Wijk bouwt samen een reus
In gesprek met Tina De Gendt

In de rubriek 'over-dragers' spreekt Histories met en over dragers van rituelen, tradities of feesten. Dat zijn mensen die op allerlei manieren betrokken kunnen zijn bij zo'n ritueel, traditie of feest. We noemen hen dragers, omdat ze hun praktijk in leven houden door die zelf uit te voeren en door ze op anderen over te dragen.
Denk aan stagediven: Alleen als de hele menigte meewerkt, en de stagediver telkens een stukje verder draagt naar de volgende, zal de persoon niet vallen. En hoe meer mensen meedoen, hoe langer de duik kan duren.
Op de boerenmarkt in de superdiverse Dampoort-wijk in Sint-Amandsberg komen stad en platteland samen. Een sterk verhaal dat een sterk symbool verdiende, zo dacht buurtbewoner Raf Verbeke. Hij dacht eraan om een heuse stoet uit de grond te stampen, in navolging van een aantal verdwenen stoeten die daar vroeger door de buurt trokken. En wat is een stoet zonder een reus? Het maakproces werd mee ondersteund door Tina De Gendt die als ‘historian in residence’ participatieve buurtprojecten opzet. We vroegen haar om haar blik te werpen op het reuzenproject in Sint-Amandsberg en hoe een reus in een participatief project tot stand komt.
Sinds 2018 reis ik voor het Stadsmuseum STAM de superdiverse wijken van Gent af voor het project “De Vierkante Kilometer”. In elke wijk ga ik een half jaar als ‘historian in residence’ samen met buurtbewoners op zoek naar ‘verborgen geschiedenissen’. In januari 2023 was ik in de wijk Dampoort beland, waar Raf Verbeke een nieuwe reus wilde lanceren. Raf is de organisator van de wekelijkse boerenmarkt in de buurt rond de Spijkstraat en een bekende Gentse activist. Hij had al een reuzin laten maken als eerbetoon aan de boeren op de markt, nu wilde hij voor haar een (mannelijke) partner creëren die de stad vertegenwoordigde. Dat leek me een leuk en laagdrempelig format om een heel moeilijke verborgen geschiedenis in kaart te brengen: de historische relatie tussen stad en platteland.
Ik had daarover al heel veel vragen gekregen vanuit de buurt, van jong en oud, van mensen met en zonder migratie-achtergrond. Waar begint en eindigt de stad? Hoe schoof die grens doorheen de tijd op? Waar komt het voedsel in de stad vandaan? Hoe bereikbaar moet de stad zijn voor het ommeland? Van welke dorpen in de wereld zijn de bewoners afkomstig? Hoe vertaalt dat ruraal geheugen zich in de wijk? De zoektocht naar de reus leek mee een ideaal traject om met die vragen aan de slag te gaan.
Als mensen aan participatie in erfgoed denken, denken ze vaak aan het praktische: samen knutselen, een workshop of een interactief element in een expo. Maar als ik het over participatie heb, dan heb ik het over inspraak over de inhoud. Ik wilde vooral dat de reus door de wijk gedragen kon worden. Daarom ging ik (samen met wijkbewoonster en masterstudente geschiedenis Thirza Vandenabeele) in gesprek met tal van buurtbewoners over hun vragen, ideeën en kennis over de relatie tussen de stad en het platteland. We hadden het bewust niet over hoe de reus eruit moest zien, maar wel over wat hij moest voorstellen.
Op een zomerse zaterdagochtend heb ik knipsels uit die gesprekken aangeboden aan de buurtbewoners, om er zelf het levensverhaal van de reus mee te schrijven. Ondertussen ontfermde lokale kunstenares Hilde De Schrijver zich over zijn uiterlijk. Op het einde van het traject hebben we samen de reus onthuld: Ik vertelde ‘Het verhaal van de reus’ en zij stelde reus ‘Emiel’ voor. Dat was een magisch moment, en ik moet zeggen dat ik zelf verrast was over hoe goed het ineen klikte. Want dat weet je op voorhand natuurlijk niet in zo’n participatief proces.
