Format: interview
Ann Rombaut – Heemkundige kring Kaulille
25 februari tot en met 5 maart is het de Week van de Vrijwilliger. Hoog tijd om een aantal vrijwilligers achter de schermen van Histories in beeld te brengen en ze luidkeels te bedanken. Maak kennis met: Ann Rombaut!
Ann, je bent erfgoedvrijwilliger en voorzitter van de heemkundige kring Kaulille: wat doe je binnen die vereniging?
Elke maandag zitten wij samen met de leden van de heemkundige kring en werken we samen aan het inventariseren van alle bronnen en schenkingen van mensen aan de heemkundige kring. Op maandagnamiddag zijn we ook open voor publiek. Mensen kunnen dan langskomen als ze vragen hebben rond hun genealogisch onderzoek, voor papers in hun studie enzovoort. We hebben een grote collectie aan bidprentjes, rouwbrieven, communieprentjes en foto’s, maar ook artikels, boeken en andere documenten of voorwerpen. Een belangrijk aspect voor ons is de communicatie naar de buitenwereld: alle nieuwe bronnen of activiteiten worden aangekondigd op de facebookpagina. We werken ook aan een website voor onze vereniging. Vroeger gaven we ook een heemkundig tijdschrift uit, genaamd ‘De Klaveren Heer’, maar door omstandigheden zijn we daarmee moeten stoppen. Elk jaar geven we een heemkundige kalender uit rond een bepaald thema. In de toekomst zullen ook meer activiteiten organiseren om ons archief te ontsluiten zoals ruilbeurzen, tentoonstellingen … Ook zetten we momenteel sterk in op de communicatie en eventuele uitwisseling van bronnen met andere heemkundige kringen en organisaties in de buurt.
Wanneer en waarom ben je gestart als vrijwilliger binnen de heemkundige kring?
Ik heb archeologie en kunstgeschiedenis gestudeerd. Na mijn studies heb ik gewerkt in het stadsarchief van Aalst. Daar hielp ik onder meer mensen met genealogisch onderzoek en bouwde ik mee aan tentoonstellingen. Na mijn verhuizing naar Kaulille werkte ik als bibliotheekassistent en later als bibliothecaris in de bibliotheek van Bocholt en stond ik in voor het erfgoedbeleid in dezelfde gemeente. Dankzij mijn voorgeschiedenis had ik al een stevig netwerk uitgebouwd binnen de erfgoedsector en mensen uit de buurt wisten daarvan. In 1992 is men mij dan komen vragen of ik geïnteresseerd was om mee te werken aan de oprichting van de Heemkundige kring van Kaulille. Het leek mij zeer verrijkend om met deze mensen met een gemeenschappelijke passie voor het verleden te werken aan een vooropgesteld doel.
Als vrijwilliger bij de heemkundige kring ben je een ‘erfgoedvrijwilliger’: waarom ben je graag erfgoedvrijwilliger?
Voor erfgoed is er toch een voorliefde nodig voor geschiedenis, verhalen …. Meer kennis opdoen en meer mensen ontmoeten waarmee je jouw passie kan delen is zeer verrijkend. Mijn netwerk is dankzij de samenwerking met allemaal verschillende erfgoedvrijwilligers nog meer verruimd en steeds opnieuw leer ik nieuwe mensen kennen met een nieuw verhaal. Als we daarnaast dan ook mensen kunnen helpen bij het reconstrueren van hun eigen verhaal, is dat nog des te mooier.
Waarom is het volgens jou belangrijk dat er erfgoedvrijwilligers zoals jou zijn die zich engageren in heemkundige kringen?
Vrijwilligerswerk in de erfgoedsector is zo belangrijk omwille van de sociale samenhang en de leefbaarheid van een gemeenschap. Ons doel is om mensen goesting te geven in erfgoed en ze laten doen wat ze graag doen, zodat ze echt kunnen voelen welke meerwaarde ze dan ook betekenen.
Erfgoedvrijwilligers zijn momenteel schaars, zeker na corona. De oudsten vallen weg en er is dringend nood aan nieuw bloed. We hechten dan ook veel belang aan onze projecten om kinderen al van jongs af aan te betrekken. Zo doen we regelmatig projecten met scholen. We geven jaarlijks een les in het derde en vijfde leerjaar rond een thema’s zoals het urnenveld van Kaulille, de teuten, de oorlog en de poederfabriek. Erfgoed dringt bij kinderen vooral binnen als ze het zelf kunnen ervaren via workshops, zoals het maken van een urne, zelf brood bakken, oude volkspelen enzovoort. Verder willen we sterk inzetten op het zoeken van vrijwilligers rond een bepaald project, met een duidelijke opdracht die beperkt is in tijd. Vaak hebben de jongere generaties weinig tijd voor langdurig vrijwilligerswerk, maar het enthousiasme leeft nog wel onder de mensen. Heden ten dage vind je nog weinig mensen die 10 of 20 jaar in dezelfde vereniging zitten, tenzij je iemand vindt die zo gebeten is door de microbe, dat hij/zij dit als haar levenswerk ziet. Na afloop van zo’n project merken we dat er toch veel enthousiasme is voor verdere projecten rond een bepaald thema.
Waarom is de werking van de heemkundige kring zo belangrijk en wat maakt het vrijwilligerswerk er zo bijzonder?
Het is belangrijk dat het erfgoed eerst en vooral gekend is en onderzocht wordt, en daarnaast ook bewaard wordt in goede omstandigheden en ontsloten wordt. Zo helpen wij bijvoorbeeld de gemeenten door opmerkzaam te blijven over verloederde gebouwen, scheuren in gebouwen of kapelletjes die onderkomen zijn. Erfgoed is de nalatenschap van het verleden waarmee we leven in het heden. Die nalatenschap geven we door aan toekomstige generaties, zodat zij er ook van kunnen leren, het kunnen bewonderen en ervan kunnen genieten.
Wat maakt voor jou de lokale geschiedenis/het lokale erfgoed zo interessant?
Al kinds af aan heb ik de interesse voor geschiedenis en kunst meegekregen. We bezochten met het gezin vaak verschillende musea en gingen naar tentoonstellingen. Het zit dus wel in mijn bloed. Al snel merkte ik dat veel mensen toch veel belang hechten aan hun lokale leefwereld en afkomst, waardoor de erfgoedverhalen ook heel persoonlijk worden. De lokale geschiedenis is een belangrijke en onmisbare schakel van een groter geheel.
Welke anekdote/ervaring zal je altijd bijblijven?
Wat mij het meest vreugde brengt aan het vrijwilligerswerk rond erfgoed zijn de contacten en de verhalen van de mensen. Momenteel ben ik voorzitter van de Heemkundige Kring Kaulille en bestuurslid bij het Davidsfonds, de Kauliller Molenvrienden, Molennetwerk Kempenbroek en bij Ovenbuur Bocholt. Het is heel fijn om met al deze mensen met dezelfde passie en nieuwsgierigheid op zoek te gaan naar verhalen en de linken tussen verhalen te kunnen leggen. Onze passie brengt mensen samen en dat is heel mooi om te zien.
Bedankt voor dit interview!
Bart Vosters overtuigde de gemeente om 30.000 euro in het heemmuseum te investeren
Bart Vosters overtuigde de gemeente om 30.000 euro in het heemmuseum te investeren
Wil je te weten komen hoe jouw vereniging je gemeente kan overtuigen om maar liefst 30 000 euro opzij te zetten voor je project? Bart Vosters, ex-voorzitter van de heemkring van Arendonk, vertelt hoe hij te werk is gegaan voor de inrichting van hun nieuwe heemmuseum.
Hoe heeft de heemkring van Arendonk zo’n goede relatie kunnen opbouwen met de gemeente?
De heemkring in Arendonk bestaat al heel lang en heeft altijd een goede relatie met de gemeente gehad. Het heemhuis is een oude fabriekshal. Die heeft de gemeente destijds gekocht van een Arendonks bedrijf.
Ik ben in 2013 voorzitter geworden. De heemkring was op dat moment op sterven na dood. Gelukkig is het ons gelukt om het bestuur terug op de rails te krijgen. Daarna hebben we ons meteen gefocust op de herinrichting van ons vergaderlokaal. Dat was een ongezellige en rommelige ruimte. Ik nam dan contact op met de gemeente, met de vraag of ze dat wilden herinrichten, en dat deden ze. Maar dit was nog maar het begin.
Het begin van wat?
Van de samenwerking met de gemeente. Het grootste project waar wij echt op de gemeente konden rekenen, was de herinrichting van ons museum. We hadden een museum dat wel wat volk trok, maar dat heel ouderwets was. Dat was ook niet goed ingericht. Dan heb ik als voorzitter gezegd: we gaan een volledig nieuw museum maken. Dat kostte uiteraard wel wat geld. Voor een stuk konden we eigen middelen gebruiken, een ander stuk werd gefinancierd door crowdfunding.
Voor een bedrag van iets meer dan € 30.000 zijn we bij de gemeente gaan aankloppen. Ik heb toen een uitgebreide nota geschreven met een geschiedkundige visie vanwaar de heemkring kwam, maar vooral ook met een toekomstvisie: waar we naartoe wilden en waarom we de gemeente nodig hadden. Ik ben dat daarna gaan verdedigen op het schepencollege. Een week of twee later kregen we het goede nieuws: het college wou ermee instappen.
Welke elementen in die visienota waren volgens jou het meest overtuigend? Heb je daar een idee van?
Een heemkring kijkt niet alleen naar het verleden, maar ook naar de toekomst.
Dat was vooral de toekomstvisie. Een heemkring wordt dikwijls geassocieerd met een stoffige oude mannen-bedoening. Daar hebben we met dat museum komaf mee willen maken. Dat staat ook in de nota: een heemkring kijkt niet alleen naar het verleden, maar ook naar de toekomst.
De nota was heel radicaal. We zeiden: het moet anders dan anders. We wilden buiten de lijntjes kleuren. Het was de bedoeling om in het museum tabula rasa te maken. We vroegen ons af: wat is typisch Arendonk? Tijdens die brainstorm zijn we op bepaalde onderwerpen uitgekomen en daarmee aan de slag gegaan. Daarbij hebben we ook naar recente dingen gekeken en zijn we voor een moderne aanpak gegaan. We kozen voor een interactieve opstelling, geen vaste toer. Om van het oubollige imago af te geraken, hebben we samengewerkt met een graficus uit het dorp die voor ons vrijwillig veel werk heeft verzet. Dat is allemaal niet zonder slag of stoot gegaan. In zo’n heemkring zitten wat oudere mensen die het klassieke gewoon zijn en die niet meteen openstonden voor al die nieuwe ideeën. Maar het is allemaal goed gekomen.
Daar zal wel veel werk in gekropen zijn, in die nota.
Die nota bevatte inderdaad een goed uitgewerkte visie. Zomaar naar de gemeente stappen met de vraag: “we gaan een nieuw heemmuseum bouwen, mogen we a.u.b. 30 000 euro?” werkt niet. Als je iets gaat vragen bij de gemeente of bij eender welke overheid, moet je een bepaalde visie hebben om die mensen te overtuigen.
Jullie zijn niet alleen gaan aankloppen bij de gemeente. Kan je iets vertellen over de andere initiatieven die jullie genomen hebben om het nieuwe museum te financieren?
We zijn ook bij de privé gaan aankloppen voor sponsoring. Neem nu de verlichting. In het oude museum waren dat heel kale TL-lampen. Heel de hal vol, drie rijen naast elkaar. Dat was gewoon niet gezellig. Ik kende iemand die een verlichtingswinkel had en daar ben ik gaan vragen voor een professioneel lichtplan. Die man heeft dat dan gedaan, maar dat bleek veel te duur om uit te voeren. Ik heb dan wat onderhandeld, met als resultaat dat we die verlichting aan inkoopprijs hebben gekregen. Die man was ook wel iemand die had gezien hoe onze heemkring terug uit de dood was opgestaan en die onze werking kende. Ik ken heel wat volk in het dorp. Dat is altijd een pluspunt. Als de mensen je kennen, kan je iets meer gedaan krijgen.
Het was een combinatie van eigen middelen, middelen van de overheid, privépartners en het publiek.
Daarnaast hebben we een crowdfunding georganiseerd. Dat was een succes, want we hebben veel meer binnengehaald dan we oorspronkelijk vooropgesteld hadden. We hebben daarbij geprobeerd om een link te leggen met de mensen van het dorp. Tegen de inwoners van Arendonk konden we zeggen: “je draagt letterlijk uw steentje bij aan het verleden en de toekomst van Arendonk!”. Dat sloeg aan. Als ze ons steunden, kregen ze x aantal jaren lidmaatschap of waren ze uitgenodigd op de opening van het nieuwe museum.
Het was een combinatie van eigen middelen, middelen van de overheid, privépartners en het publiek. Dat stond ook heel duidelijk in die nota.
Ik hoor veel succesfactoren, maar kan je ook aan erfgoedverenigingen meegeven wat de eventuele valkuilen zijn?
Ik ben altijd vertrokken van: we moeten het anders doen. Ik kreeg soms van andere verenigingen – en terecht misschien – de kritiek: ja, maar wat is er mis met onze werking? Want sommigen voelden zich een beetje aangevallen. Alsof ik kwam verkondigen dat het klassieke heemmuseum niets waard is. Dat was mijn bedoeling niet. We hadden onze sterktes en zwaktes in kaart gebracht. Wij liepen dan ook tegen problemen aan waar veel heemkringen tegenaan lopen. Veroudering, onvoldoende kennis van moderne technieken, geen instroom van nieuwe leden, geen geld, een tunnelvisie. Dat is ook precies de reden waarom ik op een gegeven moment gestopt ben – naast het feit dat ik geen tijd meer had. Soms is het nodig dat er iemand anders aan het roer komt te staan. Je denkt altijd maar: “ik ben goed bezig”, maar je moet af en toe iemand hebben die anders naar de dingen kijkt en zegt: “misschien moeten we toch iets anders doen”. En dat kan je volgens mij alleen maar doen door echt eens buiten de lijnen te kleuren en niet te hervallen in traditionele ideeën.
Blijven stilstaan is op termijn dodelijk voor elke vereniging.
In het begin had men schrik van het nieuwe: “ja, maar zoals het nu is, is het toch goed”. Dat is een zin waar ik heel erg van huiver. Want dan denk ik: “stilstaan is achteruitgaan”. Op den duur doe je altijd hetzelfde en hebben de mensen het gezien. Dan zie je een dalende lijn van leden, bezoekersaantallen, enzovoort. Probeer een brede visie te hebben. Soms lukt dat, soms niet. We hebben bijvoorbeeld dingen gedaan die mislukt zijn. Die hebben we teruggeschroefd. Maar als je het niet probeert … Blijven stilstaan is op termijn dodelijk voor elke vereniging.
Je moet niet altijd radicaal zijn. Het kan ook met kleine dingen. Arendonk had vroeger bijvoorbeeld een vrij gereputeerde sigarennijverheid. De laatste sigarenfabriek in Arendonk werd vlak voor we verbouwden definitief gesloten. In dat gebouw stond onder andere de bureauruimte van den directeur vroeger. Die was nog intact. Een heel zwaar massief meubel, een bakelieten draagtelefoon, een zware kluis … Als je dan aan tien mensen in het bestuur vraagt: “wat kunnen we daarmee?”, dan blijkt dat we daar niet veel mee kunnen. Dat is geen machine voor sigaren te maken, dus daar kan je zogezegd niks mee. Ik heb dan gezegd: misschien kunnen we daar wél iets mee.
In de plaats van in het museum een klassiek onthaal te maken met een balie, kunnen we proberen om dat bureau te gebruiken als inkomhal. Om het wat extra cachet te geven hadden we aan een kant van de muur een valse wand gemaakt met een raam in. Daarachter hebben we een oude foto geplakt van een sigarenfabriekshal, waarbij iedereen aan het werk was. Die hebben dat dan achter dat glas gehangen en dan had je het idee dat de directeur op zijn werkvolk keek. Dat was onze inkomhal.
Zo’n creatieve, leuke ideeën! Als je nu één tip zou willen meegeven aan andere verenigingen, welke zou dat dan zijn?
Als je iets doet, probeer geen schrik te hebben om iets te doen, maar zorg wel dat je er met kennis van zaken aan begint.
Gewoon durven! Dat is eigenlijk heel simpel. Je moet geen schrik hebben. Als je met schrik vertrekt, dan geraak je meestal niet veel verder. Durf naar de gemeente stappen. Durf eens een keer anders te denken. Durf mensen aan te spreken. Durf een crowdfunding op te starten. Ik ben wel van mening: probeer eerst een beetje back-up te krijgen van mensen die er iets van kennen. Neem nu die crowdfunding. Ik heb eerst een vergadering gehad met mensen van dat platform die mij zeiden: let daarop, maak deze fouten niet, … Dus als je iets doet, probeer geen schrik te hebben om iets te doen, maar zorg wel dat je er met kennis van zaken aan begint. En dan krijg je heel veel gedaan, denk ik.
Wil je meer te weten komen over hoe jij steun van je gemeente kan krijgen? Op deze pagina vind je verschillende tips en tricks rond (lokale) beleidsbeïnvloeding.
Bernard Lootens en Moniek Moyaert – Archief- en documentatiecentrum: De Spaenhiers
25 februari tot en met 5 maart is het de Week van de Vrijwilliger. Hoog tijd om een aantal vrijwilligers achter de schermen van Histories in beeld te brengen en ze luidkeels te bedanken. Maak kennis met: Bernard Lootens en Moniek Moyaert!
Dag Moniek en Bernard, jullie zijn actief als vrijwilliger bij het Archief- en documentatiecentrum De Spaenhiers: wat doen jullie binnen die vereniging?
Moniek: Ik ben reeds vijf jaar vrijwilliger bij de Spaenhiers. Mijn werk bestaat erin de rouwbrieven en bidprentjes, die geschonken worden aan de Spaenhiers, te sorteren, de database aan te vullen en alfabetisch te rangschikken in de reeds bestaande collecties. Daarnaast werk ik aan de beeldbank door krantenartikels te scannen, te beschrijven en online te zetten.
