAN: “JE HOEFT GEEN POLITICUS TE ZIJN OM AAN POLITIEK TE DOEN?”

Dat is zo. Iedere organisatie doet op een of andere manier aan politiek. Carnavalsverenigingen doen niks anders. Met “politiek” bedoel ik dan aan politiek netwerken en samenwerken. Zeker als ik kijk naar de organisatie van onze stoet: het afvalbeleid, geluidsoverlast, de ordehandhaving. We moeten allemaal aan politiek doen, maar niet aan partijpolitiek. Zeker niet als vereniging.

HOE STA JE TEGENOVER HET AANSPREKEN VAN DE VAK-SCHEPEN?

Dat is het geëigend kanaal. Als ik als cultuurvereniging bij de schepen van ruimtelijke ordening ga aankloppen: ja, dat is een probleem. Dan doe je aan partijpolitiek. Ik ben schepen van cultuur geweest. En nu ben ik schepen van ruimtelijke ordening. Ik word iedere dag door verenigingen aangesproken. En iedere dag zeg ik: volg een ander kanaal, want het werkt averechts als je het via mij doet. Als je een schepen aanspreekt of een deputé of een minister, zorg dan dat je de juiste aanspreekt. Ook al heeft die misschien weinig affiniteit met jou. Volg altijd de geijkte kanalen en stap ook niet dadelijk naar de burgemeester, tenzij die bevoegd is.

WAT ZIJN JE GOUDEN TIPS VOOR ANDERE ERFGOEDVERENIGINGEN?

Netwerken is belangrijk. Leef niet op een eilandje. Ik had het al over het zoeken van medestanders met hetzelfde probleem. Je moet daarnaast ook zoeken naar herkenningspunten bij de ander zodat de ander je begrijpt. Zorg ervoor dat een politicus jouw probleem begrijpt en zich daar mee vereenzelvigt. Als politicus moet je ook zorgen dat de mensen in de verenigingen zich in jouw plaats kunnen stellen. Van het moment dat je iedereen zich dat probleem een beetje eigen laat maken, geraak je vooruit.

Wat ik ook belangrijk vind is: wees begripvol en heb vertrouwen. Als je weet dat je vandaag op punt A zit en dat je morgen naar Z moet … De snelste weg is gewoon rechtdoor. Mijn ervaring leert me dat zowel lokale bestuurders als verenigingen moeten beseffen dat je soms langs B, C, D, E, F en G moet gaan voor je aan punt Z komt. Er is wederzijds begrip en vertrouwen nodig om iets op te lossen, en soms zijn tussenstappen nodig. Soms moet je zelfs nog eens een rondje ter plekke draaien om iedereen mee te krijgen.

Als je in één keer tot jouw eindproduct kan geraken, goed. Maar als je voelt dat je – langs de kant van de vereniging of langs de kant van de politiek – niet in één keer tot je eindpunt kan geraken, moet je soms faseren en een tussenstap dulden, ook al is dat niet het meest ideale scenario. Beter een tussenstap dan helemaal geen stap.

TOT SLOT: KAN JE EEN VOORBEELD GEVEN VAN HOE JE MENSEN ZICH KAN LATEN INLEVEN IN DE POSITIE VAN DE ANDER?

Ik denk nu aan een voorbeeld van burgers die kwaad zijn dat hun kerk sluit. In die kerkraden zitten allemaal vrijwilligers. Die krijg je pas mee wanneer ze begrijpen dat een lokaal bestuur miljoenen euro’s op jaarbasis betaalt aan kerken die leeg staan en die vaak beschermd zijn. Aan de andere kant beseffen die lokale besturen niet altijd dat die vrijwilligers al honderden jaren die kerken in ere houden. Langs twee kanten zijn er bezorgdheden. Het is dan de kunst om via tussenpersonen wederzijds begrip te creëren voor elkaars standpunten.

Wil je te weten komen hoe ook jij succesvol aan netwerking doet? Op deze pagina vind je verschillende tips en tricks rond (lokale) beleidsbeïnvloeding.

Foto van Steve Severeyns met zijn vader op de kermis

Toekomst geven aan je erfgoedpraktijk: Steve Severeyns over de kermiscultuur

Toekomst geven aan je erfgoedpraktijk: Steve Severeyns over de kermiscultuur

Foto van Steve Severeyns met zijn vader op de kermis

De Verdediging der Belgische Foorreizigers is een beroepsvereniging die opkomt voor de belangen van kermismensen in Vlaanderen, Wallonië en Brussel. Hun voorzitter Steve Severeyns deelt waardevolle inzichten over hoe je als erfgoedvereniging succesvol samenwerkt met (lokale) besturen.

JULLIE PROFILEREN ZICH ALS ERFGOEDVERENIGING?

Sinds 2014 zijn we officieel erkend als immaterieel erfgoed en opgenomen in de Inventaris Vlaanderen (n.v.d.r. op 4 december 2024 is de kermiscultuur in België en Frankrijk ook toegevoegd aan de Representatieve Lijst van het Immaterieel Cultureel Erfgoed van de Mensheid van UNESCO).

Toch waren we al lang met ons erfgoed bezig zonder dat we het zelf doorhadden. Onze cultuur, die van generatie op generatie wordt doorgegeven, zit diep verweven in onze kermisgemeenschap. We organiseren al honderden jaren bijeenkomsten, feesten en zelfs sporttoernooien binnen onze gemeenschap.

Van de carnavalsperiode tot Wapenstilstand vind je overal kermissen, vaak verbonden aan lokale tradities en rituelen die zelf ook erkend immaterieel erfgoed zijn. Denk aan de Tonnekensbrand in Geraardsbergen, de Krakelingen, de jaarmarkt in Sint-Lievens-Houtem en de Heilige Bloedprocessie in Brugge. Toch bleef de vraag: “En wij dan?” Want we maken overal deel uit van die tradities.

