Genot

Genieten is één van de credo’s van de moderne Westerse samenleving. Een probaat antidotum voor het jachtige professionele leven. Een must tijdens de weekends en op zonnige dagen, een guilty pleasure doorheen de week. Genot heeft vele gezichten. Genieten kan heel bewust van uitzonderlijke sensaties, maar evengoed van de subtiele dingen van alledag. Vandaag heeft zich in zekere zin een democratisering van het genieten doorgezet: genot wordt netjes verpakt als citytrip, bioscoopbezoek of authentiek abdijbier aan de consument aangeboden. Iedere periode in de geschiedenis had zo zijn eigen genotsmiddelen, waarvan het ene al sociaal-exclusiever was dan het ander. Vrijetijd is zo’n luxe-product dat de sociale elite (door Thorstein Veblen ook leisure class genoemd) tot voor kort onderscheidde van de werkende klasse. Andere vormen van genot waren dan weer ronduit ongeoorloofd en werden met name door de Kerk verguisd. Genieten kan immers ook een verslaving worden, vandaar de vaak moraliserend toon waarmee er tot op vandaag over diverse genotsmiddelen wordt gesproken.

Allerhande vormen van genot hebben in het historische bronnenmateriaal veel sporen nagelaten. De onderzoeker kan verschillende methodes en bronnentypes met elkaar combineren. Zo laat de seriële analyse van fiscale en juridische bronnen toe de consumptie van genotsmiddelen in te schatten, kunnen juridische bronnen een beeld geven van de repressie van bepaalde vormen van genot, terwijl een microgeschiedenis op basis van ego-documenten, krantenberichten en iconografische bronnen de historicus een inkijk kan geven in hoe de tijdgenoot in de praktijk de geneugten des levens opzocht. Dit themanummer omvat vijf zeer uiteenlopende bijdragen over diverse vormen van genot en genotsmiddelen, gaande van bier, over tabak tot seksuele intimiteit en religieuze extase. Hierbij worden heel uiteenlopende bronnentypes aangeboord en verschillende methodologieën besproken.

Dit Tijd-Schriftnummer toont aan dat het nastreven van genot van alle tijden is en dat de geneugten des levens vele vormen kunnen aannemen. Velen bleven in het verleden echter verstoken van tal van genotsmiddelen, omdat ze er de financiële middelen of de tijd niet voor hadden, of omdat het simpelweg verboden was. Toch ontwikkelden ook de minder gegoede klassen hun manier om van het leven te genieten. Geleidelijk erodeerde het schuldbesef dat aan (mateloos) genieten kleefde en werd genot steeds meer een verkoopsargument dat gretig door de reclamesector werd omarmd. Ondanks – of net dankzij – de diepgewortelde katholieke arbeidsethos ontwikkelde zich doorheen de twintigste eeuw het sterotype beeld van de Belg als een levensgenieter. Een benijdenswaardige eretitel die mag worden gekoesterd.

 

Inhoud