Bernard: Als verantwoordelijke van het bestuur voor het documentatiecentrum bestaat mijn taak er voornamelijk in om de werking te coördineren. Dat houdt enerzijds in dat ik zoek naar aangepaste taken voor de vrijwilligers en ze naar een bepaalde doelstelling begeleid. Deze taken bestaan uit het ordenen en inventariseren van collecties en binnenkomende documenten. Indien mogelijk worden de collecties opgelijst en online ter beschikking gesteld. Zo zijn er bijvoorbeeld van onze collectie bidprentjes en rouwbrieven lijsten gemaakt, die online te consulteren zijn: Bidprentjes (wordpress.com). De prentjes en de rouwbrieven zijn alfabetisch geklasseerd. Andere grote collecties in ons documentatiecentrum bestaat uit foto’s, de krantenknipsels en de affiches. Deze worden gescand of gefotografeerd en met de bijhorende beschrijving op onze beeldbank geplaatst. Anderzijds bestaat mijn taak erin om (be)zoekers te begeleiden. Wie iets komt opzoeken, probeer ik wegwijs te maken in ons aanbod en gericht te helpen. Ook de algemene promotie van het documentatiecentrum, het opsporen en verwerven van erfgoed tracht ik te bewerkstelligen.
Als vrijwilligers bij De Spaenhiers zijn jullie ‘erfgoedvrijwilligers’: waarom zijn jullie graag erfgoedvrijwilligers?
Moniek: Allereerst vind ik het een boeiende en zinvolle activiteit voor mezelf, maar het belangrijkste is dat we mensen kunnen helpen in hun zoektocht naar informatie. Bidprentjes en rouwbrieven zijn de grootste pijlers voor het maken van een stamboom. Krantenartikelen zijn een uitstekende bron van informatie voor mensen die op zoek zijn naar de evolutie van het sociale, culturele en politieke verleden van Koekelare.
Bernard: Vooral omdat ik van mening ben dat dit voor onze lokale gemeenschap een belangrijke taak is. In de loop van de jaren hebben wij met een team van vrijwilligers een instelling uitgebouwd waar mensen terecht kunnen met documenten, wat vaak gebeurt bij sterfgevallen. Voor gelijk welk zoekwerk over lokale geschiedenis, bijvoorbeeld voor genealogisch onderzoek, een schoolwerk, een paper, een boek, een tijdschrift enzovoort, helpen wij mensen op weg. Dit geeft veel voldoening.
Waarom is het volgens jullie belangrijk dat er erfgoedvrijwilligers zoals jullie zijn die zich engageren bij documentatiecentra?
Moniek: We ondervinden in het documentatiecentrum van De Spaenhiers een stijgende interesse bij de lokale bevolking. Dit gaat van studenten tot auteurs van bijvoorbeeld een boek, een eindwerk tot mensen die geboeid zijn door het verleden. Mensen kunnen helpen in hun zoektocht naar concrete informatie is dan ook de grootste voldoening voor de vrijwilliger en een stimulans tot een blijvend engagement.
Bernard: Het verzamelen en bewaren van lokaal erfgoed is een eerste stap. Dit erfgoed degelijk ordenen en ontsluiten is een tweede en even belangrijke stap. Dit is nodig voor de derde stap van bekendmaking en als gevolg voor een bewustwording van de gemeenschap over het belang van de lokale geschiedenis. Het effect van bekendmaking is bijvoorbeeld duidelijk gebleken uit het programma ‘Het Verhaal van Vlaanderen’ van Tom Waes.
Bedankt voor dit interview!
Een beestige schattenjacht in het gemeentearchief van Zele
Een beestige schattenjacht in het gemeentearchief van Zele
In het hart van Zele – in de kelders van het gemeentehuis – ligt het gemeentearchief. Hier wordt niet alleen het rijke verleden van de regio bewaard, maar ook nieuwe herinneringen gecreëerd. Dit gebeurde op een wel heel bijzondere manier tijdens Erfgoeddag 2023, met het thema “Beestig Erfgoed”. Intergemeentelijk archivaris Liese en erfgoedvrijwilliger Annet ontwikkelden een speelse en originele schattenjacht die zowel jong als oud wist te verrassen.
EEN BEZOEK AAN HET GEMEENTEARCHIEF VAN ZELE
Het gemeentearchief van Zele bewaart heel wat waardevolle documenten en artefacten, maar het heeft geen eigen archiefwerking. Liese, die zes gemeenten in de regio bedient, kan niet zonder de steun van een toegewijd team vrijwilligers. Deze vrijwilligers, elke van andere pluimage, vormen het kloppende hart van de werking. Zij zetten zich met passie en creativiteit in voor het toegankelijk maken van erfgoed voor het brede publiek.
Annet, de nieuwste aanwinst in het team, bracht na haar loopbaan als ergotherapeut, een frisse wind in het archief. Ze kwam hier terecht om iets totaal anders te doen, maar weet haar creatieve stempel te drukken. Liese is meer praktisch ingesteld, maar samen vullen ze elkaar aan. Dat geldt ook voor het volledige Zeelse vrijwilligersteam, terwijl Liese zorgt dat alles binnen de lijntjes van de wetgeving en praktische haalbaarheid blijft.
HET ONTSTAAN VAN EEN BEESTIGE SCHATTENJACHT
Het idee voor de schattenjacht tijdens “Beestig Erfgoed” ontsproot gaandeweg. Eerst was het de bedoeling om een escapespel te maken, maar dit evolueerde snel naar een originele schattenjacht doorheen het archief, waarbij kinderen de hoofdrol speelden. Het doel? Het archief op een speelse manier in kaart brengen en de schatten die het archief te bieden heeft, letterlijk en figuurlijk, ontdekken.
Annet – met ervaring in sport en spel – en Liese haalden hun inspiratie uit de archiefstukken zelf. Ze stelden zich vragen als: “Wat is plezant?” en “Kunnen we er iets mee doen?”
Zo ontstonden er creatieve, kindvriendelijke opdrachten zoals het puzzelen van een kopie van een “hanenaffiche” uit 1920 en de zoektocht naar een “aangetaste archiefdoos” in het rolarchief. Uitdagend bleken ook speelse opdrachten zoals het bij elkaar sprokkelen van lichtgevende letters in een donker hondenhok of het zoeken naar een hint dat verstopt zat in de buik van een knorrig speelgoedvarkentje. Kopieën van de kermis van 1895 (mét “veemerkt”) zorgden dan weer voor de puzzelstukjes in oude vogelkastjes.
EEN BUDGETVRIENDELIJKE EN CREATIEVE AANPAK
Met een beperkt budget moesten Annet en Liese creatief zijn. Ze maakten gebruik van wat er al voorhanden was: materialen van thuis, zoals de oude vogelkastjes, kippen uit papier maché en restmateriaal dat anders in de vuilnisbak zou belanden. Deze aanpak zorgde ervoor dat de schattenjacht niet alleen uitdagend en leuk was, maar ook duurzaam en budgetvriendelijk.
Naast de schattenjacht was er ook een tentoonstelling met archiefstukken over beesten te ontdekken in het archief. De combinatie van de twee maakte het evenement een onvergetelijke ervaring voor zowel kinderen als hun ouders.
WAT HEBBEN ZE GELEERD?
Hoewel de opkomst bescheiden was – ongeveer 15 kinderen, vergezeld door ouders of grootouders – was de feedback positief. Voor het evenement hadden ze promotie gemaakt via de gemeentebrochure “De Zelenaar”, affiches, Dijk92, Facebook en de UIT-databank. Reclame genoeg, dus. Toch realiseerden ze zich dat ze misschien niet de juiste communicatiekanalen hadden gebruikt. Volgende keer willen ze bijvoorbeeld jeugdbewegingen en scholen betrekken om een bredere doelgroep te bereiken. Ook was het maken van een draaiboek voor het spel een waardevolle les, zodat ze in de toekomst dezelfde blauwdruk kunnen gebruiken voor soortgelijke activiteiten.
ZELENASSEN DOON HET VOOR DE EERSTE KEER!
Het gemeentearchief van Zele blijft zich inzetten rond publiekswerking en kijkt al uit naar het volgende evenement. Vanaf 29 augustus kan je er terecht voor een tentoonstelling rond vrouwenstemrecht, een thema dat aansluit bij de lokale verkiezingen in oktober. Net zoals bij “Beestig Erfgoed” kunnen bezoekers een creatieve en informatieve ervaring verwachten. Ga dus zeker eens langs!
ERFGOED TOEGANKELIJK VOOR IEDEREEN
Deze inspirerende projecten bewijzen dat erfgoed niet alleen bewaard hoeft te worden, maar ook beleefd kan worden. Dankzij de inzet van deze Zeelse vrijwilligers en de deskundige begeleiding van Liese, wordt erfgoed toegankelijk en aantrekkelijk gemaakt voor iedereen.
Genealoog Walter Sluydts verzamelde alle levende ‘Van Beethoven’ in Bonn
De wereldwijd beroemde componist Ludwig van Beethoven is momenteel via zijn ontrafeld genoom volop in de aandacht. Reeds lang was de Vlaamse afkomst van Beethoven op papier bewezen. Om iedere levende naamgenoot in 2019 uit te nodigen in Ludwigs geboorteplaats Bonn werd destijds een beroep gedaan op de Lierse genealoog Walter Sluydts. Naar aanleiding van de nieuwe genetische en genealogische resultaten spraken we vol passie over zijn fascinatie voor Beethoven.
DAG WALTER! FIJN OM MET JE TE KUNNEN PRATEN. HOE BEN JE BIJ HET GENEALOGISCH ONDERZOEK NAAR DE FAMILIE VAN BEETHOVEN TERECHTGEKOMEN?
Toen ik 12 jaar oud was, hoorde ik per toeval de vijfde symfonie van Beethoven op de radio. Ik was helemaal niet vertrouwd met klassieke muziek, maar die beroemde openingsnoten lieten mij niet meer los en ik liep onmiddellijk naar de platenwinkel. In die tijd was er nog lang geen sprake van streamingdiensten… De liefde voor de muziek van Beethoven is sindsdien nooit meer gestopt en met de jaren alleen maar groter geworden. Natuurlijk kwam ook snel de interesse voor de componist zelf. Met Beethoven kom je in een andere wereld terecht, want weinige componisten hebben zo’n boeiend leven gehad. Ik denk dan alleen al aan zijn doofheid, het Heiligenstadttestament en zijn nog steeds onbekende ‘onsterfelijke geliefde’. Er zijn genoeg mysteries om een leven lang gefascineerd te blijven door de mens Beethoven.
Meer dan twintig jaar geleden ben ik begonnen met genealogie. Je begint natuurlijk met je eigen familie, maar al gauw begin je ook breder te zoeken. Zo kwam ik automatisch bij Beethoven terecht. Ik had ook wel wat geluk. De familie van mijn vrouw bleek verwant te zijn aan Jan Caeyers: musicoloog, dirigent en in Vlaanderen en ver daarbuiten een autoriteit op vlak van Beethoven.
We maken een sprong naar 2018, toen ik onverwacht telefoon kreeg van Jan. Hij vertelde me dat hij contact had met Bürger für Beethoven, een bloeiende vereniging uit Bonn. Zij ijveren er al jaren voor om de naam Beethoven levendig te houden in diens geboortestad en stelden de volgende vraag aan Jan: “2020 wordt het Beethovenjaar, met de viering van het 250ste jaar sinds zijn geboorte en ter gelegenheid daarvan willen de levende Van Beethovens uitnodigen voor een bezoek aan Bonn.”
Jan wist dat ik met genealogie bezig was en vroeg of ik het zag zitten om met Bürger für Beethoven samen te werken. Dat is natuurlijk zoals een wortel voor een ezel houden: ik ben de ezel en Beethoven is de wortel. Het was wel zeer kort dag. Het bezoek was gepland in mei 2019 en we waren al eind oktober 2018 toen ik de vraag voorgeschoteld kreeg. Maar ik wou de uitdaging wel aangaan.
HOE HEB JE DAT ONDERZOEK CONCREET AANGEPAKT?
Ik ben begonnen bij een Lierse dame met de familienaam ‘van Beethoven’ die ik toevallig kende omdat ik ook in Lier woon. Ik heb haar bezocht en het idee van het bezoek aan Bonn uitgelegd. Ze was onmiddellijk enthousiast. Ze haalde er haar neef bij en die wist me te vertellen dat wijlen Florimont van Beethoven ooit een stamboomboek had opgemaakt. Hij had zich toen vooral gericht op zijn levende naamgenoten en wou bewijzen dat ze allemaal familie waren van de beroemde Ludwig. In het boek stond heel wat nuttige informatie, maar het onderzoek liep maar tot halverwege de jaren ’70.
Daarnaast zijn er twee standaardwerken met de stamboom van Beethoven. Het eerste is van Malcorps, uitgegeven in 1959, genaamd “1000 van Beethovens”. Het tweede, uit 1964, is gemaakt door Schmidt-Görg van het Beethoven-Haus en draagt de titel “Beethoven. Die Geschichte seiner Familie”. Ze overlappen quasi volledig en in het beste geval lopen de stambomen tot ongeveer 1900. In functie van het bezoek aan Bonn wou ik de aansluiting maken met waar de stamlijnen in de boeken stoppen en de huidige Van Beethovens.
Ik begon dan te googelen en genealogische websites te bezoeken. Ik bezocht Facebook en LinkedIn en heb telefoonboeken doorgespit. Ik ben ook gaan zoeken op websites waar je niet meteen zou aan denken: bijvoorbeeld de kruispuntbank van ondernemingen en het Staatsblad. Overal vond ik Van Beethovens. Ik vond zelfs vijf Van Beethovens die landloper geweest zijn.
Vanwege de strakke deadline was ik continu bezig met mails, chats, brieven, telefoontjes en bezoeken aan mensen met de naam Van Beethoven. Uiteindelijk vond ik 145 levende Van Beethovens die allen dezelfde stamvader hebben: Aert Van Beethoven (1535-1609) in Kampenhout. Er bleven aanvankelijk nog wel enkele onduidelijke verwantschappen op te lossen en bepaalde zaken heb ik bovendien zeer discreet moeten behandelen. Sommigen dragen de naam, maar willen er verder niets mee te maken hebben. En dat respecteer ik dan ook.
HOE WIST JE DAT JE ALLE LEVENDE VAN BEETHOVENS HAD GEVONDEN?
Ik heb familienaam.be geraadpleegd, maar daar zijn de recentste gegevens van 2008. Daarnaast geeft de website Statbel (statistiek België) een top 10.000 van meest voorkomende familienamen, maar de Van Beethovens zijn met zo weinig dat ze daar niet in voorkomen. Ik mailde naar Statbel met de vraag of ze mij konden vertellen hoeveel Belgische Van Beethovens er momenteel nog zijn. Ik mis dan wel de geografische spreiding zoals bij familienaam.be, maar het is toch een trucje om te weten te komen of je iedereen gevonden hebt, of niet. Als genealoog ben je opgelucht als het dan uiteindelijk lukt.
Opmerkelijk is dat alle Van Beethovens, op een beperkt aantal na die naar Frankrijk uitgeweken zijn, in België wonen.
JE BENT MET DE DOOR JOU GEVODEN VAN BEETHOVENS NAAR BONN GEGAAN. HOE IS DIE DAG VERLOPEN?
Het bezoek vond plaats op zaterdag 25 mei 2019. Oorspronkelijk was me enkel gevraagd om gegevens door te geven, maar gaandeweg kwam ook de organisatie langs Belgische kant op mijn schouders terecht. Van de 145 Van Beethovens gingen er uiteindelijk 48 mee naar Bonn. Uiteraard mochten de partners ook mee. We vertrokken symbolisch vanuit Mechelen, waar de genealogische grootvader van Beethoven ook vertrok en, via Leuven en Luik, uiteindelijk in Bonn terechtkwam. In Mechelen werd ons door het stadsbestuur een ontbijtje aangeboden en werden de Van Beethovens toegesproken en uitgewuifd door Beethovenbiograaf Jan Caeyers.
In Bonn werden de Van Beethovens als koningen ontvangen en verwelkomd in de kamermuziekzaal van het Beethoven-Haus door de directeur, de voorzitter en het bestuur van Bürger für Beethoven en door de vertegenwoordiger van de Vlaamse regering in Duitsland. Deze ontvangst werd gecombineerd met de uitvoering van een vroege pianosonate van Beethoven. Het programma werd vervolgd met een lunch en een Beethovenwandeling o.l.v. Stephan Eisel, de voorzitter van Bürger für Beethoven, langs de plaatsen in Bonn die voor Ludwig belangrijk waren.
Op de Münsterplatz stonden, rond het grote beeld van de componist, honderden nieuw ontworpen beeldjes van een lachende Beethoven opgesteld. Daar werden natuurlijk tal van foto’s gemaakt met de Van Beethovens tussen de beeldjes. Hans Pakleppa, bestuurslid van Bürger für Beethoven, had elk lid van de groep een rood sjaaltje bezorgd zodat ze meteen herkenbaar waren voor de mensen van de pers. Dat sjaaltje verwees ook naar het bekende portret waarop Beethoven een felrood sjaaltje draagt.
Vervolgens brachten we een bezoek aan de hofkapel waar Ludwig nog orgel heeft gespeeld. Daar kregen we een orgelconcertje aangeboden.
Tot slot werden de Van Beethovens ontvangen op het Altes Rathaus, waar de Oberbürgermeister van Bonn de groep toesprak. Ik had met de Van Beethovens afgesproken dat we, na een wederwoordje en het uitwisselen van geschenken, met zijn allen “Wir sind Bonner!” zouden scanderen. Een beetje zoals de bekende uitspraak van president Kennedy destijds: “Ich bin ein Berliner”. Dat konden ze wel appreciëren in Bonn.
Deze uitstap was voor alle deelnemers een unieke ervaring. Alle lof voor de Bürger für Beethoven die niet alleen deze dag perfect hebben georganiseerd, maar bovendien alle kosten op zich hebben genomen.