Die erkenning wilden we dus ook. Maar eigenlijk deden we al veel zonder het te beseffen: publicaties, archiveren en steden en gemeenten bewust maken van onze waarde.

WAAROM IS DIE ERKENNING ZO BELANGRIJK?

Die erkenning biedt meerwaarde in onderhandelingen met steden en gemeenten. Elke kermis in Vlaanderen is ooit ontstaan vanuit een lokaal initiatief, bijvoorbeeld als animatie bij kerkwijdingen. Wij werden gevraagd om voor die animatie te zorgen en hebben er daarna onze broodwinning van gemaakt.

We zijn volledig afhankelijk van de beslissingen van gemeenten. Omdat veel mensen vergeten zijn hoe kermissen ontstaan en geëvolueerd zijn, moeten we vaak verwijzen naar oude gebruiken en eerdere afspraken. Dankzij de erkenning kunnen we ook sterker lobbyen bij andere erfgoedgemeenschappen. Tegen hen kunnen we zeggen: wij staan net als jullie op die lijst. We moeten elkaar niet bevechten, we moeten de krachten bundelen.

Die erkenning biedt meerwaarde in onderhandelingen met steden en gemeenten.

WAAROVER MOETEN JULLIE MET STEDEN EN GEMEENTEN ONDERHANDELEN?

Als bezoeker weet je dat niet, maar er komt veel bij kijken. Neem nu de datum van de kermis. Een schepen vraagt zich bijvoorbeeld af waarom de kermis altijd in het weekend na 1 mei doorgaat. Die zou dat op 1 mei zelf willen doen, want dan heeft iedereen verlof. Op dat moment moeten wij daar tegenin gaan, want in het weekend van 1 mei staan we allemaal al op een andere kermis. Het moet passen binnen de historische kermiskalender.

Een ander voorbeeld is de herinrichting van het openbaar domein. Gemeenten vergroenen steeds vaker pleinen en straten, maar dat kan de plaatsing van attracties bemoeilijken. Dan moeten we weer aan de onderhandelingstafel. Wij zijn niet tegen bomen, maar dan vragen we of ze die op zo’n afstand van elkaar kunnen zetten dat daar toch een kraam tussen past. Wanneer de opdracht al is aanbesteed, moeten we zelfs met architectenbureaus of aannemersbedrijven samenzitten.

Soms wil men ook de locatie veranderen of onze ruimte inperken, ten voordele van de lokale handelaars of een ander evenement. Wij zijn geen lokale inwoners en dus ook geen kiezers of belastingbetalers. We betalen een retributie om daar te staan, maar we komen daar maar een aantal dagen per jaar. Als een lokaal café tijdens de kermis 100 extra stoelen wil zetten, op de plaats waar normaal gezien de kindermolen staat, dan is het aan ons om daar tegenin te gaan. Waarom profiteert een lokaal café van extra inkomsten? In eerste instantie omdat wij er op dat moment zijn.

En dan is er nog het parkeerverbod. Een marktplein was oorspronkelijk bedoeld voor evenementen zoals markten, kermissen en circussen. Nu staat dat vol auto’s. Als de kermis toekomt, moet er een parkeerverbod zijn. Ik durf te zeggen dat de helft van de gemeentes daar niet mee bezig is en dan moeten wij ook daar initiatief nemen.

Een marktplein was oorspronkelijk bedoeld voor evenementen zoals markten, kermissen en circussen. Nu staat dat vol auto’s.

HOE GA JE IN GESPREK MET DE GEMEENTE?

Steve Severeyns en een andere foorreiziger die een vlag rechthoudt van de V.B.F.

Per regio hebben we als beroepsvereniging een aanspreekpunt voor onze leden. In grote steden en gemeenten is er een kermis-comité dat bestaat uit afgevaardigden van mensen die op die jaarlijkse kermis staan en afgevaardigden van onze beroepsvereniging. Zelf weet ik heel veel van regelgeving en volg ik het kermisgebeuren nationaal op. Als ik zelf niet op een bepaalde kermis sta, weet ik niet goed hoe het daar lokaal verloopt. We hebben beide soorten vertegenwoordigers nodig.

Voor steden en gemeenten waar er geen comité is, zijn er andere manieren om op de hoogte te blijven. Zo volgen we de officiële sociale media van gemeenten, Facebookgroepen zoals ‘Ge zijt van…’ of sociale media van politici. Wanneer we opvangen dat een activiteit de kermis in het gedrang brengt, nemen wij contact op met de gemeente voor een onderhoud. We worden ook gebrieft door onze leden of door lokale handelaars met wie we intussen een band hebben opgebouwd.

HOE GA JE OM MET DE VERKIEZINGEN DIE OM DE ZES JAAR PLAATSVINDEN?

Lokale verkiezingen brengen onzekerheid, want de laatste jaren verandert de gesprekspartner vaak na de gemeenteraadsverkiezingen. Het is belangrijk om te anticiperen. Wanneer partijen hun programma’s publiceren, volgen we deze op en proberen we te sensibiliseren. Dit kan door rechtstreeks contact met zowel bestuur als oppositie, die via de pers druk kan uitoefenen.

Onze beroepsvereniging is aangesloten bij Unizo. Zij schrijven in aanloop naar de verkiezingen een memorandum voor de lokale partijen om met de zelfstandigen rekening te houden in hun bestuursakkoord of partijprogramma. Ik lobby dan bij Unizo om er een en ander van de kermis in te zetten zoals het respecteren van onze data. Maar niet alle erfgoedverenigingen kunnen zomaar bij Unizo aankloppen.

