De fenomenen oorlog en heldenretoriek gaan al eeuwenlang hand in hand. Telkens wanneer er strijd werd geleverd voor ‘hogere’, bijvoorbeeld nationale belangen, werden diegenen die deze belangen – al dan niet gewapenderhand – verdedigden, geëerd en herinnerd als helden. In sommige delen van de wereld maakt heldenretoriek ook vandaag nog deel uit van het dagelijkse politieke taalgebruik. Barack Obama’s laatste State of the Union Address was nog maar enkele seconden bezig of het publiek kreeg al een staaltje te horen van het evidente patriottisme dat de West-Europese observator bij momenten met verbazing vervult. Obama had de maand voor zijn speech enkele van de laatste uit Irak teruggekeerde troepen verwelkomd op Amerikaanse bodem. Samen hadden ze een ‘trotse groet’ gebracht aan de vlag waaronder deze mannen hadden gediend. En plots was het daar: ‘We gather tonight, knowing that this generation of heroes (mijn cursivering K.S.) has made the United States safer and more respected around the world.’ De evidente gelijkschakeling van militairen en helden staat ver weg van de accenten die vandaag in België worden gelegd met betrekking tot de herinnering aan de Eerste en de Tweede Wereldoorlog. Nochtans overheerste ook in ons land lange tijd het patriottische heldendiscours dat we tegenwoordig zo ‘Amerikaans’ vinden. In dit artikel gaan we op verkenning naar de wijze waarop oorlogshelden in Limburg in de twintigste eeuw werden bejubeld, geëerd en herinnerd. Daarbij hebben we oog voor zowel de immateriële als de materiële componenten van de heldencultus. We starten bij het einde van de Eerste Wereldoorlog, toen alle Belgische frontsoldaten als helden werden geroemd en er een nooit gezien herinneringselan op gang kwam. We maken dan een sprong naar de Tweede Wereldoorlog. Tijdens de Duitse bezetting kreeg de Vlaams-nationalistische collaboratie alle vrijheid om haar eigen heldendiscours tentoon te spreiden en te ontwikkelen. Het verzet deed hetzelfde, maar zijn tegengeluid kon enkel in de illegaliteit worden verspreid. Na de Bevrijding werd het land opnieuw bevlogen door een golf van patriottische heldenverering die veel gemeen had met die van na de Eerste Wereldoorlog, ondanks het feit dat de Tweede Wereldoorlog voor België een totaal ander conflict was geweest. Aan de hand van concrete voorbeelden trekken we de lijn door naar vandaag. Welke verschuivingen traden er in de tweede helft van de twintigste eeuw op in de retoriek over oorlogshelden? In welke context duiken oorlogshelden vandaag nog op? Wat is daarbij de rol van lokale historici? We baseren ons bij dit overzicht op enkele Limburgse persorganen, op lokale bestuurlijke archieven en maken ook dankbaar gebruik van het werk van heemkundigen.
Dit artikel is in eerste instantie bedoeld als duiding bij de twintigste-eeuwse oorlogsheldenverering. We leggen de nadruk daarom eerder op tendensen en in mindere mate op specifieke plaatsen of gevallen. Hoewel dit artikel als een uitnodiging kan beschouwd worden om de Limburgse situatie te toetsen aan andere provincies, is het niet ons opzet om te zoeken naar de specificiteit van Limburg. Door het nogal brede blikveld van deze bijdrage moesten we ook enkele belangrijke aspecten van de thema’s ‘helden en oorlogsherinnering’ aan ons voorbij laten gaan. Zo krijgt de verschuiving tijdens het interbellum in de herinnering aan de IJzersoldaten in Vlaams-nationalistische zin amper aandacht en komt enkel het Vlaams-nationalisme van tijdens de bezettingsjaren 1940-1944 aan bod. Ook voor ‘gecontesteerde’ helden of de herinnering aan minderheidsgroepen vonden we jammer genoeg de tijd noch de plaats.