Toen Mariëtte Beco op zondagavond 15 januari 1933 voor de eerst keer OnzeLieve-Vrouw zag verschijnen in Banneux, kon ze zich wellicht niet voorstellen welke gebeurtenissen hiermee in gang werden gezet. Tussen januari en maart 1933 kreeg zij acht verschijningen van de “maagd der armen”. Dergelijke mariaverschijningen kenden een heuse heropleving tijdens de jaren dertig. Het kleine “Banneux-Notre-Dame” groeide zo uit tot een bedevaartsoord voor Maria, Maagd der Armen. In 1934 stichtte de kloosterorde van de zusters Annuntiaten uit Heverlee er vervolgens een bijhuis: het Mater Dei instituut dat enkel onderwijs aanbood voor meisjes. Dit instituut zou in de volgende decennia uitgroeien tot een gevestigde waarde in het lager en middelbaar onderwijs. Wellicht één van de opmerkelijkste initiatieven van dit instituut was de organisatie van de kunstrichting Art et Artisanat tijdens het schooljaar 1938–1939, waarmee werd ingespeeld op de veranderende samenleving in de jaren 1930.
Hoe omvangrijk de studies over de maatschappelijke veranderingen in de jaren dertig ook zijn, er blijft nog altijd ruimte voor verder onderzoek. Dit artikel wil ten eerste de onderliggende maatschappelijke structuren, verbanden en wederzijdse beïnvloedingen analyseren die leidden tot de oprichting van de kunstrichting Art et Artisanat. Waarom was er nood aan een alternatief onderwijsmodel in het meisjesonderwijs? Welke rol speelde het feminisme hierbij? Vervolgens is ook de theoretische en praktische uitwerking van de vernieuwende onderwijsrichting, Art et Artisanat, een focus in dit onderzoek. Hoe kwam deze richting tot stand? Wat was de rol en invloed van het Leuvense kunstenaarsechtpaar Pierre Van Humbeeck en Maria Piron bij de concrete voorbereiding van Art et Artisanat? Welke visie lag aan de basis van hun engagement en hoe gaven ze dit vorm? Tenslotte onderzoeken we de praktische kant van deze vernieuwende richting. Hoeveel leerlingen namen hieraan deel? Welke vakken werden onderwezen en hoe werden de lessen georganiseerd?
Dit onderzoek analyseert via de microgeschiedenis van Art et Artisanat de grotere maatschappelijke veranderingen. Als beginpunt werd het bronnenmateriaal geanalyseerd over de richting Art et Artisanat dat bewaard wordt in het archief van het Heilig-Hartinstituut van de zusters Annuntiaten uit Heverlee. Vooral de stukken over hun bijhuis Mater Dei in Banneux worden hier gebruikt. Het belangrijkste voor dit onderzoek was de bewaarde briefwisseling van moeder Alphonsine en Angéline Japsenne en de later neergeschreven herinneringen van enkele betrokken zusters. Tijdens die analyse bleek de belangrijke rol van Pierre Van Humbeeck en Maria Piron zodat ook hun privé-archief, dat bewaard wordt in het Kadoc, geraadpleegd werd. Vervolgens werd een onderzoeksvraag opgesteld gebaseerd op deze documenten. Daarna werd via literatuuronderzoek de, aan de onderzoeksvraag gerelateerde, toenmalige maatschappelijke verandering of problematiek bestudeerd.