Het was achteraf de bedoeling om in 2020, het Beethovenjaar, de vereniging Bürger für Beethoven uit te nodigen in Mechelen voor een tegenbezoek. Spijtig genoeg is dat er niet van gekomen. Alles was geregeld, alle afspraken waren gemaakt, maar helaas, toen kwam corona…
DEZE WEEK ZIJN DE RESULTATEN BEKENDGEMAAKT VAN HET GENOOM VAN LUDWIG VAN BEETHOVEN. HIERUIT BLEEK DAT DE HUIDIGE NAAMDRAGERS VAN BEETHOVENS GENETISCH MET ELKAAR VERWANT ZIJN, MAAR NIET MET LUDWIG ZELF. ZIJ KREGEN HET NIEUWS VOOR HET IN DE MEDIA KWAM AL TE HOREN. HOE REAGEERDEN ZE?
Maarten (Larmuseau, red.) had mij op de avond van de eerste bekendmaking van de resultaten aan een beperkt aantal Van Beethovens, bewust uitgenodigd als vertrouwenspersoon. Toen Maarten zeer voorzichtig aan hen uitlegde dat er geen biologische band was gevonden, voelde je de teleurstelling. Als genealoog kom je zulke ‘familiezaken’ vaker tegen en is de verrassing minder groot. Alleen gaat het hier natuurlijk over Beethoven. Hij is niet zomaar iemand. Met die achternaam is er onmiddellijk de vraag “en, familie van?”
Ik kon een beetje een buffer zijn tussen Maarten als wetenschapper en de familieleden. Ik heb ook tegen hun gezegd: “Voor mij als genealoog maakt dat niet uit. Ik ben en blijf een Beethovenfan, maar ik versta heel goed dat dat voor jullie als naamdragers wel een wereld van verschil is en zelf had ik het resultaat ook graag anders gezien.” Je kunt natuurlijk blijven zeggen dat er genealogisch niets is veranderd. De stamboom blijft en de sociale connectie blijft. Maar de mensen die er waren wanneer we het nieuws vertelden, zijn erg betrokken en tillen er wel aan. Ik heb de ochtend erna nog telefoon gehad van een van de Van Beethovens die zijn gedachten nog eens kwijt wou.
GA JE NOG IETS DOEN MET HET WERK DAT JE VERRICHT HEBT?
Wat ik met de stamboom ga doen, weet ik nog niet. Toen deze voltooid was zei Jan Caeyers dat ik er iets mee moest doen, maar toen kwam corona ertussen en nu wacht ik een beetje de reactie op de genetische resultaten af: wat gaat het Beethoven-Haus doen? Wat doet Bürger für Beethoven?
Een tijd geleden werd ik gecontacteerd door een Nederlander die ook een zeer uitgebreide stamboom van Beethoven gemaakt heeft en we hebben wat gegevens uitgewisseld, maar ik heb altijd aangegeven dat ik de gegevens van levende van Beethovens niet doorgeef. Ik heb die verzameld voor de praktische organisatie van het bezoek aan Bonn en respecteer hun privacy. Op het internet vind je trouwens ontzettend veel Beethovenstambomen, het lijkt soms wel of elke (Vlaamse) genealoog daar mee bezig is.
HEB JE NOG TIPS VOOR ANDERE GENEALOGEN DIE EEN EVENEMENT ROND EEN FAMILIENAAM WILLEN ORGANISEREN?
Uiteraard, maar hier gaat het natuurlijk om een beroemde familienaam. Je krijgt dan zeer zeker sneller medewerking en mensen zijn makkelijker te overtuigen om je hun gegevens toe te vertrouwen. In andere gevallen zijn mensen meestal wantrouwig, zeker door bedrog op internet enz. Hoe zou je zelf zijn? Hoe dan ook zijn er toch ook Van Beethovens die geen interesse hebben getoond. Dus zelfs met zulk een beroemde familienaam krijg je niet iedereen even enthousiast.
Ten opzichte van vroeger hebben we natuurlijk wel het internet als fantastische bron. Zonder internet had ik dit nooit kunnen realiseren. Het werk van Florimont van Beethoven in de jaren ’70 was pionierswerk: naar archieven rijden, brieven sturen… Geen computer met een stamboomprogramma om de gegevens in op te slaan, dus alles bijhouden en uittekenen ‘op papier’. Dat is een heel andere, zeer tijdrovende werkwijze. Het internet heeft, wat genealogie betreft, niet alleen deuren geopend, maar in feite poorten opengegooid.
IS JOUW GIGANTISCHE WERK WAARDEVOL GEWEEST?
Voor mij wel. De verrassende resultaten van het onderzoek veranderen daar niets aan. Het was een onvergetelijke ervaring. Ik heb kunnen meewerken aan een uniek gebeuren in Bonn en heb heel wat boeiende, sympathieke mensen leren kennen.
Omdat ik een grote fan ben van de mens Beethoven en van zijn muziek zeg ik: “Hij slaagt er toch telkens weer in om de aandacht naar zich toe te trekken. Er waren al mysteries en nu komt er nog een mysterie over zijn afkomst bij. Met Beethoven ben je nooit klaar.”
Auteurs: Ludwig Lombaerts & Maarten Larmuseau
In gesprek met Chris Peeters: de sterktes en valkuilen van een erfgoedraad
In gesprek met Chris Peeters: de sterktes en valkuilen van een erfgoedraad
De Gemeentelijke ErfgoedRaad (GER) Kontich bestaat sinds 2013. Ze hebben al meer dan 160 adviezen gegeven, die voor 90% gevolgd worden door het gemeentebestuur.
Maar de GER verdrinkt in de adviezen. Ze willen meer tijd maken voor sensibilisering rond erfgoed bij de lokale bevolking, zodat opvolging in de erfgoedraad verzekerd wordt.
Wij voelden de voorzitter van de GER, Chris Peeters, aan de tand. Hij vertelt over de sterktes, de valkuilen en de toekomst van de erfgoedraad.
JULLIE ERFGOEDRAAD MAAKTE VROEGER DEEL UIT VAN DE CULTUURRAAD. WAAROM KOZEN JULLIE TIEN JAAR GELEDEN VOOR EEN APARTE ERFGOEDRAAD?
Op die manier konden we meer erfgoedactoren aantrekken en konden we korter op de bal spelen wanneer we met specifieke problemen te maken kregen. Daardoor staan we nu sterker in onze schoenen. In de loop van die tien jaar is Kontich een erkende onroerenderfgoedgemeente geworden waardoor een aparte erfgoedraad intussen ook verplicht is.
WAT IS EEN ERKENDE ONROERENDERFGOEDGEMEENTE EN WAT BETEKENT DAT VOOR JULLIE ALS ERFGOEDRAAD?
Er zijn een aantal verantwoordelijkheden van de Vlaamse overheid naar de gemeente doorgeschoven. Zoals de opmaak van een inventaris van bouwkundig erfgoed en de akteneming van archeologierapporten. Archeologie is sterk aanwezig in Kontich.
De erfgoedraad verleent advies aan de gemeente die dan de beslissingen neemt. Dat vraagt van ons wel wat technische en juridische kennis, bijvoorbeeld voor het beoordelen van een archeologierapport.
HOE ZIET JULLIE WERKING ALS ERFGOEDRAAD ER VANDAAG UIT?
We hebben de voorbije tien jaar 160 adviezen geformuleerd. Dat is veel. We hebben ook een aantal keer preadviezen gegeven aan ontwikkelaars. Die kwamen af met vragen zoals: “Wat vind je daarvan? Hoe ziet ge dat?” Zo weten ze op voorhand of we het positief of negatief zullen adviseren.
Vorig jaar hebben we een open vergadering met een kleine receptie gehouden. We stelden er ons memorandum voor met de verwezenlijkingen en uitdagingen voor het lokaal erfgoedbeleid en vroegen feedback. Wat we ook doen is een viertal keer per jaar een lezing organiseren rond één of ander thema dat met Kontich te maken heeft. Daar komt veel volk op af en zo geven we thema’s die ons nauw aan het hart liggen meer zichtbaarheid bij het grote publiek.
We zijn nu bezig met de Gemeentelijke Inventaris van Onroerend Erfgoed, omdat we vastgesteld hebben dat op de Vlaamse inventaris die in de jaren ’80 is opgesteld, een aantal panden ontbreken. Als je bijkomend panden op de inventaris wil plaatsen, dan moet je zien dat als je in straat 1 huis A erop zet, in straat 10 huis Z met ongeveer dezelfde karakteristieken er ook op staat. Anders gaat de eigenaar van huis A zeggen: “Waarom moet ik erop en de andere niet?” Mensen die op die lijst komen, moeten weten wat dat inhoudt.
HOE ZIET DE ROLVERDELING ERUIT TUSSEN DE AMBTENAREN VAN DE IOED, DE GEMEENTE EN DE ERFGOEDRAAD?
Het doorschuiven van verantwoordelijkheden van de Vlaamse overheid naar de gemeente wil zeggen dat de nodige expertise aanwezig moet zijn binnen de gemeentelijke administratie. Het personeel wordt meer en meer belast met allerlei taken. In de IOED zitten gelukkig twee halftijdse medewerkers die rond onroerend erfgoed en archeologie de nodige expertise hebben. Ik heb ondervonden dat die mensen heel competent zijn, maar de gevoeligheden in het veld niet zo goed kennen als wij. Het gebeurt dat we strenger zijn dan de archeologen. Het is zoeken naar een goed evenwicht. Wij leveren advies, maar de IOED levert óók advies.
HOE IS DE SAMENWERKING TUSSEN JULLIE EN HET POLITIEK BESTUUR?
We hebben een goede schepen van erfgoed (de burgemeester), los van welke partij, dat speelt ook geen rol. Ik denk dat iedereen daarover akkoord zal gaan. Die persoon is sterk met erfgoed bezig en die verdedigt heel veel punten.
Het voordeel dat je iemand hebt binnen het bestuur, is dat die in de meeste gevallen je standpunten zal verdedigen. Maar daarom wordt het niet altijd aangenomen. Ik heb al vastgesteld dat in meer dan 90% van de gevallen onze adviezen gevolgd worden. Maar dat ligt ook aan het feit dat die goed geargumenteerd zijn.
We hebben een goede schepen van erfgoed (de burgemeester), los van welke partij, dat speelt ook geen rol.
Alle politieke partijen werden ook uitgenodigd om deel te nemen aan de viering van tien jaar GER op 30 november. Omdat we in 2023 tien jaar bestonden, vond ik wel dat we daar ruchtbaarheid aan mochten geven.
STAAN JULLIE SOMS OOK TEGENOVER HET LOKAAL BESTUUR?
We moeten een beetje de luis in de pels zijn.
Soms. Bij de heraanleg van het Sint-Jansplein was er een sterke strekking binnen het bestuur om het oudste burgerlijk civiel gebouw in Kontich af te breken. We hebben ons daartegen verzet. De schepen van erfgoed volgde dat. Die moest dat natuurlijk verdedigen en dan hebben wij dat er wel door gekregen. Maar niet alleen wij. Vanuit de oppositie was er ook steun. Toen zijn we de activistische toer opgegaan.
We moeten een beetje de luis in de pels zijn. Dat zijn we misschien te weinig. We moeten kritischer worden. Als je een minder actieve schepen van erfgoed hebt, kan je die rol beter opnemen. Zo had Matthias Diependaele het initiatief genomen om een aantal beschermingen af te nemen. Neem nu het pand ‘De Verbrande Hoeve’: de hoeve en de omgeving zijn erkend als dorpsgezicht. Het Agentschap liet weten dat hij van plan was om de bescherming van een deel van de gebouwen, weliswaar niet van de omgeving, op te heffen. Wij hebben geadviseerd om beroep in te dienen tegen de opheffing van de bescherming van dat pand én van de omgeving. Het gemeentebestuur is onze zienswijze gevolgd en heeft bezwaar aangetekend. Zo zijn we toch een beetje de luis in de pels.
WAT MAAKT DAT JULLIE ZO STERK STAAN?
We hebben verschillende expertises in de erfgoedraad, zoals op het vlak van funerair erfgoed. Elk jaar krijgen we van het bestuur een lijst met graven die ontgraven mogen worden. Wij geven dan advies welke graven volgens ons bewaard moeten blijven. We hebben op voorhand een aantal criteria opgesteld, die goedgekeurd zijn door de gemeenteraad. Het gaat dan bijvoorbeeld om architectonische elementen of de belangrijkheid van die persoon. Is dat een burgemeester geweest? Is dat iemand die op cultureel of sociaal vlak iets betekend heeft voor de gemeente? Zelf heb ik een cursus gevolgd bij het Agentschap rond het beoordelen van archeologienota’s. En we hebben in de erfgoedraad ook een expert-landmeter, die op de hoogte is van hoe grondlagen in elkaar zitten.
Verder hebben we een tweetal personen die sterk zijn op het vlak van toponymie. Zij vormen de straatnaamcommissie, maar suggereren ook de benaming van een grote nieuwbouw of de naamgeving van gemeentelijke eigendommen zoals zalen in het gemeentehuis, een cultureel centrum… We hebben ook iemand binnen onze kring die gespecialiseerd is in bunkergeschiedenis.
Tot slot hebben we ook een duidelijke visie ontwikkeld over hoe historische gebouwen hun eigenheid kunnen behouden in combinatie met moderne architectuur.
HOE KOMT JULLIE EXPERTISE VAN PAS?
Als jarenlange inwoners van de gemeente, zijn wij op de hoogte van het archeologische potentieel van de gemeente. Wij adviseren de gemeente om in de bouwvergunning op te nemen dat er een archeologisch onderzoek moet gebeuren. En wij leggen linken tussen verschillende opgravingen. Zo kan een ontbrekend deel van een vorige opgraving worden aangevuld en is er sprake van kennisvermeerdering.
Wij volgen de aanbevelingen in een bouwvergunning ook op. Zo reed ik eens met mijn fiets langs een bouwput en merkte ik dat er geen archeoloog bij de graafwerken betrokken was, hoewel dit volgens de bouwvergunning moest. We hebben de werken toen met de gemeente en het Agentschap laten stilleggen.
Als jarenlange inwoners van de gemeente, zijn wij op de hoogte van het archeologische potentieel van de gemeente.
WORDT JULLIE EXPERTISE ERKEND DOOR DE GEMEENTE EN DE BETROKKEN AMBTENAREN?
Soms volgt het gemeentebestuur het advies van de IOED en niet dat van ons, of omgekeerd. Al die adviezen zijn zo deskundig mogelijk opgesteld en dat vergt heel wat inspanningen van vrijwilligers. Soms te veel, dat moet ik toegeven, en dat is niet vol te houden op de duur. Binnen de administratie, zij het de gemeentelijke administratie of zij het een intergemeentelijk samenwerkingsverband, heb je mensen nodig die zich daar professioneel mee bezighouden. Er is echter altijd een spanningsveld tussen vrijwilligers en professionelen. Beiden moeten daarmee omgaan. Soms duwen we wel eens. Bij expertise op onroerend erfgoed komen verschillende dingen samen.
WELKE VALKUILEN WILLEN JULLIE GRAAG NOG OPLOSSEN?
Veel adviezen zijn zo professioneel mogelijk opgebouwd en dat is al direct een valkuil. We zijn te veel met adviezen bezig geweest en te technisch met de dingen omgegaan, waardoor het gevaar ontstaat dat je de drive begint te verliezen. Ik voel dat soms, dat wij een beetje een verlengstuk zijn van de administratie van de gemeente. Als wij het niet doen, doet niemand het. Daar zouden we toch iets moeten aan doen naar de volgende legislatuur toe. Ook omdat wij allemaal een dagje ouder worden en het niet meer zo goed aankunnen. We verdrinken in het aantal officiële procedures.
Ik ben ervan overtuigd dat er heel wat mensen in Kontich geïnteresseerd zijn in erfgoed die niet bij onze werking betrokken zijn, maar die schrik hebben van al dat technische. Daar moeten we voor opletten. Een vast item op onze vergadering is bijvoorbeeld: welke adviezen hebben we verleend en wat is de reactie van het schepencollege daarop? Dat neemt te veel tijd in beslag. Wat zou helpen is een ondersteuningsplatform. Een goed, liefst digitaal, platform waarop dergelijke dingen vóór de vergadering gezet worden, zodanig dat de vergaderingen zelf ontlast worden en vlotter verlopen.
Dan is er ook meer tijd om thematisch te gaan werken. Vandaar dat ik een cursus gevolgd heb bij Histories. Hoe kunnen wij jong bloed aantrekken? Ik wil nog veel doen, maar ik voel toch dat ik aan het einde van mijn adem ben. Het is niet meer aan mij. Er moeten jongere mensen in de plaats komen. Ik zie nog wel eens dat dingen blijven bestaan omdat mensen denken dat het zonder hen niet zal gaan. Maar zo denk ik niet. Als het niet zonder ons kan gaan, dan gaat het niet. Punt. Dat is een teken dat de gemeenschap daar geen nood aan heeft.
BEDOEL JE DAT ALS JE THEMATISCH ZOU GAAN WERKEN, JE MISSCHIEN VRIJWILLIGERS ZOU AANTREKKEN DIE SPECIFIEK VOOR DAT THEMA NAAR EEN ADVIESRAAD ZOUDEN KOMEN?
Dat is een fout geweest van het verleden: we hebben dat te weinig toegepast. Je kan maar leren. Het lokaal bestuur heeft geprobeerd het participatiebeleid scherper te krijgen door een zelfevaluatieformulier op te stellen samen met De Wakkere Burger. Bijvoorbeeld “Onze adviesraad is voldoende divers samengesteld. We trekken verschillende groepen aan: zowel mannen als vrouwen”. Ja, dat is al een probleem. We hebben bijna geen vrouwen. Die test was een eye-opener.
ZIJN ER BEPERKINGEN AAN EEN ADVIESRAAD?
