Een sierlijk kopje in melkglas, versierd met enkele rode, maar vooral veel kobaltblauwe vlekjes en streepjes. De binnenzijde van het melkglazen kopje is schuin geribbeld. Aan twee zijden telkens een fijn getorst oortje. Het is een klein maar fragiel kopje, dat zeer zorgvuldig werd gemaakt. Het prachtstuk werd gevonden in de beerput van de waterburcht Pietersheim. Het kopje is een exponent van het roemrijke verleden van de waterburcht. De bewoners waren dan ook niet de minsten: de heren van Pietersheim, en later de familie de Merode.
Het kopje maakt deel uit van een vrij grote verzameling huisraad die werd opgegraven tijdens diverse campagnes op de waterburcht Pietersheim. In de jaren negentig van de vorige eeuw organiseerde de gemeente Lanaken in samenwerking met de vzw Jeugd en Kultureel Erfgoed Vlaanderen en de Koning Boudewijnstichting archeologiekampen voor jongeren in Pietersheim. Archeoloog Tony Waegeman begeleidde deze kampen. Een decennium later werden opnieuw opgravingen uitgevoerd in het kader van de restauratiewerkzaamheden in en om de waterburcht.
De verschillende opgravingscampagnes leverden drie grote groepen voorwerpen op. Het oudst zijn de restanten van de middeleeuwse tafelcultuur van 1100 tot 1378 met streekeigen Andenne-aardewerk, alias Maaslands wit, grijs gebruiksaardewerk uit Paffrath en Elmpt, kook- en drinkgerei uit BrunssumSchinveld en drinkgerei uit Langerwehe. De beerput, gelieerd aan de grote paardenstallen, opgetrokken bij de wederopbouw tussen 1378 en 1400, leverde een vondstensemble in een gesloten context op. Een aanzienlijk deel van dit ensemble, binnen het onderste residu, brengt de Bourgondische tafel in beeld tussen 1378 en 1587, met steengoed uit Siegburg, Raren, Aken, Keulen en Westerwald, Antwerpse majolica en gebruiksglas. Daarboven bevond zich in een andere vullingslaag een groep voorwerpen te linken aan de opruiming van de Spanjaarden, met onder meer luxueus glas en unieke beeldjes in pijpaarde. De opgegraven voorwerpen getuigen van de goede smaak van de burchtbewoners.