Lokale verkiezingen brengen onzekerheid, want de laatste jaren verandert de gesprekspartner vaak na de gemeenteraadsverkiezingen.

DOEN JULLIE OP NATIONAAL NIVEAU OOK AAN BELEIDSBEÏNVLOEDING?

We probeerden het kermisgebeuren te stroomlijnen via de opmaak van een kermisreglement, maar het verschil tussen de gemeenten bleef. De ene gemeente is kermisgezind, de andere niet.

Vroeger werden de standplaatsen jaarlijks per opbod verkocht, waardoor de hoogste bieder het contract kreeg. Dit systeem leidde tot veel onzekerheid en onderlinge concurrentie. Daarom hebben wij voor langere contractperiodes van drie tot vijf jaar gelobbyd.

Daarnaast zorgde het systeem voor een onevenwichtige samenstelling van de kermis, met bijvoorbeeld een overvloed aan schietkramen en smoutebollenkramen, maar geen eendjes vissen. De vereniging vroeg daarom om categorieën te hanteren, waarbij specifieke plaatsen voor bepaalde soorten attracties werden gereserveerd.

Ook gingen sommige kermisfamilies strategisch bieden op meerdere standplaatsen, om die later weer op te zeggen, wat lege plekken achterliet. Om dit tegen te gaan, hebben we als beroepsvereniging gezegd: wie wil meedoen aan die veiling, moet zich op voorhand registreren en zeggen met welke attractie en binnen welke categorie ze meedoet. Ze moesten een bankrekeningnummer hebben, wat toen nog niet evident was. Zo moesten ze aantonen dat ze effectief konden betalen.

Tot er op nationaal niveau een wetgeving kwam, bleef er veel ongelijkheid tussen gemeenten. Dat zorgde voor onzekerheid en wrevel tussen de foorreizigers. Pas met de nationale wetgeving werd er meer structuur en zekerheid gecreëerd.

WAT HEBBEN JULLIE ALLEMAAL BEREIKT OP NATIONAAL NIVEAU?

De erkenning van ons beroepsstatuut was een cruciale stap. Vanaf dan konden we ons richten tot een bevoegde minister.

Een van de grootste successen was het Koninklijk Besluit van 2006. Dit zorgde voor een kader waarin gemeenten een register van deelnemende foorkramers moeten bijhouden en kermisplannen moeten opstellen. Foorkramers krijgen nu vijfjarige contracten voor hun standplaatsen, die stilzwijgend worden verlengd tenzij er grote wijzigingen zijn. We wilden continuïteit garanderen, onafhankelijk van de politieke legislatuur in een gemeente.

Het KB is niet perfect, want je kunt niet één wet maken die zowel voor de Sinksenfoor telt als voor een kleine dorpskermis. Maar we doen het ermee.

HOE HEBBEN JULLIE DIT KLAARGESPEELD?

Steve Severeyns heeft een toespraak. Naast hem staat de vlag van het V.F.B.

Ludwig Van Hove, toenmalig burgemeester van Sint-Truiden, heeft die mee opgesteld. Hij zag de waarde van onze mooie en eeuwenoude kermistraditie en begon de term ‘ambulante handelaar’ te gebruiken voor kermisverkopers. Hij lobbyde voor de wet en zocht partners in andere gemeenten om steun te krijgen.

Sinds het Koninklijk Besluit van 2006 is de VVSG (Vlaamse Vereniging voor Steden en Gemeenten) ook een belangrijke partner. Zij geven bijvoorbeeld presentaties over de organisatie van kermissen en het opstellen van coronamaatregelen. Maar als we ergens in de clinch liggen met een gemeente, dan gaat VVSG de gemeente verdedigen. Ze zijn ook niet verplicht om mij te informeren. Ze moeten steden en gemeenten informeren.

ZIJN ER NOG REALISATIES WAAR JE TROTS OP BENT?

Zeker. De uitzondering die we kregen voor het transport van onze attracties met de vrachtwagen, bijvoorbeeld. Ik rijd op een heel jaar zoveel kilometers als een transportfirma op een dag. Tussen kermissen in staan onze vrachtwagens één of meerdere weken stil. Als we aan alle regels van een transportfirma moeten voldoen, houden we niet stand. Dus hebben wij gelobbyd voor een vrijstelling van verkeersbelasting op onze vrachtwagens. Wij zijn ook vrijgesteld van het gebruik van de tachograaf in de vrachtwagen en van code 95. Dat is een vakbekwaamheid die jaarlijks vernieuwd moet worden en waarvoor je een betaalde opleiding moet volgen.

Een andere grote verwezenlijking is natuurlijk de erkenning op de Vlaamse inventaris van immaterieel cultureel erfgoed, de Brusselse inventaris, de Duitstalige inventaris en de Waalse inventaris. Door heel dat erfgoedtraject heb ik geleerd om onze traditie onder woorden te brengen. Er zit een hele cultuur en gemeenschap achter die voor mij zo vanzelfsprekend is, dat ik niet wist dat iemand anders daar op een andere manier naar kijkt.

Door heel dat erfgoedtraject heb ik geleerd om onze traditie onder woorden te brengen.

HOE ZETTEN JULLIE DIE ERKENNING IN?

Het wordt niet vaak gebruikt, maar wel wanneer het echt nodig is. Bijvoorbeeld in Oudenaarde, waar ze tijdens de Ronde van Vlaanderen de jaarlijkse Paaskermis van 500 jaar oud wilden verplaatsen om ruimte te maken voor een VIPdorp voor sponsors. Voor ons voelde dat als een mes in de rug. Dan zeggen wij: “Wij zijn erkend erfgoed, we moeten niet wijken voor een champagnetent.” 

HEBBEN JULLIE NU RECHTSZEKERHEID?