Je bent máár een adviesraad. Uiteindelijk beslissen wij niks. Dat heeft zijn voordelen: je kan scherper zijn. Maar dat heeft ook zijn beperkingen. Activisme is soms nodig en als dat nodig is dan doen we dat, maar we zijn geen activistische groep hé. We zijn ook geen heemkundige kring. Die zijn met concrete dingen bezig, niet zozeer met beleid. Voor een adviesraad is het moeilijker om mensen te vinden omdat we veel minder een actieve, creatieve-handen-uit-de-mouwen-werking hebben. We zijn meer denkers dan doeners en niet iedereen voelt zich geroepen om mee na te denken.
EN HEB JE NOG TIPS VOOR ANDERE ERFGOEDVRIJWILLIGERS EN/OF ERFGOEDRADEN?
Verdrink niet in te veel adviezen. En probeer als adviesraad ook focus te houden. Als men de raden binnen een gemeente te veel laat samengaan, dan verlies je die focus. Je moet kort op de bal spelen, zeker wat archeologie betreft, want je krijgt maar vijftien dagen tijd om advies te geven. En probeer op een objectieve en geargumenteerde manier advies te geven. Niet alleen uit het hart, want je moet argumenten hebben.
Wil je te weten komen hoe ook jij goed geargumenteerde adviezen formuleert? Op deze pagina vind je verschillende tips en tricks rond (lokale) beleidsbeïnvloeding.
Jitse Taels – Familiekunde Vlaanderen (FV) Regio Diest
25 februari tot en met 5 maart is het de Week van de Vrijwilliger. Hoog tijd om een aantal vrijwilligers achter de schermen van Histories in beeld te brengen en ze luidkeels te bedanken. Maak kennis met: Jitse Taels!
U bent actief als vrijwilliger binnen de erfgoedgemeenschap genealogie: wat doet u binnen uw vereniging?
Ik maak vooral bewerkingen over de bewonersgeschiedenis van de gemeenten Varendonk, Veerle, Eindhout en Tessenderlo. Het doel is om een beeld te krijgen van hoe onze voorouders hier in de streek leefden of om verhuisbewegingen in kaart te brengen. Kortweg tracht ik het verhaal van onze voorouders in de streek te doen herleven. Vervolgens heb ik ook een website uitgebouwd voor de vereniging, waarop er een klein deel van ons archief digitaal beschikbaar is gesteld voor leden. In 2019 heb ik in het Rijksarchief van Hasselt mijn eerste boek voorgesteld, genaamd ‘De Kiezerslijsten van Tessenderlo 1895-1915’. Momenteel leg ik de laatste hand aan mijn bewerking van ‘Varendonk 1816-1970’.
Wanneer en waarom bent u gestart als vrijwilliger binnen Familiekunde Vlaanderen Regio Diest?
Ik ben er zo een 4 jaar geleden ingerold, toen ik naar een tentoonstelling van Martin Mondelaers, de voorzitter van de vereniging, ging kijken. Wij zitten trouwens ook met een gemeenschappelijke voorouder langs mijn moederszijde, genaamd Andreas Doupagne. Martin was in het verleden al eens in contact gekomen met onze familie, waardoor hij geen onbekende was. Vervolgens heeft hij mij een aantal tips gegeven en heeft hij mij meegenomen naar het stadsarchief van Diest. Sindsdien heeft de erfgoedmicrobe mij te pakken.
Waarom is het volgens u belangrijk dat er erfgoedvrijwilligers zoals u zijn die zich engageren inzake familiekunde?
Het is belangrijk dat we het verleden kunnen vastleggen en dat alles bewaard kan blijven. Dit kost heel wat tijd en dat werk gebeurt natuurlijk niet vanzelf.
Waarom is de werking van een familiekundige vereniging zo belangrijk en wat maakt het vrijwilligerswerk er zo bijzonder?
Ik denk persoonlijk dat het belangrijk is dat we het verhaal van onze voorouders kunnen vastleggen. Door te weten welke tegenslagen zij kenden, kunnen we ook leren van hun fouten. Het vrijwilligerswerk is zo bijzonder omdat je, door het verleden van een bepaalde streek te leren kennen, altijd wel iets nieuws komt te weten waar je soms wel eens verbaasd van kunt zijn. Ik vind het vooral ook interessant om te weten wie onze voorouders waren en wat er zich hier in de streek afspeelde. Op die manier kunnen we dan ook verbanden tussen personen leggen.
Welke anekdote/ervaring zal u altijd bijblijven?
Mijn ontdekking van een rechtstreekse voorouder van mij, genaamd Petrus Thaels. Hij was een onechte zoon van Maria Catharina Taels en gedoopt was in Veerle. In zijn doopakte werd de vader ook vermeld, Joannes Heeren. Ik heb drie jaar lang gedacht dat iemand uit Duitsland of Luxemburg ging zijn. Na die drie jaar bleek echter dat dat gewoon een Joannes Heeren uit Tessenderlo was.
Bedankt voor dit interview!
Jo Lommelen, voorzitter van de Kamer van Heemkunde van Mol, vertelt hoe je ervoor zorgt dat de gemeente je gekke initiatieven waardeert
Jo Lommelen, voorzitter van de Kamer van Heemkunde van Mol, vertelt hoe je ervoor zorgt dat de gemeente je gekke initiatieven waardeert
Jo Lommelen is voorzitter van de Kamer van Heemkunde van Mol. Zijn vereniging werkt heel nauw samen met de gemeente: ze delen zelfs een deel van het gebouw met het gemeentearchief! Benieuwd hoe zij hun gekke ideeën werkelijkheid zien worden met de steun van de gemeente? Lees dan snel verder.
We spreken jou uiteindelijk zonder de archivaris van Mol, maar eigenlijk had je hem er graag bij gehad?
Wij hebben geen geheimen voor de gemeente. De samenwerking is zeer goed. De archivaris is zelfs lid van onze raad van bestuur net zoals de verantwoordelijke schepen, mét stemrecht.
Jullie werking lijkt heel hard vervlochten met elkaar.
Wij zitten in hetzelfde gebouw. Onze collecties lopen door elkaar. We weten niet meer wat van wie is. In onze statuten staat dan ook dat onze collectie naar de gemeente gaat, mochten we ophouden te bestaan. Intussen komen nieuwe schenkingen die binnenkomen meteen op naam van de gemeente. Het belangrijkste is dat het erfgoed bewaard blijft.
Hoe komt het dat jullie zo’n sterke positie hebben ten opzichte van het archief?
Volgend jaar bestaat de heemkundige kring vijftig jaar. Wij zijn veel ouder dan het archief van Mol. Het is zelfs dankzij de heemkundige kring dat er een gemeentelijk archief is ontstaan. Onze eerste voorzitter had heel goede banden met de toenmalige rijksarchivaris en hij heeft ervoor gezorgd dat het oude archief van Mol, Balen en Dessel – vooral pre-Napoleon – terug naar Mol is gekomen. De gemeente moest dan wel een archivaris in dienst nemen. Diezelfde voorzitter is toen parttime archivaris geworden.
En werken jullie ook echt samen met het archief?
Op donderdag zijn alle diensten van de gemeente open tot 19u. Dan zijn wij ook daar. We vangen heel veel mensen op die met specifieke vragen komen. Vragen die binnenkomen rond genealogie, worden meteen naar mij gestuurd want ik ben daar al 40 jaar mee bezig. Wij helpen ook voor een stuk bij het archiefwerk. Daarvoor hebben we expertise in huis. Er is bijvoorbeeld een vrijwilliger die een krak is op het gebied van fotografie en een IT’er die een krak is op het gebied van fotobewerking. Die mensen steken daar met hart en ziel hun tijd in. Tijd die de medewerkers van het archief niet op overschot hebben.
Jullie weten wat jullie aan elkaar hebben?
Onze vrijwilligers brengen allemaal hun expertise binnen.
Het personeel zorgt dat het archief heel mooi op orde blijft en toegankelijk is. Maar een archivaris moet niet kunnen metselen of verstand hebben van windmolens of bakovens. Onze vrijwilligers brengen allemaal hun expertise binnen. Zelf ben ik de handige Harry in huis. Ik heb opnieuw een rad gehangen aan de oude watermolen van Mol. Aan de windmolen Ezaart hebben we een broodoven van 1m90 diep gezet. Het wolwashuisje, een laatste restant van de Molse wolindustrie, heb ik gerestaureerd samen met vzw KEMP. Ook het pesthuisje in Postel, dat gebeurde in samenwerking met mijn vroegere werkgever. Ik werkte tot drie jaar geleden als opvoeder in de gemeenschapsinstelling van Mol en één dag per week nam ik een van die gasten mee buiten de instelling. In plaats van hen in het atelier een muurtje te laten metsen, ging ik daar écht mee metselen. Maar er zijn bij ons ook vrijwilligers die een totaal andere inbreng hebben. Dat verrijkt de werking van het archief.
En krijg je er veel waardering voor?
Het gemeentebestuur apprecieert ons enorm. Waar ze in het archief op papier mee bezig zijn, brengen wij in beeld. Ze waarderen onze gekke initiatieven.
Het gemeentebestuur apprecieert ons enorm. Waar ze in het archief op papier mee bezig zijn, brengen wij in beeld. Ze waarderen onze gekke initiatieven. Zo gaan we, naar aanleiding van de restauratie van het gemeentehuis, een tentoonstelling organiseren. In Mol hebben we een gemeentehuis van in 1804, zo nog echt één van Napoleon, knal voor de kerk. In mei ‘24 is de restauratie klaar. We richten er een tentoonstelling over in, waar we dan mee kunnen uitpakken. De toeristische dienst springt hier graag op, maar wij komen bij die activiteiten natuurlijk ook zelf in beeld.
Het gemeentebestuur heeft veel aan jullie. Hebben jullie ook veel aan het bestuur?
Wij trekken het gemeentebestuur mee in ons enthousiasme en krijgen op die manier wat we willen. Wij brengen de expertise binnen waarmee we buiten de lijntjes kunnen kleuren.
Wij trekken het gemeentebestuur mee in ons enthousiasme en krijgen op die manier wat we willen. Wij brengen de expertise binnen waarmee we buiten de lijntjes kunnen kleuren. De gemeente betaalt, dus het mes snijdt langs twee kanten. Ik laat de schepen heel graag dat lintje doorknippen. Die is dan zo blij als iets, maar dat mag hé. Intussen staat er wel een authentiek bakhuis aan de windmolen van Ezaart.
Wij hebben ook nog nooit huur betaald. We mogen gebruik maken van de lokalen van het archief.
De samenwerking zorgt er ook voor dat deuren naar externe partijen voor ons opengaan. In 2016 hadden we met de heemkring een tentoonstelling over de vluchtelingen die richting Uden trokken. Toen we daarvoor opzoekingen deden bij het Brabants Historisch Informatie Centrum in ‘s-Hertogenbosch is onze toenmalige archivaris meegegaan. Zo iemand officieel bijhebben maakte indruk. En in 2018 wilden we een tentoonstelling houden over de Brocqueville, de minister van Oorlog tijdens de Eerste Wereldoorlog, een Mollenaar. Daar konden we natuurlijk alleen in Mol mee uitpakken. Zijn kleinzoon die op het kasteel woonde was lid van onze vzw. Wij dus – de archivaris en ik – naar dat kasteel. De tentoonstelling op het kasteel dat we ter beschikking kregen, werd een gigantisch succes. De mensen wilden het kasteel graag eens vanbinnen zien.
Zijn er nog dingen die belangrijk zijn om succes te hebben als erfgoedvereniging?
Wij hebben geen ego’s binnen onze kring. We schrijven onze artikels en boeken allemaal onder de vlag van de vzw. Zelfs onze archivaris en één van de vaste archiefmedewerkers, die prachtige boeken schrijven, geven hun boeken uit via de heemkundige kring. Niemand van ons gaat dus met de pluimen lopen.
Twee jaar geleden kwam er een gepensioneerde onderwijzer van de gemeente Mol naar mij. Hij was van kleins af aan gefascineerd door een tramlijn die vroeger van Turnhout naar Zichem reed en Mol passeerde. Hij wou er een boek over schrijven. Als heemkring hebben we hem daarbij geholpen. We hebben ook samen met die man een tentoonstelling over de tram uit de grond gestampt. Gigantisch succes! Meer dan duizend bezoekers gehad. Dat was niemand van ons bestuur hé, maar we hebben hem wel geholpen. Het boek is door ons uitgegeven. We hebben er ons broek aan gescheurd, maar dat is niet erg. Zo’n mensen moet je direct bij de kraag pakken. Het is een prachtig nostalgisch naslagwerk geworden over de tram in Mol.
Is er nog iets dat jullie succes kan verklaren?
Ik heb een kop die heel gemakkelijk verkoopt en herkenbaar is. Maar goed, daar kan ik niets aan doen. Ik ben de Heemkring niet. Dat zijn wij allemaal samen. Maar ik ben wel dikwijls het uithangbord. De fotograaf van de gazet zet graag mijne kop in de krant. Heeft dat te maken met mijn uiterlijk? Dat kan hé. Maar of andere erfgoedverenigingen dit als tip kunnen gebruiken? Wie weet.
Zijn er ook dingen waar je niet genoeg invloed over hebt?
De oude gebouwen van de Gemeenschapsinstelling van Mol, daar zit de kunstacademie nu in. Dat is een prachtige site. Daar zou plaats kunnen zijn voor de collectie van het Torenmuseum dat recent weg moest uit het gemeentehuis. Maar dat krijgen we er nog niet door.
Verder … Wij moeten verhuizen. Wij zitten nu boven het archief en we moeten naar beneden. We hebben tegen de architect gezegd dat we niet verhuizen zonder de oude schepentafel van de gemeente Mol die we bewaren of zonder onze boekencollectie. En we hebben er onze eisen allemaal doorgekregen. Omdat ze weten dat wij recht van spreken hebben.
Wat is je ultieme tip voor andere erfgoedverenigingen?
Zorg dat je een heel zichtbare meerwaarde kan geven aan de gemeente. En zoek mensen bij elkaar met uiteenlopende interesses en vaardigheden. Soms krijg je iemand die zich aanbiedt als vrijwilliger. Maar soms moet je er ook zelf naar op zoek. Zo hebben we het gepresteerd dat twee van onze vrijwilligers, bestuursleden, bezig zijn met de historische perceelstudie van de gemeente Mol. Een van hen heeft altijd op een notariaat gewerkt, dus die weet waar hij mee bezig is. En onze laatste aanwinst is een dame die altijd in het onderwijs heeft gestaan. Die is nu bezig met de Franse periode uit te spitten. Mensen die in het onderwijs gestaan hebben zijn vaak punctueel. Ja, dat is plezant. Zoek mensen die aanvullende expertise hebben en niet alleen aanvullend op elkaar, maar ook bijvoorbeeld op het archief. En zorg dat je er zichtbaar mee wordt. En nog iets: durf initiatief nemen, hoe gek het ook mag zijn.
Wil je meer te weten komen over hoe ook jouw gekke ideeën gewaardeerd kunnen worden door je gemeente? Op deze pagina vind je verschillende tips en tricks rond (lokale) beleidsbeïnvloeding.
Julien Maebe – Reuzen in Vlaanderen Limburg
25 februari tot en met 5 maart is het de Week van de Vrijwilliger. Hoog tijd om een aantal vrijwilligers achter de schermen van Histories in beeld te brengen en ze luidkeels te bedanken. Maak kennis met: Julien Maebe!
Als vrijwilliger bij RIV Limburg ben je een ‘erfgoedvrijwilliger’: waarom ben je graag erfgoedvrijwilliger?
Ik ben of werd niet van de weeromstuit een “erfgoedvrijwilliger”. Dat woord werd trouwens slechts een paar jaren geleden gelanceerd op een cursus terzake. Maar, als een mens zich een beetje aan alles interesseert en een nogal brede kijk op de wereld handhaaft dan val je per ongeluk hier of daar bij een infovergadering of een open deur in een schuif die u dadelijk omzwachtelt als een cocon van een zijderups. Je zet je dan in voor een oprichtingsvergadering, ronselt enkele mensen van goede wil, en voor je er oog in hebt ben je voorzitter van een Dorpsraad, of een Dorpstuintjesgroep of ben je bestuurslid van Reuzen in Vlaanderen Limburg. Omdat, naast tal van onderwerpen, Reuzen mij ook interesseren, en er twee reuzen verloren bleken in ons dorp Heusden, ben ik op zoek gegaan naar de resten en zo rol je dan van “’t een in ‘t ander”. En na een zekere tijd ben je dan plots erfgoedvrijwilliger. Een onbetaalbaar knelpuntberoep.
Waarom is een mens dus GRAAG erfgoedvrijwilliger? Omdat naar mijn ervaring men die dienst aan de gemeenschap opneemt uit passie voor een onderwerp. Omdat men zich in dat thema verdiept. Omdat men daar, als men na opzoeking en veel vallen en opstaan, er uiteindelijk een voldoening en een inzicht uithaalt, en dan in een volgend stadium ervan overtuigd geraakt dat het verworvene, de kennis en het patrimonium niet mag verloren gaan en men het wil borgen en veiligstellen voor de mensen na ons.
Waarom is het volgens jou belangrijk dat er erfgoedvrijwilligers zoals jij zijn die zich engageren binnen organisaties als de jouwe?
In een wereld waarin professionalisering vaak de bovenhand neemt is de rol van vrijwilligers in de erfgoedsector nog altijd van onschatbare waarde. Vergelijk het met de voetbalwereld, daarin is in de Voetbalbond belangrijk maar waar zouden ze zijn zonder de mensen die de truitjes wassen, aan de zijlijn staan om te supporteren of de lijnen te trekken, om nog maar te zwijgen van de vele vrijwilligers die de jeugd trainen?
Als erfgoedvrijwilligers zijn wij op dezelfde manier op het (werk)veld gepositioneerd. Proberen de Reuzengilden uit het Covid moeras te halen, hen inspireren om het Immaterieel Cultureel erfgoed te blijven promoten, maar ook hen helpen bij de dagdagelijkse beslommeringen die het erfgoedbeheer inhoudt en zoveel andere vragen proberen te beantwoorden is een taak die de erfgoedbeheerder-vrijwilliger zich met passie en onbaatzuchtig voor inzet. Bijvoorbeeld: de hand van de reus is stuk, waar kan je die niet te kostelijk laten herstellen? Een onbetaalbaar bedrijfskapitaal. Een kapitaal dat we dringend moeten verjongen.
