Sinds de invoering van de Burgerlijke Stand in 1796 worden de belangrijkste momenten uit het leven van burgers van een land (geboorte, overlijden en huwelijk) door de overheid nauwkeurig opgetekend. De Burgerlijke Stand is zelf gemodelleerd op een eerdere vorm van registratie door de kerkelijke overheid van haar gelovigen in doop-, begrafenis- en huwelijksregisters. Het bijhouden van die registers was opgelegd door het Concilie van Trente (1563) maar werd in de Nederlanden in de stedelijke parochies pas tegen het einde van de 16de eeuw ten uitvoer gebracht en voor het platteland pas tegen halfweg de 17de eeuw voor alle parochies. Op het eerste zicht lijkt het dat dit soort gegevens niet te achterhalen zijn voor de periode voorafgaand aan de kerkelijke registratie. Maar dit is niet zo. Al lang daarvoor bestond in een ‘geletterd’ gezin het gebruik om dat soort gegevens zelf te noteren in een zogenaamd ‘memorieboek’.
In 1989 publiceerde Myriam Greilsammer een studie over een boek dat een zestiende-eeuws Piëmontees zakenman, gehuwd en actief in de Nederlanden aan het eind van zijn leven had gepubliceerd. Het bestond uit twee delen. In een eerste deel, getiteld Een lieflick Memorie Boeck verhaalt de auteur de geschiedenis van zijn leven, zijn familie en zijn eigen gezin. Het tweede deel, Den Uutersten wille is zijn geestelijk testament met raadgevingen tot instructie ende stichtinghe van zijnen kinderen.
De auteur Louis Porquin (1511–1573) was geboren te Chieri (Piémont, It.) en was op 18-jarige leeftijd een eerste maal naar de Nederlanden (Brussel, Nijvel en Antwerpen) gekomen om zijn geluk te beproeven als geldschieter. Zijn eerste verblijf was geen succes en in 1533 keerde hij terug naar zijn geboortestad. Maar in 1536 besloot hij een tweede kans te wagen. Na korte verblijven in Nijvel en Sluis (1536–1537) werd hij actief in Zierikzee waar hij het octrooi op de leentafel had verworven. Hij verbleef er zeven jaar. Tijdens zijn reizen ontmoette hij er Magdalena Muelenaers uit Brugge. Zij huwden in 1540. In 1546 kon hij het octrooi voor tien jaar van de belangrijke leentafel van Middelburg kopen. Hij verhuisde naar die stad. In 1555 werd het octrooi verlengd voor nog eens tien jaar en later ook in 1565. Maar hij gaf al in 1556 de leentafel in handen van een makelaar en verhuisde in dat jaar andermaal, nu voor een laatste maal, naar Bergen-op-Zoom waar hij ook overleed. Een kwart eeuw na zijn tweede aankomst in de Nederlanden was hij een gefortuneerd zakenman geworden en in Bergen-op-Zoom een notabele van zijn stad. Zijn geslaagde integratie in de hogere kringen van de maatschappij was al in 1553 overduidelijk: Lowijs en twee van zijn broers, Bernardinus en Franciscus werden toen door keizer Karel in de adelstand verheven.
Het boek dat hij aan het eind van zijn leven schreef en bestemd was voor zijn kinderen als moreel kompas was tegelijk ook een eigen verantwoording voor zijn gekozen loopbaan. Het verstrekken van geld tegen intrest was in die tijd immers nog een precaire beroepskeuze die veel omzichtigheid vereiste om niet als woekeraar bestempeld en daarna uitgestoten te worden. Porquin was daarin wel geslaagd. Voor zijn boek spaarde hij kosten noch moeite: het werd in 1563 te Antwerpen in druk uitgegeven in een mooi civilité-lettertype en voorzien van fraaie houtsneden. De teksten waren gefatsoeneerd en in versvorm gegoten door een rederijker. De exemplaren bestemd voor zijn kinderen werd in een luxe-editie uitgevoerd: de houtsneden werden ingekleurd en een exemplaar voor een dochter werd op blauw papier gedrukt. Het tweede deel van zijn boek, Den Uutersten Wille werd tot ver in de zeventiende eeuw nog vaak herdrukt en was als schoolboek zeer populair: boekdrukkers zagen wel brood in dat tweede deel als een pedagogisch werk voor de opvoeding van jonge kinderen.
In het eerste deel, zijn eigenlijk memorieboek, vermeldde hij de genealogische gegevens van geboorte, doop of overlijden van hemzelf, kinderen, voorouders en verwanten steeds hypernauwkeurig. Idem dito voor de details van zijn loopbaan: vertrek uit Chieri en aankomst in Brussel, vertrek naar Nijvel, aankomst in Antwerpen, terug naar Chieri, terug naar Nijvel, naar Sluis, Zierikzee, Middelburg en Bergen-op-Zoom, overal wist hij nog het jaar of de exacte datum. Ook zijn verloving, huwelijk en het feest in 1540 werden met plaats, datum en uur geboekstaafd. Zijn elf kinderen passeren even nauwkeurig de revue wat betreft geboorte-, overlijdens- en begraafplaats.