Het is nog altijd een dagelijkse strijd. Want sinds de regionalisering hebben Vlaanderen, Wallonië en Brussel elk hun eigen interpretatie van het Koninklijk Besluit van 2006.

Volgens het KB moet een gemeente die een heraanleg van het openbaar domein gepland heeft, rekening houden met het kermisregister en -plan die door de gemeenteraad goedgekeurd zijn. Als het geen dringende werken zijn, dan moeten ze ons dat twaalf maanden op voorhand laten weten. Vlaanderen heeft die twaalf maanden nu naar zes maanden gebracht, maar je vindt geen alternatief op zes maanden tijd. Dus moeten wij met allerlei argumenten komen om dan weer op Vlaams niveau onze zaak te verdedigen.  

VVSG had ook op basis van het KB een model opgemaakt voor het kermisreglement. Door de omzetting naar de regionale wetgeving, moet dat nu opnieuw vertaald worden naar een gemeentelijk reglement. 

Er komen ook telkens nieuwe dingen op ons af, zoals de ontharding. Ik vind dat goed voor de mensen hun oprit, maar ontharding op de openbare domeinen is een heel groot probleem voor de kermissen. Ze mogen van mijn part overal gras leggen, want op gras kunnen wij staan. Maar een grote markt vol lage struiken: vergeet de kermis dan maar. 

WAT MAAKT JULLIE BELEIDSBEÏNVLOEDING SUCCESVOL?

Het is belangrijk om een goede relatie te onderhouden met de lokale politiek. Een kermisreglement lost niet alles op, omdat de praktijk soms anders is. Gemeenten zijn niet altijd kermisgezind, en politiek kan lastig zijn. Als een gemeente zich niet aan het reglement houdt, stap ik niet zomaar naar de rechtbank, omdat we hen als partners nodig hebben. Het gaat niet alleen om het afdwingen van regels, maar ook om alles op een positieve manier uit te leggen. Onze erfgoedwaarde speelt hierbij een grote rol: we staan niet alleen voor economische activiteiten, maar zorgen ook voor erfgoedbehoud.

Een kermisreglement lost niet alles op, omdat de praktijk soms anders is.

Onze gemeenschap is erg hecht. Als iemand van de kermis overlijdt, komen we massaal naar de begrafenis. Ook voor huwelijken en andere feestelijkheden zijn we er voor elkaar. Daarnaast hebben we om de paar jaar audiëntie bij de paus, waar kermis- en circusmensen uit heel Europa samenkomen. Dan wordt er een circusvoorstelling in de audiëntiezaal van het Vaticaan georganiseerd en staat er een klein circus of een kermisattractie opgebouwd op het Sint-Pietersplein. In het college van kardinalen is er één kardinaal voor de beroepsmatige reizigers. Dit voelt als een erkenning van onze gemeenschap.

Tradities zijn vaak met elkaar verbonden. Wanneer in Brugge de Heilige Bloedprocessie plaatsvindt, sluiten wij tijdelijk de kermis. Maar zodra de processie voorbij is, gaan de kramen weer open. Pas als je je als traditiedrager op elkaar afstemt en samenwerkt, wordt het een succes. Gemeenten kijken vaak naar de praktische kant van dingen en geven soms de ene traditie voorrang boven de andere. Het is belangrijk dat ze het bredere plaatje zien en niet proberen om ons tegen elkaar uit te spelen.

Soms is de ene traditie ook financieel belangrijk voor de andere traditie en dan moeten wij dat benadrukken. We betalen aan een gemeente een retributie om daar te mogen staan. In Halle wordt onze retributie bijvoorbeeld volledig gespendeerd aan Halle Carnaval, wat € 80.000 oplevert. Als je de meifoor in Brugge wegneemt en ze concentreren zich enkel op de Heilige Bloedprocessie, dan gaat die stad niet zo leven. Die processie duurt maar een paar uur en dan is het gedaan. Maar door de kermis komen de mensen wat vroeger, want ze kunnen smoutebollen eten. En na de processie gaan ze nog eens op de botsauto’s. Toeristen blijven overnachten of komen nog eens terug. Dat hele gebeuren wordt dus uitgerokken.

Ook persoonlijke contacten met politici en ambtenaren zijn van groot belang. Veel burgemeesters die ik ken, zitten ook in het Vlaamse of federale parlement. Deze netwerken zijn essentieel.

Gemeenten kijken vaak naar elkaar en delen goede voorbeelden. Wij spelen hierop in door te laten zien hoe dingen in andere gemeenten goed werken.

ZIJN ER OOK ZAKEN DIE ABSOLUUT VERMEDEN MOETEN WORDEN?

Het is niet verstandig om politiek geëngageerd samen te werken met lokale besturen, omdat politieke situaties snel kunnen veranderen. Werk liever op een constructieve manier samen met de meerderheid en de ambtenaren.

Daarnaast is het belangrijk om nooit online te reageren of gevoelige informatie te delen. Gewoon onthouden wat iemand online zegt en het bovenhalen wanneer het nodig is. Niet afwachten tot de vergadering. Je moet goed voorbereid naar de vergadering gaan, want de vergadering zelf is meestal een formaliteit en dan wordt er gezegd wat er al beslist is.

JE ZIT OOK IN HET BESTUUR VAN DE EUROPESE KERMIS UNIE. PROBEER JE OOK TE WEGEN OP HET EUROPESE BELEID?

De Europese wetgeving wordt door ons goed opgevolgd. Bijvoorbeeld de normen van keuringen van attracties.