Bedankt voor dit interview!
Karel Govaerts – Gevangenismuseum te Merksplas
25 februari tot en met 5 maart is het de Week van de Vrijwilliger. Hoog tijd om een aantal vrijwilligers achter de schermen van Histories in beeld te brengen en ze luidkeels te bedanken. Maak kennis met: Karel Govaerts!
Karel, je bent als vrijwilliger secretaris in het Gevangenismuseum te Merksplas: wat doe je binnen die vereniging?
Samen met andere collega’s vormen wij een mooie groep van enthousiaste vrijwilligers, die vol vuur meewerken aan het uitdragen van het boeiende verhaal van het Gevangenismuseum te Merksplas. Als erfgoedvrijwilligers werken wij mee aan een uniek verhaal.
Als vrijwilliger in het Gevangenismuseum ben je een ‘erfgoedvrijwilliger’: waarom ben je graag erfgoedvrijwilliger?
Ons verhaal is uniek omdat we het verhaal van de landlopers in situ vertellen, dus op de plaats waar de landlopers zelf nog verbleven, waar ze werkten in de Grote Hoeve, de akkers en de velden of in één van de twintig ateliers, waar ze de dreven proper hielden, waar ze meehielpen bij andere onderhoudswerken.
Ons verhaal is daarenboven tevens uniek omdat het op lokaal vlak een deel is van het grotere geheel, waar verhalen worden verteld door de gidsen van het landlopersdomein in Merksplas en Wortel, beiden 600 ha groot, en in het Bezoekerscentrum. Naast het Gevangenismuseum is er nog een ruim toeristisch aanbod: wandelen en fietsen in de dreven, bezoek aan de Plantentuin, de Cyclocross, de ruiterijdagen, de acties van Moved to Help, de themawandelingen ter herdenking van de bevrijding van Merksplas (WO2), brasserie Colony7, enz.
Ons verhaal is ook uniek in België omdat het landlopersverhaal een deel is van de geschiedenis van het Belgisch gevangeniswezen. In het Gevangenismuseum vertellen wij het verhaal van de straffen en strafuitvoering vanaf de middeleeuwen tot heden.
Ons verhaal is ten slotte ook uniek omdat dit deel uitmaakt van gelijkaardige verhalen van landloperskolonies in Drenthe. Met de zeven landloperskolonies van België en Nederland samen werd trouwens een aanvraag gedaan tot erkenning als werelderfgoed bij Unesco.
Waarom is het volgens jou belangrijk dat er erfgoedvrijwilligers zoals jij zijn die zich engageren bij lokale musea?
In feite is het zo dat alle lokale erfgoedvrijwilligers een belangrijke taak vervullen. De activiteiten die bij elke erfgoedwerking weerkeren, zijn: verzamelen, inventariseren, conserveren, onderzoeken en ontsluiten. Dit kan je verdelen in twee blokken:
1) Bij het verzamelen, inventariseren en conserveren ligt de nadruk op enkelvoudige voorwerpen en documenten. Bij elk voorwerp, elk document hoort een verhaal. In veel lokale musea vinden we dit terug in het oude schoolklasje, het oude winkeltje, enz.
2) Bij het onderzoeken wordt hieraan informatie toegevoegd. Hierdoor ligt de focus eerder op het verhaal dan op de voorwerpen. Het verhaal wordt dan versterkt door de voorwerpen en documenten. Door het ontsluiten van deze verhalen (boek, tento, enz.) voegt men informatie toe op een hoger niveau, bv. op cultureel, sociologisch, geografisch vlak, enz. En dat levert ook een meerwaarde voor de bezoeker, want hij/zij wil op een aangename wijze iets bijleren…
Bedankt voor dit interview!
Karel van het Gevangenismuseum in Merksplas vertelt hoe ze hun waardevol erfgoed beschermen
Karel van het Gevangenismuseum in Merksplas vertelt hoe ze hun waardevol erfgoed beschermen
We gingen in gesprek met Karel Govaerts, secretaris van het Gevangenismuseum in Merksplas. Hij deelt zijn ervaringen in de strijd van het museum voor het behoud en de bescherming van Merksplas-Kolonie.
Hoe hebben jullie ervoor gezorgd dat het Gevangenismuseum haar plaats verzekerde op het domein van Merksplas-Kolonie? Hoe zijn jullie van start gegaan?
Met ‘de voetmars op Wortel-Kolonie’ in 1995, een protestwandeling voor het behoud van het erfgoed, plaatste vzw Convent uit Hoogstraten het waardevolle erfgoed een eerste keer in de kijker. Aansluitend hielden we een debat waarop belangrijke politici waren uitgenodigd. Dit zorgde voor een breed draagvlak, zowel bij de lokale bevolking als bij diverse overheden. Het lobbywerk beperkte zich niet tot het lokale niveau. Van in het begin waren politici uit de nationale politiek, zoals Vlaams minister-president Luc Van den Brande, aanwezig tijdens publieksactiviteiten. Daar is voor de overheden de klik gekomen: dit mag niet verloren gaan. Vanaf dan is men afgestapt van het idee om op het domein gebouwen te zetten en wou men het landschap beschermen. Uiteindelijk is die bescherming gerealiseerd in 1999. Op provinciaal niveau leidde de ijver voor het beschermen van Merksplas-Kolonie en Wortel-Kolonie tot de oprichting van Kempens Landschap, dat intussen veel domeinen in de provincie Antwerpen onder de hoede heeft.
Je vertelde net hoe jullie draagvlak gecreëerd hebben op politiek vlak. Hoe hebben jullie draagvlak gecreëerd bij de lokale bevolking?
Om te weten te komen of er voor zo’n verhaal belangstelling was, namen we deel aan de Open Monumentendagen van 1998. We organiseerden een tentoonstelling en gegidste wandelingen. We maakten er veel tamtam rond: we lieten een lintje knippen door Gisleen Van Belle, de directeur-generaal van het gevangeniswezen, en de minister-president van Vlaanderen, Luc Van den Brande. Op twee dagen tijd kregen we 2000 bezoekers over de vloer. Daarnaast boden er zich ook 25 mensen aan die wilden meewerken. Sindsdien organiseren we jaarlijks een tijdelijke tentoonstelling met een andere invalshoek om de interesse van het publiek rond het thema vrijheidsberoving hoog te houden.
“Jaarlijks organiseren we een tijdelijke tentoonstelling met een andere invalshoek om de interesse van het publiek rond het thema vrijheidsberoving hoog te houden.”
Hoe ging het verder na de mars op Wortel-kolonie en de Open Monumentendag in 1998?
We gingen proactief te werk. Het Gevangenismuseum dacht meteen op langere termijn, stelde zich cruciale vragen over volgende stappen en was zich telkens bewust van eventuele gevolgen. Toen we het museum oprichtten, kozen we er bewust voor om met jaarlijkse tentoonstellingen te beginnen. Want zolang er restauraties liepen gingen we geen definitief onderkomen hebben, en een plek inrichten en er dan uitvliegen zagen we ook niet echt zitten. Wachten met een tentoonstelling tot na de restauratie was dan weer geen optie, want dan wisten de mensen niet meer dat wij met een Gevangenismuseum wilden beginnen. Wat vaststond was dat de rode draad door die jaarlijkse tentoonstellingen vrijheidsberoving zou zijn. Maar als we voor de eerste tentoonstelling al meteen gingen kiezen om over de landlopers van Merksplas te praten, ja, dan hingen we vast aan dat thema. Dan verwacht men dat het Gevangenismuseum alleen maar vertelt over de landlopers van Merksplas. Eigenlijk zagen we dat veel ruimer, we wilden er een Belgisch verhaal van maken.
Waarom kozen jullie ervoor om een Belgisch verhaal te vertellen?
Het thema vrijheidsberoving is bij uitstek een maatschappelijk relevant thema. Het raakt aan een grondrecht dat ingeperkt wordt indien de maatschappelijke orde in gevaar is en hersteld moet worden. Het museum wil meer vertellen dan de geschiedenis van de landlopers, het wil ook het verhaal van het gevangeniswezen in België belichten. Daarvoor werd in gesprek gegaan met Justitie.
Ons doel? Een nieuwe insteek belichten over moderne en alternatieve vormen van straffen, de effecten van detentie, de fundamentele bedoeling van bestraffing en vormen van bestraffing, … Alternatieve straffen komen in ons huidig museumverhaal eigenlijk nu nog niet voldoende aan bod, maar in het nieuwe verhaal gaan we dat wel doen. Vandaar dat we ook relaties zijn gaan opbouwen met het Agentschap van Justitie en Handhaving. Wij hebben in voorbereiding op ons nieuw museum een denkdag georganiseerd. Dan zijn we op Vlaams niveau gaan kijken naar wie de topexperts zijn die ons daarbij kunnen helpen.
Wij hebben in voorbereiding op ons nieuw museum een denkdag georganiseerd. Dan zijn we op Vlaams niveau gaan kijken naar wie de topexperts zijn die ons daarbij kunnen helpen.
Dit klinkt allemaal erg doordacht. Hadden jullie hulp van buitenaf? Hoe hebben jullie je expertise opgebouwd?
Het museum raadpleegde verschillende specialisten en bezocht andere musea om de eigen expertise te vergroten. Eerst bezochten we het Nationaal Gevangenismuseum in de Kolonie van Weldadigheid in Veenhuizen (Nederland). We vonden dat destijds niet zo’n goed voorbeeld, maar daaruit konden we wel veel leren. Omdat we een Belgisch verhaal over het gevangeniswezen wilden vertellen en inhoudelijk advies nodig hadden, zijn we ook meermaals gaan praten met de opeenvolgende ministers van justitie. Om meer te weten te komen over alternatieve strafuitvoering hebben we bijvoorbeeld werkrelaties opgebouwd met Vlaamse topexperts zoals Paul Drossens, rijksarchivaris in Gent en gespecialiseerd in justitie, en Eric Maes, doctor in de criminologische wetenschappen en verbonden aan het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie. We zijn ook gaan praten met Tom Goossen, directeur van de justitiehuizen in Turnhout en Mechelen. Expertise komt hier ook van onze eigen vrijwilligers. Daar zitten veel oud-cipiers en hun familie bij.
Personen die in een gevangenis zitten, zijn vaak mensen die afwijkend gedrag vertonen. Daarom gingen we op zoek naar de wetenschappelijke denkers die zich verdiepten in deze materie. Zo kwamen we terecht bij het Museum Dr. Guislain in Gent. We voelden het meteen: we zaten op dezelfde golflengte. De ondersteuning van het Museum Dr. Guislain beperkte zich niet alleen tot het inhoudelijke, maar was ook van logistieke aard. Al die vitrinekasten die hier staan, die hebben wij van hen gekregen.
Je vertelt dat jullie bij verschillende andere instellingen zijn gaan aankloppen voor expertise. Hebben jullie ook samengewerkt met andere instellingen?
“Via samenwerking met diverse lokale partners zoals Natuurpunt, Wortel en de Gidsengroep Merksplas zorgden we voor lokale verankering en daardoor is dit museum niet zomaar naar een andere regio over te plaatsen.”
Het museum koos ervoor om niet enkel het verhaal van de strafuitvoering te vertellen, maar via samenwerking met diverse lokale partners zoals Natuurpunt, Wortel en de Gidsengroep Merksplas zorgden we voor lokale verankering en daardoor is dit museum niet zomaar naar een andere regio over te plaatsen. Het werd een uniek verhaal op een unieke locatie. In de marketing heet dat een Unique Selling Point. Hierdoor kan het museum niet zomaar naar een andere regio verplaatst worden. Het werd ook makkelijker om verbinding te vinden bij verschillende (toeristische) diensten van de omgeving. Wij zeggen zelf altijd: “De verhalen druipen hier van de bomen.”
En als je nu één tip moet geven aan andere erfgoedvrijwilligers, wat zou die zijn?
Samenwerken is de sleutel tot succes. Zonder de samenwerking met diverse diensten, politieke niveaus en experten (zowel intern als extern) zou het er vandaag helemaal anders uitzien. We hadden ook altijd een goede verstandhouding met het lokale bestuur. Als je als vrijwilligersorganisatie een initiatief wil opzetten waarbij je ondersteuning of financiering nodig hebt, dan moet je jezelf altijd de vraag stellen: ‘Hoe wordt de sponsor of subsidiegever er zelf beter van?’ Zodat het een win-winsituatie wordt.
Wil je meer te weten komen over hoe je draagvlak creëert voor jouw erfgoed? Op deze pagina vind je verschillende tips en tricks rond (lokale) beleidsbeïnvloeding.
Luk Indesteege – Limburg Volkskundig Genootschap
25 februari tot en met 5 maart is het de Week van de Vrijwilliger. Hoog tijd om een aantal vrijwilligers achter de schermen van Histories in beeld te brengen en ze luidkeels te bedanken. Maak kennis met: Luk Indesteege!
Luk, je bent actief als vrijwilliger bij het Limburgs Volkskundig Genootschap (LVG): wat doe je binnen die vereniging?
Wij, de leden van LVG, inventariseren en documenteren actuele volksgebruiken in Limburg. We verzamelen deze info op onze website . We geven ook info, lezingen, lessen enz… over de verzamelde informatie. Ik heb binnen LVG de rol van voorzitter.
Wanneer en waarom ben gestart als vrijwilliger bij het Limburgs Volkskundig Genootschap?
In een lessenreeks over volkskunde ontmoette ik Mathieu Driessen, de vroegere voorzitter en stichter van LVG. Dat was in 1985. Hij overtuigde mij om lid te worden, en 10 jaar later kon hij mij overhalen om het voorzitterschap over te nemen…
Als vrijwilliger bij het Limburgs Volkskundig Genootschap bent u een ‘erfgoedvrijwilliger’: waarom bent u graag erfgoedvrijwilliger? En wat maakt het vrijwilligerswerk er zo bijzonder?
Ik speel al 50 jaar traditionele muziek en de context ervan heeft mij altijd geïnteresseerd. Zo geraakte ik geboeid door allerlei oude en nieuwe gebruiken, waarbij ik al snel leerde dat tradities evolueren met de tijd en steeds nieuwe vormen aannemen, ofwel verdwijnen in archiefkasten en musea. Erfgoed is boeiend en je komt via erfgoed met veel mensen in contact, bijna altijd in prettige omstandigheden. Het lokale aspect geeft kleur aan de verschillen, het ondersteunt de persoonlijke identiteit. Bovendien is het ‘Limburggevoel’ niet te onderschatten. Ook zonder Tom Waes hebben wij in Limburg voldoende om de interesse en zelfs de jaloezie van anderen te wekken.
Waarom is de werking van het volkskundig genootschap zo belangrijk?
Het is van belang om de evoluties in de volkscultuur te documenteren en om niet enkel te kijken naar het verleden. (Immaterieel) erfgoed is waardevol, het helpt ons om onze identiteit te vormen en te tonen. Dat identiteitsaspect is belangrijk om zinvol en aangenaam te kunnen leven.
Welke anekdote/ervaring zal je altijd bijblijven?
Het is moeilijk om één anekdote te kiezen. Maar een steeds terugkerende ervaring is: het enthousiasme, de gedrevenheid en fierheid waarmee traditiedragers hun eigen gebruiken beoefenen, uitvoeren, organiseren, voortzetten…
Bedankt voor dit interview!
Mario Raeymaekers – “Iedere vondst kan een verhaal vertellen”
25 februari tot en met 5 maart is het de Week van de Vrijwilliger. Hoog tijd om een aantal vrijwilligers achter de schermen van Histories in beeld te brengen en ze luidkeels te bedanken. Maak kennis met: Mario Raeymaekers!
Dag Mario, als metaaldetectorist ben je een ‘erfgoedvrijwilliger’: waarom ben je graag erfgoedvrijwilliger?
Metaaldetectie is niet alleen maar op velden gaan zoeken naar vondsten. Belangrijk zijn ook het vooronderzoek en de zoektocht naar een interessant veld. Na het veldwerk, bij het opzoeken van wat de voorwerpen zijn die er gevonden zijn, kom je telkens boeiende mensen tegen. Je leert zo ook veel bij over je vondst en over de geschiedenis.
Door samen te werken met Onroerend Erfgoed, boeren, archiefmedewerkers en heemkringen probeer ik metaaldetectie op een hoger niveau te brengen. Ik raad iedere metaaldetectorist aan zich bij de plaatselijke heemkundige kring aan te sluiten.
Waarom is het volgens jou belangrijk dat er erfgoedvrijwilligers zoals jij zijn die zich engageren rond metaaldetectie?
Er wordt in Vlaanderen veel gevonden en achter iedere vondst zit een verhaal. Iedere vondst kan een verhaal vertellen. De plaatselijke heemkundige kring of erfgoedcel kan hier vaak veel mee doen. Dat verhaal vertellen is ook heel belangrijk, bijvoorbeeld voor een klas, zodat ook zij weten wat het belang kan zijn van de samenwerking en het lokaal onderzoek.
Bedankt voor dit interview!
Nancy Van Orle – “Ik heb na al die jaren nog evenveel zin om te gaan zoeken’
Benieuwd naar de ervaringen van andere metaaldetectoristen? Maak kennis met onze gesprekspartner Nancy Van Orle uit Mortsel!
Dag Nancy! Heel fijn dat je met ons in gesprek wilt gaan. Kan je je even voorstellen?
Ik ben Nancy, 59 jaar oud, en al veertien jaar zoek ik als metaaldetectoriste. Op het forum DVVL ben ik moderator van “beginnende zoekers” en “vers uit de vondstentas”. Ik ben ook vaste vrijwilliger van de Archeologische dienst Stad Antwerpen en hielp al bij verschillende opgravingen. Los daarvan loopt er reeds vier jaar een unieke samenwerking met een archeoloog. Sinds kort ben ik werkend lid van de Heemkundige Kring Mortsel en lid van EGMP (Europees genootschap Munten en Penningen).
