‘Musical Life in Europe 1600-1900’ was een breed opgevat, internationaal onderzoeksproject dat liep van 1998 tot 2008 met steun van de European Science Foundation. Diverse onderzoeksteams wilden samen nagaan welke processen bijdroegen tot de productie, distributie, communicatie en receptie van muziek in Europa. Bij de opzet van het project ging men uit van de opvatting dat de grote evoluties van het muzikale leven in Europa het resultaat waren van migratie van muzikanten en de verschillende verspreidingsmechanismen voor muziek. Mensen, instrumenten en geschriften reisden door Europa en zorgden op plaatsen waar ze de confrontatie met het publiek aangingen, voor veranderingen in de muzikale smaak. Wanneer een muzikale vorm in een context terecht komt en daar aanzet tot verandering geeft, wordt dit proces een culturele transfer genoemd.
Dit artikel huldigt dit ideeëngoed en wil nagaan in hoeverre een internationaal perspectief en de idee van de culturele transfer, bruikbare inzichten opleveren met betrekking tot de evolutie van muzikale smaak in de schoot van een lokale muziekvereniging. Burgerlijke muziekverenigingen zoals ‘Le Concert’ in Aalst, ontstonden in Vlaanderen, net zoals in de rest van Noord-West-Europa, doorgaans pas op het einde van de achttiende eeuw en het begin van de negentiende eeuw. Ze boden het sociaal-economisch netwerk waarbinnen culturele transfers plaatsvonden en muzikale mode- en smaakontwikkelingen zich razendsnel internationaal konden verspreiden. In menige studie die hier in Vlaanderen verschijnt, worden deze verenigingen echter nog vaak beschouwd als de in relatieve beslotenheid opererende erfgenamen van oudere gilden-orkesten. Op die manier worden ze ook in verband gebracht met begrip ‘traditie’, hetgeen een zekere continuïteit suggereert, waardoor de effecten van echte breukvlakken, zoals de Franse revolutie er toch één was, relatief onzichtbaar blijven. Soms lijkt het dan alsof muziekcultuur los staat van dramatische maatschappelijke omwentelingen. Met betrekking tot muziek of dans leidt dit er bovendien toe dat etiketten als plaats- en traditiegebonden ‘volksmuziek’ of ‘volksdans’ worden opgekleefd. Zo doet men uitschijnen dat internationale ontwikkelingen en moderniteit in feite geen rol speelden in de ontwikkeling van de muzikale smaak.
Dit komt wellicht omdat meestal enkel het plaatselijke karakter van de ontwikkelingen wordt onderstreept. Zo’n strikt lokale benadering kan misschien belang hebben om de ledenlijst van de organisatie te duiden, maar wat de muzikale smaakontwikkeling en programmatie betreft, kunnen we met dit uitgangspunt in de praktijk weinig aan. De situatie is zelfs omgekeerd: over plaatselijke muzikale tradities vinden we doorgaans zeer weinig materiaal, terwijl internationale invloeden van Zuid- tot Centraal-Europa wel alomtegenwoordig lijken. Het idee van de culturele transfer, de overdracht van culturele kennis, normen en waarden, wordt bij een dergelijke vaststelling dan een stuk aantrekkelijker als verklaring.
Natuurlijk is dit geen abstract, mechanisch gegeven. Mensen ontmoeten andere mensen en wisselen kennis, kunde en inzichten uit. Er is zelfs sprake van interactie en wederzijdse beïnvloeding, waarbij niet alleen de zender de ontvanger beïnvloedt, maar ook omgekeerd. We zullen ook dieper ingaan op de cruciale rol die individuele muzikanten of dansleraars speelden in het proces van culturele transfers.
Voor dit artikel zullen we ons beperken tot de balcultuur. Vaak treffen we hierover heel wat materiaal aan in onze archieven. Tegelijkertijd stellen we vast dat er slechts weinig aandacht aan wordt besteed in publicaties. De twaalfdelige neerslag van ‘Musical Life in Europe’ maakt er bijvoorbeeld nauwelijks gewag van. Misschien is het daarom niet verwonderlijk dat de auteurs van het inleidend artikel voor de 19de eeuw het concert als belangrijkste nieuwe ‘vorm’ voor de verspreiding van muzikale ideeën en smaakvorming naar voren schuift. Wellicht komt dit omdat het muziekhistorisch onderzoek zich doorgaans concentreert op de muzikale genres die aansloegen bij de maatschappelijke en intellectuele elites. In de achttiende eeuw was dat opera, in de negentiende wint het symfonische concert veld dankzij de ontwikkeling van de burgerlijke concertcultuur in enkele grote steden. De muziekbeleving van bredere maatschappelijke kringen krijgt tot nu toe niet dezelfde aandacht. Verleggen we de klemtoon naar de kleinere stedelijke contexten van de vroege negentiende eeuw, valt op dat de danscultuur een belangrijke plaats innam in de verspreiding van nieuwe muziek naast het geformaliseerde concert.