Soms word ik door collega’s in het buitenland gevraagd om voor hun zaak op te komen. Zo had de burgemeester in Pamplona beslist om voor de veiligheid de kermis die gekoppeld is aan de stierengevechten naar een plaats buiten het centrum te verhuizen, maar voor onze Spaanse collega-foorreizigers was dat economisch niet interessant. Toen de foorreizigers argumenteerden dat de burgemeester geen kandidaten zou vinden om op die nieuwe plaats te staan, wou de burgemeester een Europese oproep doen. De Spaanse foorreizigers belden mij op om een tussenkomst te vragen. Vanuit de Europese koepel van beroepsverenigingen hebben we er meteen tegen gelobbyd en tot solidariteit met de Spaanse collega’s opgeroepen. En dat is gelukt.

HEB JE NOG EEN LAATSTE ADVIES VOOR ANDERE ERFGOEDVERENIGINGEN?

Blijf aan de bel trekken. Het komt niet vanzelf, je moet niet verwachten dat iemand anders het in je plaats gaat doen.

Wil je te weten komen hoe ook jij succesvol aan netwerking doet? Op deze pagina vind je verschillende tips en tricks rond (lokale) beleidsbeïnvloeding.

 

Man geeft uitleg aan een een man en vrouw

Vrijwilligers betrekken: omgaan met soorten engagement

Vrijwilligers betrekken: omgaan met soorten engagement

Uitleg geven over werking.

Wanneer mensen zich voor iets willen inzetten, kunnen ze dat niet altijd in dezelfde mate doen. Mensen verschillen onderling, maar ook over de tijd heen kan dit variëren. Dat hangt onder andere af van andere engagementen, maar ook de familiale of professionele situatie. De mate van betrokkenheid groeit ook. Je hebt dus verschillende participatieniveaus. Elk niveau is waardevol.

PARTICIPATIENIVEAUS

We onderscheiden acht niveaus van betrokkenheid. Kijk je naar de meest betrokken groep, dan is die ook het kleinst. Als vereniging sta je best open voor de verschillende soorten betrokkenheid.

Figuur over hoe om te gaan met verschillen in engagement en tijdsinzet van mensen​

© David Nassen – IDEA Consult op basis New Power van Jeremy Heimans & Henry Timms

We starten met het lidmaatschap ‘omdat het zo hoort’. Deze leden zijn zelden aanwezig en volgen de werking vanop een afstand. Daarnaast hebben we de klant-leden die écht deelnemen. Ze komen naar een tentoonstelling, vullen een bevraging in, liken iets op Facebook, enzovoort.

Als leden zich meer inzetten en inhoud of ideeën van de organisatie met de buitenwereld beginnen delen, verschuiven ze naar de groep van actieve leden. De zichtbare leden delen de inhoud van anderen in de organisatie. Betrokken leden gaan een stap verder. Ze tekenen een petitie, uiten zich als actieve leden, komen naar een protestactie of participatie-avond. Wanneer deze personen de inhoud en ideeën van anderen uit de organisatie beginnen aanpassen of aanvullen, worden ze meewerkende leden. Ze delen bijvoorbeeld een bericht en geven er zelf uitleg bij of lezen een nota na en geven feedback.

Vanaf het moment dat leden tijd, geld of iets dergelijks in de werking gaan investeren, spreken we van ‘eigenaar-leden’. Zo hebben we de kernleden die bijvoorbeeld zelf kopieën maken om te verspreiden, regelmatig tijd vrijmaken of extra middelen doneren, enzovoort. Als een lid meewerkt aan de inhoud van een debat, een deel van een nota voorbereidt of een filmpje maakt, spreken we over een werkend kernlid. Het laatste niveau is het trekkende kernlid. Deze geeft vorm en waakt over de principes, waarden en doelen van de werking. Dit lid werkt bijvoorbeeld mee aan het concept van een actie, een ambitienota ofde strategie.

WAAROM MOET JE REKENING HOUDEN MET VERSCHILLENDE SOORTEN ENGAGEMENT?

Beeld je dit scenario eens in:

Jan, 19 jaar oud, is lid van zijn lokale jeugdhuis. Hij ziet dat de erfgoedraad een participatieavond organiseert om de behoeften van de verenigingen ten aanzien van het gemeentelijk archief te verzamelen. Nadien zou een nota daarrond voorgelegd worden aan het gemeentebestuur. Jan wil zijn jeugdhuis die dag wel vertegenwoordigen. Hij is student politieke wetenschappen en reeds zeer actief in de studentenraad. De erfgoedraad vraagt hem om mee op de barricade te gaan staan en kernlid te worden. Dit is echter niet wat Jan wil, en hij deinst terug om zich voor die participatieavond te engageren.

Wat is hier gebeurd? Dit was zijn eerste stap als lid, maar aan Jan wordt te snel te veel engagement gevraagd dat hij niet kan geven. Dit schrikt hem af.

Het is begrijpelijk dat je nieuwkomers of geïnteresseerden direct wil integreren in je vereniging. Zeker als je in je bestuur nog open plaatsen hebt die dringend opgevuld moeten worden. Dit schrikt echter af. Je moet tijd en ruimte creëren, zodat nieuwe leden actieve leden worden. Nadien kunnen ze eventueel bestuursleden worden. Een handige tip daarbij is om open te staan voor nieuwe drijfveren. Die kunnen voor een nieuwe instroom van leden zorgen. Het is logisch om mensen op hun talenten aan te spreken, maar het is ook nodig om na te gaan welke talenten ze willen inzetten. Misschien willen ze net iets heel anders doen dan waarmee ze professioneel bezig zijn.

Wil je verder aan de slag gaan met deze praktijktip?

Bekijk hier dan de vorming, gegeven door David Nassen (expert bij IDEA).

Via deze link bekijk je de praktijktip als pdf.