Hoe ga je op het veld te werk?
Ik vraag altijd eerst toestemming – meestal mondeling – aan de grondbeheerder. Op het veld zelf volg ik mijn neus en ga van de ene kant naar de andere kant. Bij een nieuw veldje ga ik er eerst diagonaal over en doe ik de randen om een idee te krijgen wat het te bieden heeft.
Wat doe je met een gevonden voorwerp?
Ik probeer het te reinigen – vaak gewoon droog door het zand met een tandenstokertje te verwijderen. Daarna leg ik een laagje B72 paraloid over het object. Soms vind je muntjes die in heel slechte staat zijn door verzuring van bemesting op het veld. Ofwel probeer ik het zelf te determineren, ofwel vraag ik op fora wat het kan zijn.
Ik neem een foto van alle vondsten en dan geef ik het aan bij Onroerend Erfgoed. Soms is het vervelend dat er niet veel dagen tussen het vinden en het melden van de vondsten mogen zitten; je weet niet altijd meteen wat het voorwerp is of het is nog niet juist gereinigd. Ik vermeld dat ik het nog niet weet en vul dat later nog aan. Vondsten melden is heel belangrijk. Het is daardoor dat je de geschiedenis rijker kan maken en zelfs veranderen.
Bewaar je zelf je vondsten?
Voor de mooie vondsten heb ik een vitrinekastje. De rest zit in zakjes en doosjes. Die probeer ik per vondstdata, gemeente of straat te bewaren. Ik probeer het ensemble bij elkaar te houden. Ik leg mijn vondsten natuurlijk niet in een vochtige omgeving. Ik heb ook kleine zakjes silica gel. Een tiental Romeinse munten van mij worden nu professioneel gereinigd en gedetermineerd. Ik gebruik een speciale mousse en voeg een zakje tegen vocht toe om het te vervoeren zodat het in goede staat aankomt en terugkomt.
Als iemand mijn vondsten wil onderzoeken, dan vind ik ze ook heel vlug terug. Zo kwam er onlangs iemand die onderzoek doet naar Antwerpse pegels. Dat zijn stukken lood die in aardewerk werden geslagen waardoor de barman wist tot waar hij drank moest schenken, anders werd de klant bedrogen. Zo heb ik er verschillende liggen. Ik deel graag alle informatie die ik heb, omdat ik het ook leuk vind om meer te weten te komen van de onderzoeker.
Heb je tips voor iemand die aan metaaldetectie wilt beginnen?
Het is belangrijk om op de hoogte te zijn van de regels. Er zijn mensen die nooit op fora komen en dus niet bereikt kunnen worden. De fora bevatten enorm veel expertise en kennis om mensen te helpen en te begeleiden. Elke vraag kan gesteld worden. Ik ben er zeker van dat ik in het begin zeer naïeve vragen stelde, maar kreeg steevast een vriendelijk antwoord. Ze moeten zeker ook hun erkenning aanvragen. En daarnaast: sluit de putjes goed, neem afval mee, vraag toestemming.
Wat maakt voor jou iemand tot bonafide detectorist?
De liefde voor geschiedenis is sowieso van belang. En dan: geduld hebben. Het is zoals bij vissers: je weet nooit wat je boven haalt. Je kan urenlang op een veld zoeken en niets vinden. Ik heb na al die jaren elke week nog evenveel zin om te gaan zoeken – zelfs als ik de weken ervoor niets heb gevonden. Transparantie op fora is belangrijk. Je moet ook een goed oog hebben. Je kent de vondsten in het begin helemaal niet. Gooi dus zeker niet te veel weg. Een beginneling had op een zoekdag een fibula tussen zijn ‘vondsten om weg te gooien’. Iemand merkte dat op toen die vroeg om eens te kijken wat hij had. Daarom geef ik een tip: steek je ‘rommel’ in een potje. Twee of drie jaar later weet je misschien wat het is en dan kan je beslissen om het wel of niet bij te houden.
Bedankt voor dit interview, Nancy!
Ontdek waarom Herman Verschraegen, als voorzitter van de Bloemencorso in Loenhout, elk jaar symbolisch de sleutel van zijn gemeente krijgt
Ontdek waarom Herman Verschraegen, als voorzitter van de Bloemencorso in Loenhout, elk jaar symbolisch de sleutel van zijn gemeente krijgt
De Bloemencorso van Loenhout is een waar begrip in de regio. Ontdek in dit interview hoe voorzitter Herman Verschraegen samenwerkt met de gemeente om het evenement ieder jaar opnieuw op poten te zetten.
Kan je de geschiedenis van de Bloemencorso even schetsen?
De Bloemencorso is ontstaan in 1952. Dat gebeurde naar aanleiding van de inhuldiging van de nieuwe bestrating van de weg tussen Loenhout en Brecht. Ze hebben die geasfalteerd in ‘52. Een aantal zelfstandigen en neringdoeners van Loenhout kwamen met het idee om bebloemde wagentjes van het centrum van Brecht naar Loenhout te rijden. Ik denk dat de Bloemencorso toen niet heel die weg aflegde, want dat is een hele afstand, maar een stuk ervan. Dat kaderde een beetje in de traditie van wat in Nederland een aantal jaren ervoor was ontstaan met hun Bloemencorso’s. Wij zijn exact tien edities jonger dan de grote Bloemencorso van Zundert, hier vlak over de grens.
En wanneer ben jij in het verhaal gekomen?
Dat moet in ‘88-‘89 geweest zijn. Ik heb het voorzitterschap van mijn vader overgenomen.
Hoe is de Bloemencorso van Loenhout geevolueerd?
Ik heb toen (in de jaren ’90, red.) het enorme geluk gehad dat een aantal jonge mensen, een van onze buurtschappen, een wagen hebben gemaakt. Sindsdien zijn we blijven groeien. We verwerken nu vier miljoen bloemen op dat weekend.
De Bloemencorso van Loenhout is lang redelijk beperkt geweest in wagenomvang en dat heeft te maken met bouwtechnieken. Vroeger waren die wagens allemaal getimmerd met hout. Er komt nu geen houten plank meer aan te pas. Nu mogen onze wagens zelfs niet meer groter worden, want anders kunnen ze de bochten niet meer pakken of kunnen ze niet meer door de straten rijden.
Er zijn wel een aantal dipjes geweest. Ik herinner me toen ik voorzitter werd, zoveel jaar geleden, dat ik de venijnige vraag kreeg: “En gaat ‘m volgend jaar nog door?” We zaten in een dipje, begin jaren negentig. Toen hadden we het imago dat we oude gepensioneerde mannen waren die wat in elkaar steken. Ik heb toen het enorme geluk gehad dat een aantal jonge mensen, een van onze buurtschappen, zijn opgestaan en een wagen hebben gemaakt. Sindsdien zijn we blijven groeien. We verwerken nu vier miljoen bloemen op dat weekend.
We hebben later nog eens een periode gehad waarin het minder ging. We hebben bijna zeven jaar achter elkaar heel slecht weer gehad.
Was het probleem dat daardoor de inkomsten verdwenen? Of was het animo ook weg?
Het had niets met een gebrek aan enthousiasme te maken. Tijdens het jubileumjaar met de vijftigste Bloemencorso was het zo hard aan het regenen dat we ’s morgens tegen de mensen zeiden dat we niet gingen uitrijden. Die wagens zijn gemaakt van papier-maché dat rond een ijzeren geraamte wordt geplakt. Als het allemaal nat is, scheurt dat af. Dat was heel droevig. Er was een groot protest van de deelnemende wagens. We hebben het parcours moeten inkorten en een kleinere toer gemaakt. Maar onze inkomsten… als het pijpenstelen regent, dan komt er geen volk kijken, hè?
Waren er ook hoogtepunten?
Met onze 65ste verjaardag hebben wij een jubileum gevierd, het Corso-bier laten brouwen en een persconferentie gegeven. Dat zijn hoogtepunten die we vanuit het bestuur organiseren om onze corso te promoten.
Je zei daarnet dat de toevallige deelname van enkele jongeren de Bloemencorso begin jaren ’90 gered heeft. Zetten jullie intussen ook actief in op de jeugd?
We zetten daar de laatste jaren inderdaad zeer bewust op in. Je moet die 10- tot 12-jarigen goesting doen krijgen. Het zijn zij die over tien jaar die wagens moeten bouwen. Als je geen instroom van de jeugd krijgt, is uw evenement ten dode opgeschreven.
We werken daarom samen met de scholen, ook in de omringende gemeenten, en tonen daar wat de Bloemencorso is. En in de paasvakantie geven wij een lascursus voor jongens en meisjes van 11 tot 13 jaar.
Hoe is de relatie met de gemeente? Hadden zij een rol in dat geheel?
De gemeente is trots op wat wij op straat brengen. We krijgen alle logistieke hulp die denkbaar is. Sinds een vijftal jaar overhandigt de burgemeester van Wuustwezel mij op vrijdagavond de sleutel van Loenhout om te zeggen: nu is Loenhout aan u.
Wij krijgen heel veel steun van de gemeente. Wat wij vragen, krijgen wij, voor zover dat mogelijk is. We worden zeker niet tegengewerkt. Integendeel. De gemeente is trots op wat wij op straat brengen. We krijgen alle logistieke hulp die denkbaar is. Sinds een vijftal jaar overhandigt de burgemeester van Wuustwezel mij op vrijdagavond de sleutel van Loenhout om te zeggen: nu is Loenhout aan u. Symbolisch uiteraard.
Is dat altijd zo geweest?
Ja. In 1977 zijn de gemeenten Loenhout en Wuustwezel gefusioneerd. De eerste burgemeester van Wuustwezel was degene die daarvoor burgemeester van Loenhout was. Die heeft in Wuustwezel altijd een beetje het verwijt gekregen dat hij te veel burgemeester was van Loenhout. Hij was ook doordesemd van de Bloemencorso.
Op welke manier hou je die relatie met de gemeente levend?
Wij hebben een aantal vergaderingen voor de corso. Dat noemen wij het Veiligheidscomité. We zitten dan samen met de brandweer, met de politie en met het gemeentebestuur. Daar overlopen we wat het jaar ervoor minder goed of net heel goed is gegaan, wat de pijnpunten zijn, enzovoort. Heel het politiereglement voor het evenement wordt samen met ons doorgesproken. Wanneer willen we dat de straten worden afgesloten, waar gaan de parkings zijn, hoe moeten de mensen omgeleid worden? Hoeveel politiemensen wil je en waar moeten die staan? Dat is altijd in samenspraak.
De Bloemencorso wordt gedragen in het dorp, dat is duidelijk. Maar dat is natuurlijk niet bij alle erfgoedverenigingen zo.
De Bloemencorso is de mayonaise van Loenhout. 75% van de inwoners van Loenhout is betrokken tijdens het bloemensteek-weekend en dan is het bij elk buurtschap een groot feest. Op de vrijdagavond voor de corso komen de vrachtwagens met verse bloemen aan. Het feest begint met een ontbijt zaterdagmorgen. Per buurtschap zit er minimum 90 tot 300 man om al die bloemen stuk voor stuk te steken. ‘s Middags en ‘s avonds krijgen ze eten. Zondag rijden de wagens dan buiten. Op elke tien mensen die in Loenhout wonen zijn er zeven die rechtstreeks met de Bloemencorso te maken hebben. Niet dat dat allemaal bouwers zijn. Het bouwen van die wagens gebeurt door een groepje van tien tot vijftien mensen. De Bloemencorso is een heel proces dat eind juni begint en loopt tot het tweede weekend van september.
In welke zin moet je dan nog het beleid beinvloeden? Spreekt het succes van de Bloemencorso niet voor zich?
Als er ooit een burgemeester zou zijn die stokken in de wielen zou steken van de Bloemencorso, dan is dat politieke zelfmoord. We zijn ook gematigd in wat wij vragen.
Als er ooit een burgemeester zou zijn die stokken in de wielen zou steken van de Bloemencorso, dan is dat politieke zelfmoord. We zijn ook gematigd in wat wij vragen. Aan de andere kant werp ik altijd tegen: welk evenement in Wuustwezel weegt op tegen dat van ons? Het is te verantwoorden dat wij dingen gedaan krijgen. De meeste mensen die voor de eerste keer komen kijken, zijn verrast door wat wij hier op straat zetten.
Zijn jullie ook buiten Loenhout bekend?
Wel, dat is een beetje mijn frustratie. Als je bij de nationale of regionale politiek gaat aankloppen met Bloemencorso Loenhout weet niemand wat dit is. En iedereen denkt dat het iets is van gepensioneerde mensen die wat bloemen zitten te schikken. Onze corso verdient het om ondersteund te worden. We hebben drie jaar geleden samen met twee andere grote Bloemencorso’s van Vlaanderen, Sint-Gillis-Dendermonde en Blankenberge, Corso Classics opgericht. Om van daaruit nationaal en regionaal subsidies, sponsoring, enzovoort, … binnen te halen. Het plezante is ook dat we in drie verschillende provincies zitten: West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen en Antwerpen. Met de drie grootste corso’s van Vlaanderen gaan aankloppen bij de Lotto en Proximus is gemakkelijker dan als voorzitter van de Bloemencorso Loenhout.
Hoe probeer je nog aan die bekendheid te werken?
Wij zijn met de Bloemencorso van Loenhout een samenwerking aangegaan voor een bloementapijt op de Grote Markt van Brussel in het weekend van Onze-Lieve-Vrouw-Hemelvaart. Dat is jaren aan een stuk gedaan met begonia’s, maar ze geraakten niet meer aan bloemen.
In 2024 gaan we met 70 man uit Loenhout voor de eerste keer het bloementapijt in Brussel volledig leggen met dahlia’s. Het is dan een kleine maand voor onze corso en we hopen daar wat belangstelling voor ons eigen evenement te krijgen.
Dus de uitdaging ligt niet in Loenhout?
Mensen moeten het doen voor het plezier van die wagen te bouwen, samen te zijn en een pintje te drinken. Het moet over de beleving gaan.
Ja en nee. Hoeveel geld we ook zouden kunnen lospeuteren, het zijn al die mensen hier die het moeten waarmaken. Als de mensen het beginnen doen voor het geld, dan zijn we binnen tien jaar dood. Mensen moeten het doen voor het plezier van die wagen te bouwen, samen te zijn en een pintje te drinken. Het moet over de beleving gaan.
Tot slot: wat is je belangrijkste tip voor erfgoedvrijwilligers die dingen gedaan willen krijgen op lokaal vlak?
Zorg er eerst en vooral voor dat je medewerkers trots zijn op waar ze mee bezig zijn. Probeer de meerwaarde achter je evenement te zien. Voor mij is de Bloemencorso niet de zondagmiddag wanneer die wagens op straat rijden. Voor mij is dat het hele jaar door wanneer de mensen samen bezig zijn.
Wil je meer te weten komen over hoe ook jij de symbolische sleutel van je gemeente kunt krijgen? Op deze pagina vind je verschillende tips en tricks rond (lokale) beleidsbeïnvloeding.
De foto’s op deze pagina van Bloemencorso Loenhout kregen we van www.wezelopdefoto.be. Wil je nog meer proeven van de ambiance die uitgaat van de Bloemencorso en haar verschillende buurtschappen, dan kan je hier naar hartenlust door de foto’s scrollen.
Patrick Schuermans – “Uiteindelijk draaide dat steeds uit in serieus opzoekwerk en zo kreeg ik de microbe te pakken”
Goed Gevonden!
In de rubriek ‘Goed Gevonden!’ brengt Histories goede praktijken van metaaldetectoristen aan de oppervlakte. Onze gesprekspartner is Patrick Schuermans.
Dag Patrick! Erg fijn dat je in gesprek wil gaan met ons. Kan je je even voorstellen?
Ik ben Patrick Schuermans, 52 jaar oud en ben van beroep een arbeider. Ik ben heel geïnteresseerd in mijn lokale geschiedenis en daarbij sluit metaaldetectie mooi aan. Al een kleine dertig jaar ga ik als detectorist het veld op. Het opzoekwerk dat erbij komt kijken, gaat tegenwoordig een stuk vlotter dan toen ik startte. Vroeger kwam alle informatie uit boeken, het internet was nog niet zo’n hulpmiddel. Toen ging men op goed geluk zoeken. Wanneer ik iets vond, begon ik me daarin volledig te verdiepen. Uiteindelijk draaide dat steeds uit in serieus opzoekwerk en zo kreeg ik de microbe te pakken.
Hoe ga je op het veld te werk?
Als ik kan zoeken over een hele akker, dan ga ik in een kruis over het veld. Daarbij let ik op scherven en sporen van aardewerk en metaal, want daarmee kan je soms een tijdsperiode situeren. Na het veld te doorkruisen, ga ik het vervolgens in baantjes af. Het is niet altijd mogelijk om de hele akker te doen, dus probeer ik de hotspots te vinden en vooral daar veel te wandelen.
Als je een metalen voorwerp vindt, hoe ga je dan te werk?
Ik neem alles mee in de staat dat ik het opgraaf. Als het brons is, houd ik het vochtig tot ik thuis ben. Wanneer brons te vlug droogt, wordt het poreus en dan brokkelt de patina al snel af. Dus bij het thuiskomen na het zoeken, laat ik het rustig drogen. Vervolgens probeer ik het te reinigen – dit doe ik regelmatig onder een microscoop – en tracht ik het te conserveren. Voor sommige vondsten gebruik ik paraloid, iets wat archeologen altijd waarderen wanneer ik dat bijkomstig doe. Daarna probeer ik de vondst te determineren en zodra ik weet wat het is, kan ik het melden bij het Agentschap Onroerend Erfgoed.
Bewaar je zelf je vondsten?
