Kermis: Moeskroense kermis

Moeskroense kermis

In gesprek met Ruddy Ghesquiere

In de rubriek 'over-dragers' spreekt Histories met en over dragers van rituelen, tradities of feesten. Dat zijn mensen die op allerlei manieren betrokken kunnen zijn bij zo'n ritueel, traditie of feest. We noemen hen dragers, omdat ze hun praktijk in leven houden door die zelf uit te voeren en door ze op anderen over te dragen.

Denk aan stagediven: Alleen als de hele menigte meewerkt, en de stagediver telkens een stukje verder draagt naar de volgende, zal de persoon niet vallen. En hoe meer mensen meedoen, hoe langer de duik kan duren.

Een goede kermis doet een gemeente helemaal opleven. Een evenement met zo’n impact organiseer je dan ook niet in een handomdraai. Voor de kramen en attracties open kunnen, worden bergen werk verzet. Niet alleen de foorreizigers hebben dan de handen vol, ook de gemeente zelf treft de nodige voorbereidingen. Het kermisterrein tijdig klaarmaken, afstemmen met lokale handelaars en omwonenden, zorgen dat opdrachten bij de juiste dienst of persoon terechtkomen en de kermis onder de aandacht van het publiek brengen zijn dan factoren die een vlot verloop enorm bevorderen. Aan de plaatsmeester wacht dan de taak om dit alles in goede banen leiden. Ruddy Ghesquiere, placier op de kermis van Moeskroen, geeft tekst en uitleg bij deze spilfunctie.

Ruddy Ghesquiere

‘Ik ben eigenlijk nog maar 4 jaar plaatsmeester op de kermis van Moeskroen’, vertelt Ruddy. ‘Toch is dit werk niet nieuw voor mij. Hiervoor was ik bij de dienst Feestelijkheden aan de slag en ben ik plaatsmeester op de markt geweest. Het grootste verschil? De marktkramers zag ik natuurlijk wekelijks, de foorkramers doen de stad maar één keer per jaar aan. Contact onderhouden verloopt daardoor vanzelf op een heel andere manier. Anders dan de mensen van de markt vormen de forains één grote familie. Het is een gemeenschap op zich, en als buitenstaander heb je daar niet zo snel toegang toe. Het duurt wel even om het vertrouwen van de forains te winnen.

Veel mensen kennen het beroep niet. Voor Ruddy gaat het over banden leggen tussen alle betrokken partijen. ‘Ik zeg altijd dat een plaatsmeester de PR doet tussen de gemeente en de foorkramers. Je vertegenwoordigt natuurlijk het stadsbestuur, maar tegelijk wil je dat de forains het goed hebben.’ Een groot deel van Ruddy’s tijd gaat dus naar afstemming en overleg, zodat er regelingen komen waar iedereen bij gebaat is. Maar ook de technische aspecten en promotie voeren zijn belangrijke items op zijn takenlijst.

Wie een kermis organiseert, ontsnapt in de regel niet aan papierwerk en administratie. Zelf gebruikt Ruddy een roodboek om de komst van de kermis voor te bereiden. Daarin is stap voor stap vastgelegd hoe de kermis tot stand komt. Op elk moment van de voorbereiding weet Ruddy dus perfect hoe ver hij staat. ‘In september stuur ik bijvoorbeeld al een brief naar het stadsmagazijn, zodat vanaf dan al een en ander in gang gezet wordt. Daarna herinner ik de forains eraan om tegen december hun aanvraag in te dienen. Ook wie jaarlijks komt, moet dat formulier bezorgen. Zo ontstaan geen misverstanden of moeilijkheden.’ De selectie zelf volgt in januari. Ook de technische dienst wordt tegen dan aan het werk gezet. ‘In Moeskroen wordt op 4 verschillende pleinen kermis gevierd’, legt Ruddy uit. ‘Om de komst van de kermis voor te bereiden, moeten de parkings tijdig verkeersvrij gemaakt worden en van de nodige aansluitingen voor water en elektriciteit voorzien worden’.

De kern van de voorbereidingen is natuurlijk het toekennen van de standplaatsen. Ieder jaar brengt deze opdracht het nodige puzzelwerk met zich mee. Als plaatsmeester moet Ruddy ervoor zorgen dat alle stukjes in elkaar passen. ‘Eigenlijk lukt dat hier wel goed. Bijna 90 procent van de foorkramers is hier ieder jaar van de partij. Als er eentje een jaar niet komt, dan is dat gewoonlijk door een overlapping met een andere kermis.’ Wie er wel ieder jaar bij is, blijkt niet altijd op exact dezelfde plek terecht te komen. De Moeskroense kermis heeft een zone voor  ‘vaste klanten’ en een blauwe zone voor vernieuwing. ‘Daar krijgen nieuwe attracties een plek’, aldus Ruddy. ‘Het gebeurt bijvoorbeeld geregeld dat een forain naar een andere attractie overstapt. Als die groter of kleiner is dan de vorige, brengt dat een hele reeks aanpassingen met zich mee. Of soms wordt uitgebreid, en begint de zoon of dochter van een forain voor zichzelf. Ieder jaar ziet de kermis er daardoor anders uit. Om zulke dingen goed op te vangen is het belangrijk om ieder jaar een goed kermisplan op te maken. Zo teken ik uit wie waar komt te staan, en wat voor voorzieningen er nodig zijn.’

