In de schemer van 23 mei 1898 drong een pachter er bij een inwoner van Kessenich, het meest noordoostelijke gehucht van België op de grens met Nederland, op aan om ‘eens te komen zien’. Cretskens, die met zijn grote gezin het Schurenhof in het naburige Ophoven pachtte, sprak met urgentie, want ‘er was een buitengewone zaak met Maria geschied’. Maria was zijn oudste dochter, toen 24 jaar. De naamloze Kessenicher haastte zich naar het Schurenhof, waar hij om acht uur de hele familie aan tafel trof, behalve de oudste dochter. ‘Ons Marieke is bezig met Onze Lieve Heer’, gaf moeder Cretskens aan. De bezoeker ging de belendende kamer binnen, slecht verlicht met een petroleumlamp. Tussen de schaduwen trof hij Marieke, ‘bezig met Onze Lieve Heer’: zij bevond zich in religieuze extase.
Dit artikel wil enkele nieuwe invalshoeken aanreiken voor de studie van extases als die van Marieke Cretskens. Veel dergelijke fenomenen in Vlaanderen blijven tot nog toe onder de radar van het historisch onderzoek, in het bijzonder voor de negentiende en twintigste eeuw. Nochtans was Marieke zeker niet de enige die in dit tijdsgewricht met God ‘bezig’ was. Over heel Europa was het eind van de negentiende eeuw een bloeiperiode voor lokale bovennatuurlijke religieuze manifestaties: van Mariaverschijningen tot stigmata en extase. Ook Vlaanderen was in die jaren een gevarieerd spiritueel landschap. Sommige mirakels en aanverwante evenementen haalden uitgebreid de nationale pers, zoals de Belgische bedevaarten naar Lourdes. Anderen kregen een korte vermelding in de lokale krant en werden dan weer vergeten, zoals de zestienjarige Maria De Graeve uit de Antwerpse Zurenborgwijk. Zij wierp in april 1896, na vijf jaar chronische pijn, haar krukken af in Lourdes.
Aan de hand van een reconstructie van Mariekes verhaal wil dit artikel aantonen welke bronnen nodig zijn voor de studie van religieuze extase. Daarbij zal duidelijk worden dat een methodologische flexibiliteit, bestaande uit het samenbrengen van uiteenlopende soorten bronnen, het mogelijk maakt om extase (en andere bovennatuurlijke religieuze feno menen) niet alleen vanuit een negatief discours als ‘bijgeloof’ of ‘fraude’ te bestuderen, maar ook als een vorm van Vlaamse volksdevotie en zelfs als bron van individueel én gedeeld ‘goddelijk’ genot.