Dat varieert. Ik spreek af met de eigenaar welke vondsten hij of zij wil houden, maar meestal zijn ze er niet in geïnteresseerd. Soms, wanneer het een belangrijke vondst is, schenk ik het in samenspraak met de grondbeheerder. Zo heb ik in Nieuwerkerke een muntschat gevonden en samen met de eigenaar gegeven aan de gemeente. In Halle-Booienhoven heb ik een grafvondst gedaan die ik direct gemeld heb, en die wordt nu tentoongesteld in de kerk van Zoutleeuw. Ik vind het wel jammer dat wanneer je een vondst weggeeft of naar een depot brengt dat het soms in een kist of doos belandt. Dan bewaar ik de vondsten liever zelf zodat zoekers die bij mij over de vloer komen ze toch nog kunnen bekijken.
Heb je tips voor anderen hoe ze goed aan metaaldetectie kunnen doen?
Doe eerst goed opzoekwerk vooraleer je gaat zoeken. Probeer uit te zoeken wie de eigenaar is van het veld waar je wil zoeken. Zoek nooit op ingezaaide akkers – daar komt ruzie van. Als je een putje graaft, maak het ook terug dicht. Neem altijd je afval mee en al het zink, lood en blik; dat is slechts een kleine moeite. Ik heb drie zakjes aan mijn heuptas hangen: één is voor afval, een ander is voor mijn pinpointer en in de derde zak steek ik mijn vondsten. Probeer voorzichtig te reinigen. Reinig nooit agressief en gebruik geen chemische producten zolang je niet weet wat het is. Gooi ook niet te veel weg. Probeer als beginnende zoeker iemand te contacteren die al langer aan metaaldetectie doet en laat die persoon eens door het materiaal gaan dat je zou weggooien. Mijn bevinding is dat mensen veel wegdoen waarvan ze niet weten wat het eigenlijk is. Voor de rest: meld je vondsten. Via de tool van het Agentschap Onroerend Erfgoed gebeurt dit eenvoudig.
Wat zijn voor jou enkele karakteristieken van een bonafide detectorist?
Hou je aan de regels. Als het terrein archeologisch beschermd is, ga er dan niet op zoeken. Zoek, meld en houd goede contacten met landbouwers. Ik denk als je alles doet wat ik bij de vorige vraag heb geantwoord, je jezelf een goede zoeker kan noemen.
Samenwerken versterkt je erfgoedvereniging: tips van Jeroen Bellings
Samenwerken versterkt je erfgoedvereniging: tips van Jeroen Bellings
Jeroen Bellings is al 22 jaar erfgoedvrijwilliger. Sinds 2010 is hij penningmeester bij de Koninklijke Ridders van de Katteköp van het Narrendom Haren. In 2011 kwam daar de voorzittersrol van FEN-Vlaanderen bij. Jeroen is van mening dat netwerken belangrijk is als erfgoedvereniging. Je krijgt meer dingen gedaan als je binnen én buiten je gemeente medestanders vindt. In dit interview legt hij uit hoe je dat doet.
WAAROM IS HET BELANGRIJK VOOR EEN CARNAVALSVERENIGING OM EEN GOEDE RELATIE TE HEBBEN MET HET LOKALE BESTUUR?
Een carnavalsstoet is vaak een van de grootste evenementen in steden en gemeenten. Daarom is het belangrijk om goede banden te onderhouden met het lokaal bestuur. We overleggen met de technische dienst en de evenementendienst, maar ook met de politie.
Er wordt door de lokale besturen vaak gekeken naar algemene regelgeving, zoals tijdens corona, die het voor stoetorganisatoren moeilijker maakt. Ook rond veiligheid zijn de eisen strenger geworden. Burgemeesters kijken daarvoor naar de buurgemeenten. We merken dan ook dat het belangrijk is om als carnavalsvereniging de krachten te bundelen met gelijkaardige verenigingen.
KAN JE DAARVAN EEN VOORBEELD GEVEN?
Een paar jaar geleden was er plots een politiecommissaris in Noord-Limburg die erop wees dat het koninklijk besluit op de rijbewijzen niet correct geïnterpreteerd werd. Boeren die met hun tractor gratis de carnavalswagens trokken, mochten dat eigenlijk niet doen tenzij ze hun voertuig lieten keuren of een CE-rijbewijs hadden. De carnavalswereld, in het bijzonder die in Limburg, stond in rep en roer. De boeren zeiden: als wij aan die voorwaarden moeten voldoen, dan trekken wij geen carnavalswagens meer. Daarop heeft iedereen zich gegroepeerd en hebben we gezamenlijk het probleem aangekaart bij meerdere lokale besturen.
Eén lokaal bestuur lost het meestal niet op, dus dan is het de kunst om een paar bondgenoten te zoeken. Dat gaat dan over enkele burgemeesters die pro carnaval zijn en die dit op tafel durven leggen bij hun collega’s. Dat is een stuk lobbyen. Ik ben voorstander van tussenpersonen, zeker als je weet dat je bijvoorbeeld bij een minister moet landen.
ZO HEBBEN JULLIE OOK CARNAVAL OP DE LIJST VAN ERKEND IMMATERIEEL ERFGOED GEKREGEN?
FEN heeft van onderuit een dossier opgemaakt. Met dat dossier hebben we, net zoals met de rijbewijzen, een paar politici gezocht. Lokale burgemeesters en schepenen die mee aan de kar wilden trekken. Zo is dat beginnen rollen.
Uiteindelijk is het de kunst, en dat op álle niveaus, om vanuit een constructieve houding een probleem of situatie te schetsen en niet met getrokken messen tegenover elkaar te staan. Dat heeft geen zin. Je moet altijd begrip hebben. Sommige mensen snappen niet dat als je iets organiseert, een burgemeester een verpletterende verantwoordelijkheid heeft als het over veiligheid gaat. Niet iedereen staat erbij stil dat die hoofdverantwoordelijk is. Maar de burgemeesters en de schepenen staan er ook niet bij stil dat het carnaval een traditie is.
KAN JE NOG EEN VOORBEELD GEVEN VAN EEN CONSTRUCTIEVE HOUDING DIE WERKTE?
Etienne Schouppe heeft, toen die nog minister was, een reglement ingevoerd voor zelfrijdende carnavalswagens die gebouwd zijn door verenigingen. Dat was een goed bedoeld initiatief, maar het probleem was dat het uitgeschreven was zonder met de basis veel overleg te plegen. Dat heeft dan een draak van een reglement opgeleverd dat heel Vlaanderen op zijn eigen manier toepaste. Sommige gemeenten pasten het niet toe en andere pasten het overdreven toe.
Dat heeft geduurd tot we in 2022 – via carnavalsverenigingen, burgemeesters, schepenen, lobbying en overleg – het klaarspeelden dat die draak een zware administratieve vereenvoudiging kreeg. Nu is er voor heel Vlaanderen een eenduidig aanvraagformulier. Door een gemeenschappelijk knelpunt te vinden tussen enerzijds de verenigingen en anderzijds de beleidsmakers, hebben beide partijen gemerkt dat ze alle twee een probleem hadden, maar van een andere aard. De carnavalsverenigingen willen geen administratie en de burgemeesters hebben een administratie nodig, maar die administratie maakte het erg moeilijk. Zo zijn we naar elkaar toegegroeid. Formuleer gemeenschappelijke probleemstellingen en dan kan je elkaar in het midden wel ergens vinden hè?
WERKT DAT LOBBYEN ALTIJD OF IS HET OOK AL EENS MISLUKT?
Een moeilijk dossier is dat van de auteursrechten. Daar proberen we al jaren iets aan te veranderen. Een organisator van een carnavalstoet moet op dit moment rond de € 53 per carnavalswagen betalen aan auteursrechten. Dit wordt onbetaalbaar. Vaak gebruiken we originele carnavalsmuziek of zelf gecreëerde (dialect)covers, maar Sabam ziet geen verschil met beschermde werken en commerciële muziek.
We wilden graag een deal sluiten met Sabam. Wij namen het standpunt in dat wij de carnavalisten zouden vragen om originele en niet-commerciële muziek te spelen. We zouden Sabam betalen, maar tegen een reductietarief. We waren daar vrij ver in gevorderd, maar uiteindelijk verzand je in een bureaucratisch systeem waarbij Sabam niet de affiniteit heeft die een politicus wél heeft met de burger. De mensen aan de top van zo’n grote organisatie moeten niet verkozen worden. Dat is het voordeel aan politiek. Zeker in de jaren van de verkiezingen is het handig om dingen op de agenda te zetten, want dan wordt er meer geluisterd door beleidsmakers.
Auteursrechten zijn een breed probleem, ook voor andere verenigingen en ondernemers die in hun horecazaak muziek afspelen. Hoe algemener het probleem, hoe moeilijker het is om er een structurele wijziging in aan te brengen. Je zou het hele systeem in vraag moeten stellen. Die processen krijg je als kleine vereniging niet opgelost. Je moet een netwerk vormen met andere sectoren. Versta me niet verkeerd: ik vind het terecht dat er auteursrechten geïnd worden, maar toch stel ik de werkwijze van Sabam aan de kaak.
DE MEEST VERENIGINGEN HEBBEN SCHROOM ROND BELEIDSBEÏNVLOEDING OMDAT ZE APOLITIEK WILLEN ZIJN. HOE DENK JIJ HIEROVER?
Beleidsbeïnvloeding is iets anders dan partijpolitiek. Als beleidsbeïnvloeding een partijpolitiek spel wordt, dan moet je de consequenties dragen. Je moet zien dat je geen verdeeldheid zaait binnen een beleidsorgaan. Netwerken is belangrijk. Als je als vereniging iets structureel wil gedaan krijgen, ga dan niet naar de zitdag van een politicus, maar gebruik de geijkte wegen. Als ik als cultuurvereniging iets wil aankaarten bij mijn lokaal bestuur, dan stel ik de vraag via de bevoegde dienst of schrijf ik een brief aan het college van burgemeester en schepenen.
HOE BLIJVEN JIJ EN JOUW VERENIGING ZELF NEUTRAAL?
Dat hangt van je rol af. Ik ben zelf lokaal politiek actief, maar als ik voor mijn vereniging of voor FEN iets doe, dan ga ik daar apolitiek naartoe. Ik zeg tegen andere instanties niet dat ik een schepen ben. Van het moment dat politiek in een vereniging komt, is dat vaak nefast voor een vereniging. Voor ik de eerste keer als lokale politicus opkwam bij de verkiezingen, heb ik overal de vraag gesteld: vormt mijn politiek engagement een probleem voor de vereniging? Ik heb nooit aan partijpolitiek gedaan binnen verenigingen, want op die manier verlies je draagvlak bij jouw lokaal bestuur en bij bepaalde politici.
WAT DENK JE VAN DE SLOGAN: “JE HOEFT GEEN POLITICUS TE ZIJN OM AAN POLITIEK TE DOEN?”
Dat is zo. Iedere organisatie doet op een of andere manier aan politiek. Carnavalsverenigingen doen niks anders. Met “politiek” bedoel ik dan aan politiek netwerken en samenwerken. Zeker als ik kijk naar de organisatie van onze stoet: het afvalbeleid, geluidsoverlast, de ordehandhaving. We moeten allemaal aan politiek doen, maar niet aan partijpolitiek. Zeker niet als vereniging.
HOE STA JE TEGENOVER HET AANSPREKEN VAN DE VAK-SCHEPEN?
Dat is het geëigend kanaal. Als ik als cultuurvereniging bij de schepen van ruimtelijke ordening ga aankloppen: ja, dat is een probleem. Dan doe je aan partijpolitiek. Ik ben schepen van cultuur geweest. En nu ben ik schepen van ruimtelijke ordening. Ik word iedere dag door verenigingen aangesproken. En iedere dag zeg ik: volg een ander kanaal, want het werkt averechts als je het via mij doet. Als je een schepen aanspreekt of een deputé of een minister, zorg dan dat je de juiste aanspreekt. Ook al heeft die misschien weinig affiniteit met jou. Volg altijd de geijkte kanalen en stap ook niet dadelijk naar de burgemeester, tenzij die bevoegd is.
WAT ZIJN JE GOUDEN TIPS VOOR ANDERE ERFGOEDVERENIGINGEN?
Netwerken is belangrijk. Leef niet op een eilandje. Ik had het al over het zoeken van medestanders met hetzelfde probleem. Je moet daarnaast ook zoeken naar herkenningspunten bij de ander zodat de ander je begrijpt. Zorg ervoor dat een politicus jouw probleem begrijpt en zich daar mee vereenzelvigt. Als politicus moet je ook zorgen dat de mensen in de verenigingen zich in jouw plaats kunnen stellen. Van het moment dat je iedereen zich dat probleem een beetje eigen laat maken, geraak je vooruit.
Wat ik ook belangrijk vind is: wees begripvol en heb vertrouwen. Als je weet dat je vandaag op punt A zit en dat je morgen naar Z moet … De snelste weg is gewoon rechtdoor. Mijn ervaring leert me dat zowel lokale bestuurders als verenigingen moeten beseffen dat je soms langs B, C, D, E, F en G moet gaan voor je aan punt Z komt. Er is wederzijds begrip en vertrouwen nodig om iets op te lossen, en soms zijn tussenstappen nodig. Soms moet je zelfs nog eens een rondje ter plekke draaien om iedereen mee te krijgen.
Als je in één keer tot jouw eindproduct kan geraken, goed. Maar als je voelt dat je – langs de kant van de vereniging of langs de kant van de politiek – niet in één keer tot je eindpunt kan geraken, moet je soms faseren en een tussenstap dulden, ook al is dat niet het meest ideale scenario. Beter een tussenstap dan helemaal geen stap.
TOT SLOT: KAN JE EEN VOORBEELD GEVEN VAN HOE JE MENSEN ZICH KAN LATEN INLEVEN IN DE POSITIE VAN DE ANDER?
Ik denk nu aan een voorbeeld van burgers die kwaad zijn dat hun kerk sluit. In die kerkraden zitten allemaal vrijwilligers. Die krijg je pas mee wanneer ze begrijpen dat een lokaal bestuur miljoenen euro’s op jaarbasis betaalt aan kerken die leeg staan en die vaak beschermd zijn. Aan de andere kant beseffen die lokale besturen niet altijd dat die vrijwilligers al honderden jaren die kerken in ere houden. Langs twee kanten zijn er bezorgdheden. Het is dan de kunst om via tussenpersonen wederzijds begrip te creëren voor elkaars standpunten.
Wil je te weten komen hoe ook jij succesvol aan netwerking doet? Op deze pagina vind je verschillende tips en tricks rond (lokale) beleidsbeïnvloeding.
Theo De Jonckheere – “Voor mij is elke vondst een schat op zich”
Benieuwd naar ervaringen van andere metaaldetectoristen? Maak kennis met Theo De Jonckheere, medebedenker van het tv-programma Metaalstrijd op PlattelandsTv!
Dag Theo, fijn dat je even tijd maakt voor dit gesprek! Kan je je even kort voorstellen?
Na mijn studies economie heb ik een twintigtal jaar gewerkt voor verschillende bedrijven. Daarna ben ik het onderwijs in gegaan en heb ik een kleine twintig jaar marketing en salesvakken gegeven aan de Thomas More Hogeschool in Mechelen. Ik vond dat tof: ik heb gestudeerd, gewerkt, ervaring opgedaan en daarna de kans gekregen om die opgedane kennis door te geven aan de volgende generatie. Bovendien doe ik al zo’n twintig jaar aan metaaldetectie. Ik ben opgegroeid aan de kust en toen ik trouwde, ben ik verhuisd naar Mechelen. Om die reden ga ik voornamelijk in de streek van Mechelen en aan de kust – mijn moeder woont daar nog – zoeken.
Vooraleer je een veld opgaat, doe je dan opzoekwerk?
Wat je zeker niet mag doen, is gericht zoeken naar een bepaalde vondst. Gezien ik in Mechelen woon, keer ik logischerwijze vaak terug naar dezelfde locaties hier in de buurt. Dit zorgt ervoor dat ik de boeren van wie de velden zijn al goed ken en ook weet wat er zoal te vinden valt. Soms worden er ook zoekdagen georganiseerd op verplaatsing. Dan doe ik wel opzoekwerk. Zo bekijk ik de locatie op Geopunt, alsook op historische kaarten zoals die van de Ferraris. Ik probeer te weten te komen wat er zich op die plaats bevond of heeft afgespeeld.
Na het zoeken, probeer ik altijd te weten te komen wat ik heb gevonden. Er zijn bepaalde soorten vondsten die vaak terugkeren, zoals munten bijvoorbeeld, waardoor het identificeren dikwijls vlot gaat. Bovendien vormen de boeken van Van Houdt (Atlas der munten van België: van Kelten tot heden & Munten van Bourgondische, Spaanse en Oostenrijkse Nederlanden en van de Franse en Hollandse periode (1434- 1830)) een grote bron van informatie bij muntdeterminatie. Het probleem ligt voor mij eerder bij het reinigen dan bij het determineren. Sommige vondsten zijn zodanig gecorrodeerd dat je ze eerst moet restaureren, vooraleer je ze kan identificeren. Gelukkig heb ik mijn partner Arlette, die met veel geduld mijn mooiste vondsten reinigt en restaureert.
Hoe ga je praktisch te werk op het veld?
Hoe ik begin, is afhankelijk van welke oogst op het veld gestaan heeft. Het liefst zoek ik op aardappelvelden, want die zijn mooi vlak en daar kan je goed lijn per lijn lopen. Bij maïsvelden is dat iets anders; na de oogst blijven er dikke stoppels staan en die zijn zeer hard. Mijn tactiek is dan om dwars op de oogstlijnen van de maïs te wandelen, zodanig dat ik iedere keer tussen die maïsstroken ga. Er zijn intussen ook al verschillende apps die vertellen welke teelten op akkers staan of hebben gestaan, zoals die van de Vlaamse Overheid ‘LV-Agrilens’. Uit principe ga ik niet op een akker die ingezaaid is.
De laatste jaren zijn de landerijen voor lange periodes bezaaid waardoor de periodes van beschikbaarheid om op velden te zoeken een pak korter worden. Dat komt door de Europese wetgeving die boeren verplicht om groenbemesting te zaaien na het oogsten. Dit is uiteraard spijtig nieuws voor de metaaldetectoristen.