Om een nieuwe attractie te monsteren brengt Ruddy geregeld een plaatsbezoek aan een andere kermis. ‘Dat maakt het veel makkelijker om in te schatten of ik de attractie aan de Moeskroense kermis kan toevoegen of niet. Het kan natuurlijk altijd gebeuren dat iets niet aanslaat. De lambada bijvoorbeeld, zo’n vliegend tapijt, dat is in Moeskroen nooit in trek geweest. Elders draaide dat goed, maar in Moeskroen werkte dat niet. Dat zal dus wel streekgebonden zijn.’

Vlak voor de komst van de foorreizigers raakt alles natuurlijk in een stroomversnelling. Vooraf markeert Ruddy de plek die iedereen toegewezen krijgt. ‘Hier in Moeskroen mogen de woonwagens bij de attracties staan; voor hen is dat wel zo makkelijk. Natuurlijk kan niet iedereen tegelijkertijd aankomen, dan zou alleen maar voor chaos zorgen. De tijd die foorreizigers hebben om van de ene naar de andere kermis te reizen is vaak erg krap. Als dan iets misgaat, gaan al snel kostbare uren verloren.’ Ruddy heeft daarom een duidelijk tijdsschema uitgewerkt. ‘We regelen het zo dat de grootste attracties eerst arriveren, want de opbouw daarvan is vaak erg complex. En gaandeweg sluiten ook andere kramen aan. Voor de kermis opengaat, worden alle kramen ook gekeurd. De brandweer checkt de veiligheid, de uitbaters van eetkramen krijgen de dokter over de vloer en de arbeidsinspectie controleert We moeten natuurlijk rekening houden met de wetgeving rond tewerkstelling en hygiëne, en zorgen dat alles veilig is.

Ook tijdens de kermis zelf heeft Ruddy veel te doen. ‘Het komt er dan op aan om alles goed op te volgen. Ik ga ter plaatse als er ergens een technisch probleem is, loop langs om achterstallig standgeld te innen en breng bijvoorbeeld flyers rond om de inwoners op de hoogte te brengen wanneer er een familiedag is.’ Een evenement zoals de familiedag wordt in de regel in overleg met de foorreizigers gepland. ‘Dergelijke afspraken zetten we in het kermisreglement. Ik zit dan samen met een delegatie van de foorkramers en maak met hen afspraken over de openingsuren, de muziek,  of er een initiatief voor minderbedeelden komt enzovoort.’

Ruddy geeft aan dat hij veel opgestoken heeft van zijn voorganger. Verder stemt hij geregeld af met collega’s uit andere gemeenten. ‘We komen ieder jaar samen op de plaatsmeesterdag en ook aan de algemene vergadering van de plaatsmeesters neem ik altijd deel. Door op zo’n dagen alle nieuwtjes op te pikken en informatie uit te wisselen, blijf je als plaatsmeester bij.’ Voor Ruddy is het overduidelijk dat de kermis nog steeds een rol heeft. ‘De kermis hoort nog steeds in het centrum van de stad thuis,’ vindt hij. ‘Weet je wat het is? Naar een pretpark moet je gaan, maar de kermis komt zelf naar jou toe. Daar kijk je naar uit. Het werkt ook altijd in 2 richtingen. Zoals de kermis iets toevoegt aan de feestcultuur, zo investeert het stadsbestuur ook in de kermis. Beiden kunnen elkaar enorm versterken.’

Of er een sleutel tot succes is, willen we nog weten. Over het antwoord hoeft Ruddy niet na te denken.

‘Ik vind zelf dat alles staat of valt met een goede communicatie. Zonder onderlinge wisselwerking lukt het niet. En die komt vanzelf op gang als je elkaars werk apprecieert. Als de forains weten dat zij jouw respect hebben, dan heb je ook dat van hen. Dat is voor mij het belangrijkste om alles goed te laten draaien. En beroepsliefde natuurlijk, dit is iets dat je echt graag moet doen. Het probleem is vaak dat iemand op dit werk wordt gezet, zonder het zelf te willen. In de praktijk draait het dan vierkant, natuurlijk. Maar wie zijn beroep graag doet, komt automatisch veel verder. Of je de geschiedenis van de kermis moet kennen om een goede plaatsmeester moet zijn? Als je je werk graag doet, dan wil je er vanzelf meer over weten en ga je automatisch op zoek naar informatie. Maar een plaatsmeester moet niet alleen weten hoe het vroeger geweest is, hij moet vooral de situatie nu goed kunnen inschatten. Want alles verandert tegenwoordig zo snel, en net daar moet je meteen op kunnen inspelen.’


Dankjewel voor het gesprek!


Dit interview werd afgenomen in maart 2015 door LECA (Landelijk Expertisecentrum voor Cultuur van Alledag). De werking van LECA maakt sinds 1 januari 2019 onderdeel uit van Histories.