Wil je meer te weten komen over hoe je nieuwe leden aantrekt, draagvlak creëert en samenwerkt met andere verenigingen om lokaal erfgoed te beschermen? Op deze pagina vind je verschillende tips en tricks rond lokale beleidsbeïnvloeding.

Vier personen buigen zich over een deel van hun collectie.

Wat motiveert vrijwilligers? Het verschil tussen oude en nieuwe drijfveren

Wat motiveert vrijwilligers? Het verschil tussen oude en nieuwe drijfveren

Beeld je dit scenario in:

Vier personen buigen zich over een deel van hun collectie.

Emma leest in de brochure van haar lokale heemkundige kring dat deze nauwer wil samenwerken met het gemeentebestuur. Dit wekt haar interesse en ze wil haar communicatievaardigheden inzetten om de vereniging te helpen een nota te schrijven aan het gemeentebestuur. Ze krijgt echter te horen dat alleen bestuursleden zich hiermee (mogen) bezighouden. Aangezien ze noch de ambitie, noch de tijd heeft om in het bestuur van de heemkundige kring te gaan, wijst ze het aanbod af. Hierdoor eindigt haar contact met de kring.

Wat is hier gebeurd? Emma’s drijfveren komen niet overeen met de verwachtingen van de heemkundige kring.

OUDE EN NIEUWE DRIJFVEREN

Onze drijfveren om ons voor iets in te zetten zijn geëvolueerd. We onderscheiden ‘oude’ of traditionele drijfveren en nieuwe drijfveren. Universiteiten, ziekenhuizen, maar ook traditioneel georganiseerde verenigingen werken vanuit ‘oude’ waarden.

Recente bewegingen als de Klimaatbeweging, Black Live Matters, Extension Rebellion, maar ook platformen als Wikipedia, Facebook-groepen of online communities bouwen invloed op via nieuwe drijfveren. Zowel traditionele als nieuwe drijfveren kunnen waardevol zijn, maar ze vragen elk een andere aanpak vanuit de organisatie. In een vereniging kunnen mensen met beide soort drijfveren meewerken.

HOE SPEEL JE IN OP NIEUWE DRIJFVEREN?

Onderstaand model zet de ‘oude’ en ‘nieuwe’ drijfveren naast elkaar en illustreert ze met de werkwijze die op deze drijfveren inspeelt.

 

Model zet de ‘oude’ en ‘nieuwe’ drijfveren naast elkaar en illustreert ze met de werkwijze die op deze drijfveren inspeelt.

Tussen traditionele en nieuwe drijfveren zijn verschillen, maar ze hoeven niet te botsen. Het betekent niet dat jouw vereniging voor het een of het andere moet kiezen. Een vereniging staat best open voor beide soorten drijfveren.

Oude drijfveren worden gelinkt aan langdurig engagement, wat deze mensen interessant maakt voor bestuurstaken. Daarbij is continuïteit een meerwaarde . Voordelen van nieuwe drijfveren zijn dan weer:

  • Een nieuwe wind die kan waaien
  • Meer kritische massa
  • Een bredere groep mensen die zich aangetrokken voelt tot de werking.

VERDER AAN DE SLAG MET DEZE PRAKTIJKTIP?

Bekijk hier dan de vorming, gegeven door David Nassen (expert bij IDEA).

Via deze link bekijk je de praktijktip als pdf.

 

Wil je meer te weten komen over hoe je nieuwe leden aantrekt, draagvlak creëert en samenwerkt met andere verenigingen om lokaal erfgoed te beschermen? Op deze pagina vind je verschillende tips en tricks rond (lokale) beleidsbeïnvloeding.

Portret van de burgemeester van Kontich Bart Seldeslachts

Zo overtuig je jouw gemeentebestuur als erfgoedvrijwilliger: tips van een burgemeester

Zo overtuig je jouw gemeentebestuur als erfgoedvrijwilliger: tips van een burgemeester

Porter van de burgemeester van Kontich Bart Seldeslachts

Erfgoedvrijwilligers spelen een cruciale rol in het behoud van lokaal erfgoed, maar hoe krijg je als vrijwilliger het gemeentebestuur mee? Bart Seldeslachts, burgemeester van Kontich en zelf erfgoedliefhebber, geeft praktische adviezen voor vrijwilligers die het gemeentebestuur willen overtuigen. Wil je weten wat werkt en wat niet? Lees verder en ontdek hoe je politici kan meenemen in je verhaal!

JE HEBT ZELF EEN GROTE PASSIE VOOR ERFGOED. WAAR KOMT DIE VOORLIEFDE VANDAAN?

Mijn vader was heemkundige. Ik ben daarmee grootgebracht. Na mijn opleiding geschiedenis en archivistiek ben ik leraar geschiedenis geworden en ook tijdens mijn vrije tijd was ik met erfgoed bezig. Toen ik nog in Bierbeek woonde, heb ik daar de erfgoedraad mee opgericht. Dat werd een groot succes. Er kwamen mensen naartoe vanuit verschillende disciplines. Buiten de usual suspects, zoals de heemkundigen, was er bijvoorbeeld een archeoloog, een kunsthistoricus, … Je ziet dan iedereen op een heel andere manier omgaan met erfgoed.

Heeft dat je werk in Kontich beïnvloed?

Ik heb mijn ervaring als erfgoedvrijwilliger hier zeker benut. Terwijl het in Bierbeek de vrijwilligers waren die de politiek meenamen, is het in Kontich anders begonnen. Ik heb de erfgoedraad hier zelf opgestart en vrijwilligers meegekregen, met een ongelofelijk resultaat. In de vorige legislatuur heb ik van erfgoed ook een aparte bevoegdheid gemaakt, wat niet evident was.

Hoe staat de rest van het college tegenover erfgoed?

