De heemkundige beweging staat in Vlaanderen al lang niet meer in haar kinderschoenen. Ze draagt een heel verleden met zich mee. Toch is er de afgelopen decennia ook voor lokale heemkundige kringen veel veranderd, niet in het minst door de vele omwentelingen die de erfgoedsector doormaakte. Zo bood het ontstaan van een professionele en gesubsidieerde organisatie als Heemkunde Vlaanderen nieuwe kansen en mogelijkheden aan het vrijwilligersveld. Als intermediair probeert ze de belangen en bekommernissen van haar basis en die van de sector waarin ze zelf een speler is, zoveel mogelijk te verzoenen. Met heemkunde zelf is ze echter nauwelijks bezig. Maar om haar rol te kunnen opnemen is het cruciaal om te weten wat heemkunde is en wat ze betekent voor de vele mensen die er vandaag mee bezig zijn.
Maar wat is heemkunde eigenlijk? Wat zou ze moeten zijn? En wat niet? Vragen als deze leveren – behalve bedenkelijk gefrons en aarzelende blikken – heel uiteenlopende antwoorden op. Niet alleen bij het brede publiek, maar ook bij de heemkundigen zelf. Interessante antwoorden uiteraard waarin bepaalde elementen (lokaal!) als vanzelfsprekend terugkomen. Op het snijpunt van al die meningen, als een soort grootste gemene deler, zou men heemkunde in theorie kunnen definiëren. Maar los van theoretische bespiegelingen is heemkunde toch vooral ‘iets wat je moet doen’. Het is de praktijk van heemkunde en lokaal erfgoed (zie ondertitel van dit tijdschrift) die het begrip zelf definiëren. Nadenken over heemkunde vandaag en morgen zonder stil te staan bij die praktijk is weinig zinvol.
In deze bijdrage wordt daarom geprobeerd vat te krijgen op die diffuse betekenisgeving die in en doorheen de lokaal-erfgoedpraktijk ontstaat. Via diepte-interviews met enkele lokale onderzoekers met diverse achtergronden wordt een beeld geschetst van het heemkundig landschap. ‘Geschetst’, want dit artikel ambieert geenszins om het volledig heemkundig landschap in kaart te brengen; het blijft een verkenning. Niet alleen werden daarvoor te weinig heemkundigen aan het woord gelaten en is de groep dus veel te klein om zelfs maar van een ‘steekproef’ te spreken, de methode van de dieptegesprekken laat bovendien geen volledigheid toe. Ondanks alle beperkingen werd er echter bewust gekozen voor een kwalitatieve analyse van het discours. Grootschalige kwantitatieve bevragingen hebben uiteraard hun nut, maar zijn bij het blootleggen van betekenissen minder relevant. Na een korte toelichting bij de manier waarop de selectie van de heemkundigen gebeurde, proberen we vat te krijgen op wat heemkunde nu eigenlijk is. Een vraag die door de gevolgde methode, namelijk een analyse van praktijken van onderuit, al snel uiteenvalt in twee deelvragen: wie zijn die heemkundigen en wat doen ze? Dit artikel gaat dus over ‘mensen en dingen’ en over de bijzondere banden die tussen beiden bestaan.