Kovekenskermis in Lokeren
In gesprek met Wilfried Van Rostenberghe en Mariëtte Beyst
Auteur: Histories
In de rubriek 'over-dragers' spreekt Histories met en over dragers van rituelen, tradities of feesten. Dat zijn mensen die op allerlei manieren betrokken kunnen zijn bij zo'n ritueel, traditie of feest. We noemen hen dragers, omdat ze hun praktijk in leven houden door die zelf uit te voeren en door ze op anderen over te dragen.
Denk aan stagediven: Alleen als de hele menigte meewerkt, en de stagediver telkens een stukje verder draagt naar de volgende, zal de persoon niet vallen. En hoe meer mensen meedoen, hoe langer de duik kan duren.
Regen of geen regen, rond de vierde zondag van september heeft in de Heirbrugwijk in Lokeren de Kovekenskermis plaats. Drie dagen lang staan er activiteiten op het programma en is het feest. Een van de meest opvallende gebruiken is het steken van kovens. Wijkbewoners hangen dan levensgrote poppen in traditionele blekerskledij aan de gevel. De organisatie van de feestelijkheden is in handen van vzw Koveken. Aan de keukentafel delen voorzitter Wilfried en zijn vrouw en penningmeester Mariëtte hun ervaringen met onze stagiair Ine.
Interview: Ine van Nuffel
https://www.flickr.com/photos/johanvanderdood
Mariëtte: Die bestaat al heel lang. Volgens de legende begon de traditie in 1827, toen Jacobus Van Kerckhoven in Londen de eerste prijs won met zijn gebleekt lijnwaad. Toen hij terug naar huis kwam, hingen de bewoners van de Heirbrugwijk poppen aan de gevels, gekleed in de specifieke klederdracht van de linnenblekers: een blauwe kiel, een zwarte broek en pet, een rode zakdoek en een blekersschop. Zolang zou Koveken dus al bestaan, het is één van de oudste kermissen van het land.
Wilfried: Weinig mensen weten nog wat linnenbleken is. Nochtans stond Lokeren in de negentiende eeuw bekend om zijn witte lakens. Het linnen werd gebleekt door het open te leggen in het gras en er water op te scheppen. Maar de stiel is langzaam achteruit gegaan. Nu hebben we hier zelfs geen enkele textielfabriek meer.
Mariëtte: Toen we hier kwamen wonen, vijftig jaar geleden, werkten er wel nog mensen in de textiel. Onder andere de typische haarsnijderij van konijnenhaar was er nog. Dat was gevaarlijk werk omdat er kwik gebruikt werd. Het had ook een heel specifieke geur. Als ergens haarsnijders binnenkwamen, rook je dat meteen.
Mariëtte: Nu zijn er nog maar twee cafés in de wijk, maar toen ik klein was, waren dat er veel meer. Ik weet nog hoe mijn nonkel voor zeker vier cafés kovens maakte. Hij maakte die uit bussels stro. Hij bond er benen, armen en een kop af en kleedde ze aan. Op maandag gingen de cafébazen dan naar een bepaald café met hun koven op hun schouder of onder hun arm. Daar werd dan een prijs uitgedeeld voor de schoonste koven. Alhoewel, vroeger waren ze niet zo schoon (lacht).
Wilfried: Nu maken mensen hun poppen niet meer zelf. Dat doen wij voor hen. Eerst maken we een kader in hout. Daar gaat dan een werkoverall over, die we die goed dichtritsen. En dan vullen we die op met afval van matjes voor bedden en zetels van auto’s. Niet meer met stro. Maar de mensen moeten hun pop wel nog zelf aankleden, hé. Ik heb waarschijnlijk al honderd van die poppen gemaakt! Vorige week kwam er iemand die een koven wilde voor Halloween. Daarna ging ze die aan haar nichtje geven die op de Heirbrug woont, die de koven zou uitzetten tijdens Kovekenskermis. Zo’n pop gaat eigenlijk niet kapot, je kan die jaren hergebruiken.