Het is niet omdat het bij mij hoog op de agenda staat, dat dat ook het geval is bij mijn collega’s. We hebben in de gemeente veel aandacht voor erfgoed want ik doe dat supergraag, maar politiek gezien is het niet het belangrijkste thema.

Is het een voordeel voor de erfgoedraad dat je als burgemeester zo betrokken bent?

Het is niet omdat een bevoegdheid bij een burgemeester zit, dat die zoveel beter verdedigd wordt. Toen er deze legislatuur discussie was over de afbraak van het tweede oudste gebouw in onze gemeente, ben ik een paar keer naar mijn erfgoedraad gegaan om de mening binnen het college te verdedigen, ook al was dat niet mijn eigen mening. Als burgemeester ben je bij uitstek degene die het compromis moet zoeken en verdedigen. Als je collegialiteit verwacht in andere dossiers, moet je die in je eigen dossiers des te meer tonen. Maar dat betekent ook dat je aan je vrijwilligers het omgekeerde zegt van wat je eigenlijk zelf wil.

Als burgemeester ben je bij uitstek degene die het compromis moet zoeken en verdedigen.

Omgekeerd zet ik in het college altijd de pet op om de erfgoedraad te verdedigen. Zolang dat met wederzijds respect gebeurt en met de juiste argumenten, dan loopt dat wel. Maar dat maakt dat de relatie niet altijd gemakkelijk is, want je hebt ratio en je hebt emotie, zeker bij vrijwilligers. Als zij niet het verhoopte resultaat krijgen, is het logisch dat ze op een gegeven moment twijfelen of ze hun engagement nog willen volhouden.

Vind je dat de erfgoedraad goed werk levert?

De vrijwilligers werken heel professioneel en plichtsbewust. Ze dienen meer adviezen op één jaar in, dan alle andere adviesraden samen op zes jaar. Ze zijn ongelofelijk actief. Zij steken er veel tijd in en voelen zich heel verantwoordelijk, wat leuk is. Maar we zien wel dat ze te veel verantwoordelijkheid op hun schouders nemen. Dat is natuurlijk niet goed.

We willen veel rond erfgoed doen, maar wel op basis van vrijwilligheid. We vragen advies over alles wat met erfgoed te maken heeft, maar stel dat zij door gebrek aan tijd, door de complexiteit of de hoeveelheid van de vragen, niet kunnen volgen, dan zitten ze daar mee in. Er is geen dienst in de gemeente die dat opvolgt, er zijn geen professionals, dus zij moeten dat doen. Tien jaar geleden was er niemand die dat opvolgde, was er niemand die daarover struikelde en werd er geen advies gevraagd. Maar nu ligt het tempo hoog.

Vrijwilliger steekt een oorkonde naar aanleiding van de restauratie van de Sint Martinuskerk in een loden koker.

Vrijwilliger steekt een oorkonde in een loden koker naar aanleiding van de restauratie van de Sint Martinuskerk. Burgemeester Bart kijkt toe.

Eigenlijk is die vrijwillige inzet onbetaalbaar. Je kunt dat met professionals nooit doen. Maar het is op het tempo van de vrijwilliger en daar moet je respect voor hebben. Als er iets niet gebeurt, dan gebeurt het niet. Als morgen die vrijwilligers er niet meer zijn of die kunnen het niet meer doen, zijn we misschien geen onroerenderfgoedgemeente meer. Maar misschien is dat ook niet erg. Als we onder de 22.000 inwoners van Kontich niet voldoende mensen vinden, dan moeten we misschien die ambitie niet hebben.

Eigenlijk is die vrijwillige inzet onbetaalbaar.

Werken jullie goed samen?

Ik trek in de erfgoedraad nog wel wat aan de kar en ik probeer soms wat nieuwe ideeën te geven. Omgekeerd pik ik ook zelf veel ideeën van die vrijwilligers op waarmee je aan de slag kan in het beleid. Da’s een beetje een wisselwerking. Maar je moet wel wat opletten en de nodige afstand bewaren. Ik geef slechts ideeën en zij mogen adviseren wat ze willen. Da’s een evenwicht dat niet zo gemakkelijk te bewaren is. Ik zit in se zelf niet in de erfgoedraad, maar sta aan de kant van het beleid dat de beslissende rol heeft.

We gaan altijd uit van de inzet van de erfgoedvrijwilligers, wat ook een valkuil is. De erfgoedraad organiseert bijvoorbeeld erfgoedlezingen. Dat begon met eentje, maar het werden er op een bepaald moment vijf per jaar. De ene had wat meer publiek dan de ander, maar eigenlijk waren ze allemaal schitterend. Je voelt dan dat de vrijwilliger meer en meer belast wordt om dat georganiseerd te krijgen en daardoor meer en meer doorschuift naar de ambtenarij, terwijl de ambtenarij daar geen uren voor heeft.

Met die boodschap ben ik naar de erfgoedraad gegaan en dat kwam raar binnen, want zij doen het meeste werk. Ik moet dus soms hun enthousiasme wat afremmen. Dat is niet gemakkelijk, want je hebt het risico dat mensen daar gedemotiveerd door geraken. Vrijwilligers doen heel veel en als daar niet in tegemoetgekomen wordt door een gemeente, zien ze dat als een gebrek aan waardering.

De erfgoedraad schreef al twee keer een memorandum. Is dat belangrijk volgens jou?

Jazeker. Dat hebben we in Bierbeek ook ooit gedaan. We schreven neer wat politici binnen zes of tien jaar moesten realiseren. Ik heb dat idee de vorige legislatuur voorgelegd bij alle adviesraden en ze hebben allemaal een ambitienota geschreven. Op een gegeven moment hebben ze dit voorgesteld aan alle politieke partijen. Je zag toen dat politieke partijen dit bij de verkiezingen in hun partijprogramma en in debatten meenamen.