Een reus kàn iets betekenen, maar hij betekent niet automatisch iets. Een reus kan ook gewoon een grote pop zijn. Maar als je wil dat hij gedragen wordt door de buurt, dan moet hij iets uitdrukken waar de buurt achter staat. Misschien is hij een symbool van een gemeenschapsgevoel? Of voert hij een politieke strijd? Drukt hij een wens of een frustratie uit? Zeker in een superdiverse transitwijk in een grootstad, is het niet evident om erachter te komen wat een reus kan betekenen voor de bewoners. Maar een reus die enkel een reus is, die overleeft zijn makers niet. Daar ben ik van overtuigd. Daarom wilden we ook niet gewoon een identiteit voor de reus creëren, maar die identiteit laten vertrekken van een narratief, een verhaallijn. Wat heeft de reus meegemaakt? Hoe kwam hij hier terecht? Wat motiveert hem? Dat gezegde ‘je weet niet waar je naartoe gaat tenzij je weet waar je vandaan komt’, dat geldt ook voor reuzen. Emiel, de reus van de Spijk, die heeft dankzij ons traject niet alleen een smoel, maar ook een verhaal. Over sluikstort en migratie, over woononbetaalbaarheid en verdwenen cafés. Hij draagt het verhaal van de buurt als het ware in zich.
Zo’n residentie eindigt altijd in verschillende trajecten en lokt ook altijd nieuwe initiatieven rond erfgoed en geschiedenis uit, dus wie weet waar het reuzenkoppel nog terecht komt? Maar vanuit het STAM-museum zorgen we er in elk geval voor dat dit project een vertaling krijgt in het museum. In mei 2024 opent een mini-expo over de residentie Dampoort, waar de reuzen zeker ook een plaats krijgen. Maar ook in de buurt zelf krijgt het verhaal nog vertalingen. Thirza Vandenabeele (die na haar stage bij het STAM aan de slag is) werkt momenteel samen met Sule Eryuruk (masterstudente LUCA School of Arts) aan een artistiek vervolg. Daarnaast ben ik ervan overtuigd dat we de reuzen op de boerenmarkt nog heel veel zullen zien. Daar zal Raf Verbeke met zijn eindeloze energie wel voor zorgen.
Ik heb er, in navolging van Piet Huysentruyt, drie.
Ten eerste: Begin niet met hoe de reus eruit moet zien, maar met wat hij moet vertellen. Dat begint met je eigen motieven in kaart te brengen en samen met alle betrokkenen te kijken naar de boodschap die hij/zij/x moet uitdrukken. Eens je dat weet, kan je beginnen bouwen.
Tip twee: Stel de reus niet voor als hij af is, maar betrek de buurt in het proces. Zoek naar partners uit de buurt: scholen, jeugdverenigingen, kunstenaars of zelfs kookploegen. Iedereen kan wel een steentje bijdragen. En dan wordt de reus automatisch veel meer gedragen.
En tip drie: Als je met zo’n proces van start wil en je wil de buurt erbij betrekken, werk dan niet alleen met open oproepen. Op open oproepen komen alleen de mensen af die er zelf van overtuigd zijn dat ze kunnen bijdragen. Dat is natuurlijk heel fijn, maar daarnaast zijn er altijd mensen die niets van zich laten horen: omdat ze weinig zelfzeker zijn of omdat ze zich niet verbonden voelen. Reik hen expliciet de hand voor je begint.

Reuzin Fientje stelt als boerin de link met het platteland voor. Haar reuzenpartner Miele is een stedeling. Samen staan ze symbool voor de link tussen stad en platteland. © Artphoto.be
Dankjewel voor het gesprek!
Afbeelding banner © Tina De Gendt
Dit interview werd afgenomen in kader van het project ‘Focus Vakmanschap’.