Tot kort na de Tweede Wereldoorlog volgde een bepaalde groep in de samenleving, vaak van oudere leeftijd, hardnekkig het voorbeeld van de voorouders door de huiskat te associëren met zwarte magie. Zo’n toverij was schadelijk voor zowel mensen, dieren als planten en ontleende haar kracht aan een heks of zelfs aan de duivel. Uitingen van dit volks bijgeloof vonden hun weg naar zegswijzen, liederen en vooral naar volksverhalen. Samen vertegenwoordigen ze een schat aan immaterieel erfgoed dat decennia- en zelfs eeuwenlang uitsluitend mondeling werd overgeleverd. Op zijn beurt vormt dit erfgoed een essentieel onderdeel van de volkscultuur, het identiteitsbesef, het historisch bewustzijn en het cultureel erfgoed in het algemeen. De volksverhalen waarin een zwarte kat opduikt, zijn ongemeen rijk. In Langdorp bij Aarschot vertelde men van een ‘zwarte kat die een huis binnenliep, maar die liep door het vuur. En ’s anderendaags was er een van de geburen die met haar arm in het verband rondliep, en dat was die kat geweest’. In het Limburgse Meeuwen woonde een vrouw die zich in een zwarte kat kon veranderen. Op een dag had haar man met zijn geweer op
een kat geschoten. Het bleek zijn eigen vrouw te zijn.
Waarom verschijnen zoveel betoverde en behekste katten in deze sagen? Dit artikel onderzoekt de verre oorsprong van de zwarte kat in het volksverhaal en ontdekt daarbij een rechtstreekse lijn met de laatmiddeleeuwse en vroegmoderne demonologie, de theologische studie van vooral duivelse demonen. Een eerste paragraaf bespreekt de kern van het probleem dat voortkomt uit onze antropomorfische omgang met de kat. Een tweede paragraaf onderzoekt de complexe historische wortels van de voor de huiskat negatieve associatie met zwarte magie, hekserij en de duivel. In een derde paragraaf staan enkele volksverhalen uit Vlaanderen centraal waarin een zwarte kat telkens heksentoeren en duivelskunsten uithaalt.