Er zijn heel weinig politici die zich actief en publiek gaan verzetten tegen een adviesraad rond de verkiezingen. Je trekt dus politici met een memorandum stap voor stap mee. Je moet er wel voor zorgen dat je de teksten van je memorandum op tijd aanlevert, zeker een jaar of een half jaar voor de verkiezingen. Als politici niet weten wat ze kunnen doen, gaan ze het niet doen.

Bij het begin van de legislatuur heb je meteen een reden om aan te kloppen. Je kan het aan de nieuwe schepen voorleggen. Misschien zijn bepaalde punten uit je memorandum te duur of onhaalbaar, maar andere punten nemen ze misschien wel over. Een memorandum is een manier om aan te geven wat je in een meerjarenplan wil hebben of waarover je in ieder geval in debat wil gaan. Het is ook een instrument om na zes jaar te evalueren wat er allemaal gerealiseerd is. Dat maakt het voor politici ook leuk, wat weer werkt om het beleid in een bepaalde richting te trekken.

Hoe denk je over activisme tegenover het beleid?

Je wint geen sympathie door meteen met een actiecomité tegen een gemeentebestuur te beginnen. Natuurlijk, als je een lang traject hebt gereden en de meningen zijn tegenovergesteld, dan zou een gemeentebestuur geen probleem mogen hebben met een actiecomité. De een vindt dit en de ander vindt dat, dat mag. Actievoeren tegen een gemeentebestuur moet kunnen. Zolang je weet dat het over dát dossier gaat en wanneer we een open en eerlijk traject hebben gereden. Maar het is des mensen om sneller in vijandbeelden te denken dan dossiergericht te denken.

Welke tips zou je erfgoedvrijwilligers geven om iets gedaan te krijgen van het gemeentebestuur?

Onderhoud een goed contact met het beleid. Mijn overtuiging is dat als vrijwilligers werken en inspanning leveren, politici altijd bereid zijn om te luisteren. Maar je moet met goede argumenten komen, op een eerlijke manier advies geven en het vanuit je expertise doen. Zo kan je een goede politicus altijd overtuigen.

Mijn overtuiging is dat als vrijwilligers werken en inspanning leveren, politici altijd bereid zijn om te luisteren.

Vergeet niet, de bevoegde schepen is je eerste aanspreekpunt. En je moet die ook erkennen. Ga in dialoog met het beleid. Zoek draagvlak. Je kan een andere visie hebben, dat maakt niet uit. Op het moment dat ze schepen en burgemeester zijn, zijn ze in hun functie en zijn ze geen politici.

Draagvlak zoeken is ook belangrijk, zeker in de opstart. Dat niet iedereen van bij het begin mee is, is evident. Door met argumenten te komen en stap voor stap iets op te bouwen, krijg je veel krediet. Als er een hele groep mensen mee bezig is, gaat dat ook politiek leven. Bij een voldoende groot draagvlak, zal iedere verstandige politicus van welke politieke kleur dan ook, daarin meegaan.

Verder: zie het ruimer dan alleen erfgoed. Erfgoed is op zichzelf een beperkt verhaal. Stel dat sport hard leeft, dan kan je sporthelden uit het verleden belichten. Ze hebben hier bijvoorbeeld 100 jaar geleden de marathon van de Olympische Spelen van Antwerpen gelopen. Een aantal vrijwilligers hadden toen het idee om naar aanleiding van dat jubileum op de keerlus een bordje te zetten en daar iets rond te organiseren. De schepen van sport, en ook schepenen die daar eigenlijk niet mee bezig zijn, vonden dat een heel goed idee. Ja, dat is plezant.

Inhuldiging van Maes pils-memorial op de plaats waar vroeger de brouwerij Maes stond in Waarloos

Begin met iets klein. In de vorige legislatuur was er een vrijwilliger die een monument wou zetten rond de brouwerij van Maes. Iedereen werkte daar vroeger. De brouwerij is nu weg en dat leefde niet meer. Er was in eerste instantie dus weinig enthousiasme, maar op een gegeven moment begon dat te leven, en kwamen alle mensen met verhalen van die brouwerij. We hebben daar een monumentje gezet en eigenlijk was dat zowel fysiek als qua budget een klein iets. Maar de betekenis was wel groot.

Wees je ook bewust van je rol. In een adviesraad geef je advies, maar je moet het accepteren als ze iets niet volgen. Je moet voor jezelf heel goed afbakenen dat je gelukkig bent met advies te kunnen geven en te argumenteren, tot ze misschien volgen. Als het bestuur zegt: “nee, dat gaat niet”, dan moet je dat aanvaarden als vrijwilliger, want je zit niet in een beslissende rol. Als je dat zou willen, dan moet je zelf schepen worden. Maar je moet wel kleine successen kunnen boeken. Niet opgeven als je overtuigd bent dat je iets zinvol doet. Dat is eigenlijk mijn grootste tip. Soms kan dat lang duren, maar dat is niet erg. Wat vandaag niet kan, kan morgen misschien wel.

Nog een laatste tip: vertrek vanuit een positief verhaal. Je krijgt zelden mensen mee in een negatief verhaal. In een project denken we dikwijls aan bedreigd erfgoed. Als dat onroerend erfgoed is en ze willen dat slopen, dan kan je  de nadruk leggen op wat er wél nog staat, in plaats van te zeggen: “nu gaat het allemaal verdwijnen”. Als mensen het belang inzien van wat er staat, gaan ze het misschien ook houden.

Wil je te weten komen hoe ook jij succesvol aan netwerking doet? Op deze pagina vind je verschillende tips en tricks rond (lokale) beleidsbeïnvloeding.