Ga je soms met anderen zoeken? Of is dat steeds alleen?
Ik vind het belangrijk om met anderen te zoeken. Vroeger spraken we met een groepje af op zondagmorgen in Mechelen. De ene bracht koffie mee, de andere cake en we gingen een voormiddag zoeken. Daarna toonden we de vondsten aan elkaar. Pas dan zie je dat de uitkomst veel rijker is dan wanneer je alleen op pad gaat. Als je met een aantal mensen een veld afzoekt dan komen er altijd mooie dingen boven. De kans bestaat dan ook dat je een week eens niets speciaals vindt, maar een andere detectorist wel. Dat maakt me even blij dan wanneer ik het zelf zou vinden. Binnen de metaaldetectiewereld heerst er soms onderling ook wat jaloezie, wat ik totaal niet nodig vind en dat wilden we ook duidelijk maken in Metaalstrijd, het tv-programma op PlattelandsTv. Ik vind het veel belangrijker om meer te weten te komen over de vondst en haar bredere context.
Wat zijn de leukste voorwerpen die je al gevonden hebt?
Eigenlijk is voor mij elke vondst een schat op zich. Elk voorwerp is een contact met iemand die het verloren is in het verleden. Het toont ook aan hoe mensen vroeger leefden. Als het mooi uit de grond komt en het is herkenbaar, dan maakt dit het voor mij interessant. In de buurt van Mechelen heb ik eens de oudste munt van Mechelen gevonden. Bij toeval woonde er in die straat juist een archeoloog dus die was eigenlijk bijna aanwezig bij de opgraving en heeft de munt dan helemaal beschreven.
Op het veld kom je ook andere dingen tegen dan op het strand. Ik weet nog altijd de eerste trouwring die ik teruggevonden heb. De achternaam van die persoon stond daar ook op, wat normaal niet zo is. Dankzij een medezoeker die bij de rijkswacht werkte – dat zou nu niet meer kunnen door de privacyregels – hebben we die personen teruggevonden. Toen bleek dat die ring al twaalf jaar verloren was en uiteindelijk heb ik dan de ring teruggegeven.
Hoe bewaar je je vondsten?
Ik probeer alles bij te houden, maar eerlijk gezegd, er zit wel wat rommel tussen. Er zijn veel vondsten die kapot zijn waarvan ik de waarde in vraag stel. Ik heb nu een grote houten schuifkast waar ik mijn vondsten in bewaar, maar ik weet ook dat dit niet de optimale bewaarmethode is. Voor de speciale vondsten heb ik wel specifieke zakjes en bakjes gekocht, maar ik zoek nog naar een algemene aanpak. Er wordt aangeraden om alles in plastieken doosjes te steken, maar dan is mijn zolder zo gevuld. Ik heb ook veel loden voorwerpen (soldaatjes, speelgoed, kogels), maar lood is giftig en de vondsten zijn meestal beschadigd. Met deze vondsten weet ik niet goed wat ik moet doen. Ik heb nu bijna twintig jaar ervaring en toch blijf ik nog met zoveel vragen zitten. Ik ben wel blij dat er sinds 2016 een regelgeving is, alsook dat het metaaldetectiegebeuren wat meer gekaderd wordt door Histories.
Heb je tips voor anderen hoe ze goed aan metaaldetectie kunnen doen?
Als je begint met metaaldetectie, lijkt het me een goed idee om eens mee te gaan met anderen die wat meer ervaring hebben. Ik denk dat het ook belangrijk is om je open te stellen. Zorg dat je de communicatie helder houdt tussen verschillende partijen. De houding ‘wat niet weet, niet deert’ zit er nog te veel in bij sommigen. Als er regels zijn, pas die toe. Geef ook zeker je vondsten aan, daarmee vul je de database aan en kan je een bredere of correctere kijk geven aan het verleden.
Als je nu enkele kenmerken zou moeten geven aan een bonafide metaaldetectorist, welke zijn dat dan?
Geduld. Er zijn dagen dat er niks uit de grond komt. Ook een portie nieuwsgierigheid is belangrijk. Je moet willen weten wat je vondst is en dit ook delen met anderen. En natuurlijk, interesse hebben in geschiedenis.
Wat is het doel van Metaalstrijd, het programma over metaaldetectie voor PlattelandsTV en wat houdt het in?
De motivatie was vooral om de geheimzinnigheid rond metaaldetectie weg te halen. Door te tonen hoe we te werk gaan, willen we de negativiteit die rond metaaldetectie hangt, proberen weg te werken. We willen duidelijk maken dat we niet naar een veld gaan om er zoveel mogelijk uit te halen.
Ook het communicatieve aspect was een belangrijke reden. We gaan geen moeilijke vragen uit de weg en we zijn klaar om samen te werken met erkende archeologen. We hebben namelijk dezelfde interesses dus laat ons daar open en eerlijk over praten. Maar ik heb wel de indruk dat er in de archeologiewereld nog mensen zijn die zich hiertegen verzetten. Het gaat dan voornamelijk om archeologen die slechte ervaring hebben met malafide detectoristen die bijvoorbeeld op archeologische sites gaan zoeken of hun vondsten niet melden. Gelukkig hebben de meeste archeologen wel al een meer open visie op metaaldetectie.
Bedankt voor het delen van je ervaringen en tips, Theo!
Zo overtuig je jouw gemeentebestuur als erfgoedvrijwilliger: tips van een burgemeester
Zo overtuig je jouw gemeentebestuur als erfgoedvrijwilliger: tips van een burgemeester
Erfgoedvrijwilligers spelen een cruciale rol in het behoud van lokaal erfgoed, maar hoe krijg je als vrijwilliger het gemeentebestuur mee? Bart Seldeslachts, burgemeester van Kontich en zelf erfgoedliefhebber, geeft praktische adviezen voor vrijwilligers die het gemeentebestuur willen overtuigen. Wil je weten wat werkt en wat niet? Lees verder en ontdek hoe je politici kan meenemen in je verhaal!
JE HEBT ZELF EEN GROTE PASSIE VOOR ERFGOED. WAAR KOMT DIE VOORLIEFDE VANDAAN?
Mijn vader was heemkundige. Ik ben daarmee grootgebracht. Na mijn opleiding geschiedenis en archivistiek ben ik leraar geschiedenis geworden en ook tijdens mijn vrije tijd was ik met erfgoed bezig. Toen ik nog in Bierbeek woonde, heb ik daar de erfgoedraad mee opgericht. Dat werd een groot succes. Er kwamen mensen naartoe vanuit verschillende disciplines. Buiten de usual suspects, zoals de heemkundigen, was er bijvoorbeeld een archeoloog, een kunsthistoricus, … Je ziet dan iedereen op een heel andere manier omgaan met erfgoed.
Heeft dat je werk in Kontich beïnvloed?
Ik heb mijn ervaring als erfgoedvrijwilliger hier zeker benut. Terwijl het in Bierbeek de vrijwilligers waren die de politiek meenamen, is het in Kontich anders begonnen. Ik heb de erfgoedraad hier zelf opgestart en vrijwilligers meegekregen, met een ongelofelijk resultaat. In de vorige legislatuur heb ik van erfgoed ook een aparte bevoegdheid gemaakt, wat niet evident was.
Hoe staat de rest van het college tegenover erfgoed?
Het is niet omdat het bij mij hoog op de agenda staat, dat dat ook het geval is bij mijn collega’s. We hebben in de gemeente veel aandacht voor erfgoed want ik doe dat supergraag, maar politiek gezien is het niet het belangrijkste thema.
Is het een voordeel voor de erfgoedraad dat je als burgemeester zo betrokken bent?
Het is niet omdat een bevoegdheid bij een burgemeester zit, dat die zoveel beter verdedigd wordt. Toen er deze legislatuur discussie was over de afbraak van het tweede oudste gebouw in onze gemeente, ben ik een paar keer naar mijn erfgoedraad gegaan om de mening binnen het college te verdedigen, ook al was dat niet mijn eigen mening. Als burgemeester ben je bij uitstek degene die het compromis moet zoeken en verdedigen. Als je collegialiteit verwacht in andere dossiers, moet je die in je eigen dossiers des te meer tonen. Maar dat betekent ook dat je aan je vrijwilligers het omgekeerde zegt van wat je eigenlijk zelf wil.
Als burgemeester ben je bij uitstek degene die het compromis moet zoeken en verdedigen.
Omgekeerd zet ik in het college altijd de pet op om de erfgoedraad te verdedigen. Zolang dat met wederzijds respect gebeurt en met de juiste argumenten, dan loopt dat wel. Maar dat maakt dat de relatie niet altijd gemakkelijk is, want je hebt ratio en je hebt emotie, zeker bij vrijwilligers. Als zij niet het verhoopte resultaat krijgen, is het logisch dat ze op een gegeven moment twijfelen of ze hun engagement nog willen volhouden.
Vind je dat de erfgoedraad goed werk levert?
De vrijwilligers werken heel professioneel en plichtsbewust. Ze dienen meer adviezen op één jaar in, dan alle andere adviesraden samen op zes jaar. Ze zijn ongelofelijk actief. Zij steken er veel tijd in en voelen zich heel verantwoordelijk, wat leuk is. Maar we zien wel dat ze te veel verantwoordelijkheid op hun schouders nemen. Dat is natuurlijk niet goed.
We willen veel rond erfgoed doen, maar wel op basis van vrijwilligheid. We vragen advies over alles wat met erfgoed te maken heeft, maar stel dat zij door gebrek aan tijd, door de complexiteit of de hoeveelheid van de vragen, niet kunnen volgen, dan zitten ze daar mee in. Er is geen dienst in de gemeente die dat opvolgt, er zijn geen professionals, dus zij moeten dat doen. Tien jaar geleden was er niemand die dat opvolgde, was er niemand die daarover struikelde en werd er geen advies gevraagd. Maar nu ligt het tempo hoog.
Eigenlijk is die vrijwillige inzet onbetaalbaar. Je kunt dat met professionals nooit doen. Maar het is op het tempo van de vrijwilliger en daar moet je respect voor hebben. Als er iets niet gebeurt, dan gebeurt het niet. Als morgen die vrijwilligers er niet meer zijn of die kunnen het niet meer doen, zijn we misschien geen onroerenderfgoedgemeente meer. Maar misschien is dat ook niet erg. Als we onder de 22.000 inwoners van Kontich niet voldoende mensen vinden, dan moeten we misschien die ambitie niet hebben.
Eigenlijk is die vrijwillige inzet onbetaalbaar.
Werken jullie goed samen?
Ik trek in de erfgoedraad nog wel wat aan de kar en ik probeer soms wat nieuwe ideeën te geven. Omgekeerd pik ik ook zelf veel ideeën van die vrijwilligers op waarmee je aan de slag kan in het beleid. Da’s een beetje een wisselwerking. Maar je moet wel wat opletten en de nodige afstand bewaren. Ik geef slechts ideeën en zij mogen adviseren wat ze willen. Da’s een evenwicht dat niet zo gemakkelijk te bewaren is. Ik zit in se zelf niet in de erfgoedraad, maar sta aan de kant van het beleid dat de beslissende rol heeft.
We gaan altijd uit van de inzet van de erfgoedvrijwilligers, wat ook een valkuil is. De erfgoedraad organiseert bijvoorbeeld erfgoedlezingen. Dat begon met eentje, maar het werden er op een bepaald moment vijf per jaar. De ene had wat meer publiek dan de ander, maar eigenlijk waren ze allemaal schitterend. Je voelt dan dat de vrijwilliger meer en meer belast wordt om dat georganiseerd te krijgen en daardoor meer en meer doorschuift naar de ambtenarij, terwijl de ambtenarij daar geen uren voor heeft.
Met die boodschap ben ik naar de erfgoedraad gegaan en dat kwam raar binnen, want zij doen het meeste werk. Ik moet dus soms hun enthousiasme wat afremmen. Dat is niet gemakkelijk, want je hebt het risico dat mensen daar gedemotiveerd door geraken. Vrijwilligers doen heel veel en als daar niet in tegemoetgekomen wordt door een gemeente, zien ze dat als een gebrek aan waardering.
De erfgoedraad schreef al twee keer een memorandum. Is dat belangrijk volgens jou?
Jazeker. Dat hebben we in Bierbeek ook ooit gedaan. We schreven neer wat politici binnen zes of tien jaar moesten realiseren. Ik heb dat idee de vorige legislatuur voorgelegd bij alle adviesraden en ze hebben allemaal een ambitienota geschreven. Op een gegeven moment hebben ze dit voorgesteld aan alle politieke partijen. Je zag toen dat politieke partijen dit bij de verkiezingen in hun partijprogramma en in debatten meenamen.
Er zijn heel weinig politici die zich actief en publiek gaan verzetten tegen een adviesraad rond de verkiezingen. Je trekt dus politici met een memorandum stap voor stap mee. Je moet er wel voor zorgen dat je de teksten van je memorandum op tijd aanlevert, zeker een jaar of een half jaar voor de verkiezingen. Als politici niet weten wat ze kunnen doen, gaan ze het niet doen.
Bij het begin van de legislatuur heb je meteen een reden om aan te kloppen. Je kan het aan de nieuwe schepen voorleggen. Misschien zijn bepaalde punten uit je memorandum te duur of onhaalbaar, maar andere punten nemen ze misschien wel over. Een memorandum is een manier om aan te geven wat je in een meerjarenplan wil hebben of waarover je in ieder geval in debat wil gaan. Het is ook een instrument om na zes jaar te evalueren wat er allemaal gerealiseerd is. Dat maakt het voor politici ook leuk, wat weer werkt om het beleid in een bepaalde richting te trekken.
Hoe denk je over activisme tegenover het beleid?
Je wint geen sympathie door meteen met een actiecomité tegen een gemeentebestuur te beginnen. Natuurlijk, als je een lang traject hebt gereden en de meningen zijn tegenovergesteld, dan zou een gemeentebestuur geen probleem mogen hebben met een actiecomité. De een vindt dit en de ander vindt dat, dat mag. Actievoeren tegen een gemeentebestuur moet kunnen. Zolang je weet dat het over dát dossier gaat en wanneer we een open en eerlijk traject hebben gereden. Maar het is des mensen om sneller in vijandbeelden te denken dan dossiergericht te denken.
Welke tips zou je erfgoedvrijwilligers geven om iets gedaan te krijgen van het gemeentebestuur?
Onderhoud een goed contact met het beleid. Mijn overtuiging is dat als vrijwilligers werken en inspanning leveren, politici altijd bereid zijn om te luisteren. Maar je moet met goede argumenten komen, op een eerlijke manier advies geven en het vanuit je expertise doen. Zo kan je een goede politicus altijd overtuigen.
Mijn overtuiging is dat als vrijwilligers werken en inspanning leveren, politici altijd bereid zijn om te luisteren.
Vergeet niet, de bevoegde schepen is je eerste aanspreekpunt. En je moet die ook erkennen. Ga in dialoog met het beleid. Zoek draagvlak. Je kan een andere visie hebben, dat maakt niet uit. Op het moment dat ze schepen en burgemeester zijn, zijn ze in hun functie en zijn ze geen politici.
Draagvlak zoeken is ook belangrijk, zeker in de opstart. Dat niet iedereen van bij het begin mee is, is evident. Door met argumenten te komen en stap voor stap iets op te bouwen, krijg je veel krediet. Als er een hele groep mensen mee bezig is, gaat dat ook politiek leven. Bij een voldoende groot draagvlak, zal iedere verstandige politicus van welke politieke kleur dan ook, daarin meegaan.
Verder: zie het ruimer dan alleen erfgoed. Erfgoed is op zichzelf een beperkt verhaal. Stel dat sport hard leeft, dan kan je sporthelden uit het verleden belichten. Ze hebben hier bijvoorbeeld 100 jaar geleden de marathon van de Olympische Spelen van Antwerpen gelopen. Een aantal vrijwilligers hadden toen het idee om naar aanleiding van dat jubileum op de keerlus een bordje te zetten en daar iets rond te organiseren. De schepen van sport, en ook schepenen die daar eigenlijk niet mee bezig zijn, vonden dat een heel goed idee. Ja, dat is plezant.
Begin met iets klein. In de vorige legislatuur was er een vrijwilliger die een monument wou zetten rond de brouwerij van Maes. Iedereen werkte daar vroeger. De brouwerij is nu weg en dat leefde niet meer. Er was in eerste instantie dus weinig enthousiasme, maar op een gegeven moment begon dat te leven, en kwamen alle mensen met verhalen van die brouwerij. We hebben daar een monumentje gezet en eigenlijk was dat zowel fysiek als qua budget een klein iets. Maar de betekenis was wel groot.
Wees je ook bewust van je rol. In een adviesraad geef je advies, maar je moet het accepteren als ze iets niet volgen. Je moet voor jezelf heel goed afbakenen dat je gelukkig bent met advies te kunnen geven en te argumenteren, tot ze misschien volgen. Als het bestuur zegt: “nee, dat gaat niet”, dan moet je dat aanvaarden als vrijwilliger, want je zit niet in een beslissende rol. Als je dat zou willen, dan moet je zelf schepen worden. Maar je moet wel kleine successen kunnen boeken. Niet opgeven als je overtuigd bent dat je iets zinvol doet. Dat is eigenlijk mijn grootste tip. Soms kan dat lang duren, maar dat is niet erg. Wat vandaag niet kan, kan morgen misschien wel.
Nog een laatste tip: vertrek vanuit een positief verhaal. Je krijgt zelden mensen mee in een negatief verhaal. In een project denken we dikwijls aan bedreigd erfgoed. Als dat onroerend erfgoed is en ze willen dat slopen, dan kan je de nadruk leggen op wat er wél nog staat, in plaats van te zeggen: “nu gaat het allemaal verdwijnen”. Als mensen het belang inzien van wat er staat, gaan ze het misschien ook houden.
Wil je te weten komen hoe ook jij succesvol aan netwerking doet? Op deze pagina vind je verschillende tips en tricks rond (lokale) beleidsbeïnvloeding.