Mariëtte: Maar er zijn steeds minder kovens. Sinds we prijzen uitdelen, worden ze wel mooier aangekleed. Er zijn duidelijk mensen die voor de hoofdprijs gaan. Vroeger had je alleen poppen met linnenblekerskledij, maar ook dat is veranderd. De laatste tien jaar werken we met thema’s. Ieder jaar zoeken we naar een onderwerp uit de actualiteit. Dit jaar was het thema De Groote Oorlog, maar het is ook als eens mode en voetbal geweest. Toen Sporting Lokeren de beker won, was ons thema ‘Koveken wint de cup’.
Mariëtte: Vroeger was er op maandagochtend een beestenmarkt. Dan kwamen de mensen met verschillende soorten dieren te voet naar de Heirbrug. Wilfried is nog met een geit afgekomen. En maandagavond was er de valiezenkoers. Met de fiets werd dan in de hele wijk rondgereden. Dat was spektakel! Maar dat is verminderd door de verzekeringen. Het kost veel geld om iedereen te verzekeren. Met de komst van de tv kwamen er ook steeds minder mensen kijken. En dan zijn ze daar mee gestopt.
Wilfried: De reuzenstoet zijn wij zestig jaar geleden begonnen met de voorzitter van toen, Maurice Baeté. Het begon met een majorettestoet uit Gent en later kwamen daar reuzen van overal bij. Vandaag komen er zelfs reuzen uit Frankrijk! Verschillende jaren geleden waren er honderd reuzen. Maar het was slecht weer en veel groepen wilden niet starten. Maar ja, er wordt gezegd dat het op elke Kovekenskermis eens moet pissen.
Mariëtte: We hebben zelf vijf reuzen: we hebben de linnenbleker Jacobus Van Kerckhoven en zijn vrouw Jacoba en we hebben ook reuzen van het koppel Lisa en Maurice Kassei. Die zijn ooit met de valiezenkoers begonnen. En enkele jaren geleden is er een kleine reus geboren tussen pot en pint, de Duvelreus (lacht). Onze reuzen zijn nog de echte want ze worden gedragen. Als er wielen onder staan, kan je er niet mee dansen. Ze zijn ook goed gekend bij de kinderen uit de buurt. Op de vrijdag van de kermis gaan we met de reuzen langs in de scholen. Elke klas danst dan samen met de reuzen op de koer. En de kleuters gaan mee in de stoet op een praalwagen. De reuzenstoet kost ons veel geld, zeker een miljoen oude Belgische frank. Daarom doen we in de loop van het jaar activiteiten om geld in te zamelen. Zoals paardenworsten verkopen bijvoorbeeld, of met paaseieren leuren van deur tot deur. Een hele week ga ik samen met een madam van 82 jaar paaseieren verkopen in de wijk. Vorig jaar is dat goed gelukt.
Wilfried: Ik heb het in ieder geval niet gevraagd. Ik zat in het comité toen de vorige voorzitter, Maurice Baeté, ermee ophield. Hij was al een jaar of zeventig toen. En de rest bombardeerde mij als voorzitter. Boef. En dat was afgelopen.
Mariëtte: Mijn man wou een tijd geleden eigenlijk stoppen. Maar ze hebben hem gesmeekt om te blijven. Twee jaar later zijn er zes van de tien leden uit het bestuur gestapt. Daarom ben ik kassier geworden en hebben we een paar nieuwe mensen aangesproken. De stad Lokeren heeft ook een beetje geholpen om toch aan wat meer mensen te geraken. Anders was het gedaan met Koveken. Nu zitten er jonge mensen uit de wijk in het bestuur. Dat is de eerste vereiste om te kunnen blijven bestaan. We moeten zeggen: het marcheert wel goed, het is een aangename groep. We hebben nu zelfs een Facebookpagina, wie had dat gedacht.
Dankjewel voor het gesprek!
Dit interview werd afgenomen in november 2014 door LECA (Landelijk Expertisecentrum voor Cultuur van Alledag). De werking van LECA maakt sinds 1 januari 2019 onderdeel uit van Histories. |