De man van Montélimar
In gesprek met Denis Delforge
Auteur: Histories
In de rubriek 'over-dragers' spreekt Histories met en over dragers van rituelen, tradities of feesten. Dat zijn mensen die op allerlei manieren betrokken kunnen zijn bij zo'n ritueel, traditie of feest. We noemen hen dragers, omdat ze hun praktijk in leven houden door die zelf uit te voeren en door ze op anderen over te dragen.
Denk aan stagediven: Alleen als de hele menigte meewerkt, en de stagediver telkens een stukje verder draagt naar de volgende, zal de persoon niet vallen. En hoe meer mensen meedoen, hoe langer de duik kan duren.
Langs het kraam van Denis Delforge passeren zonder dat het water je in de mond loopt? Lukt niet! Denis brengt op de kermis ambachtelijke nougat, karamelnoten en suikerspinnen aan de man. Eén blik op zijn familiegeschiedenis en je weet vanzelf dat Denis een foorkramer in hart en nieren is. Via zijn moeder voert zijn stamboom terug naar de Semays, een van de oudste kermisfamilies. Aan vaderskant werd aan levend spektakel gedaan, maar wordt ook al generaties lang nougat gemaakt. En al die familietradities kreeg Denis dus met de paplepel mee.
‘De naam van mijn kraam is Montelimar. Dat verwijst nog naar de stad waar een oom in de jaren 1940 nougat heeft leren maken. Toen hij weer naar België kwam, gaf hij zijn kennis door aan de rest van de familie. In mijn kraam hangt nog een foto van mijn grootouders die nougat verkopen. En sindsdien zijn we nooit gestopt. Ik heb zelfs klanten die mijn grootvader ook geserveerd heeft!’ Het grootste deel van zijn lekkernijen maakt Denis in zijn kraam zelf. De nootjes, appels en popcorn worden voor je ogen bereid. Daarnaast heeft hij ook een atelier waar hij zijn eigen nougat vervaardigt. Nog steeds vertrekt hij van het geheime recept dat indertijd uit Frankrijk werd meegebracht. Opschrijven was nooit nodig, al doende kreeg hij alles in de vingers. De voorkeuren van de klanten blijken intussen wel veranderd. ‘Bijna alle oude snoepen zijn hard, maar tegenwoordig vinden mensen malse nougat lekkerder. En we maken meer smaken dan vroeger: framboos, cappuccino en speculaas zitten nu ook in ons assortiment.’
Wie Denis bezig ziet, merkt aan alles dat de kermis sinds zijn kinderjaren vertrouwd terrein voor hem is. Sommige mensen herkennen hem zelfs nog als het jongetje van de draaimolen waar zijn vader Franck jaren geleden mee op de kermis stond. ‘Als je als kind de kermis als speelterrein hebt, leer je constant iets bij’, lacht Denis. ‘Ik zie het nu ook bij mijn eigen zoon. Hij is pas zeven en weet al hoe je nootjes en popcorn maakt. In het kraam van zijn oom is hij zelfs al achter de microfoon te vinden. Voor hem is dat om te spelen, maar intussen pikt hij wel veel op.’ Met dezelfde vanzelfsprekendheid worden ook verhalen over de kermis van generatie op generatie doorgegeven. De school vormt daar een belangrijke schakel in. Via de reizende kleuterschool blijven kleintjes de eerste jaren van hun schoolcarrière dicht in de buurt van mama en papa, maar daarna is een internaat vaak de meest aangewezen keuze. ‘Onze zoon zit nu in de klas bij een juf waar mijn vrouw en ik zelf les van kregen. Alle neefjes en nichtjes zitten op dezelfde school, dus ze houden elkaar constant op de hoogte. En van de opvoedster hoort hij ’s avonds verhalen over mij en zijn grootvader en zo. Als hij op woensdag en vrijdag thuiskomt, wil hij altijd meteen weten hoe dat zat!’ (lacht). Zelf blijkt Denis trouwens net zo graag naar kermisverhalen te luisteren als zijn zoon. ’Na het werk zitten we vaak met z’n allen samen om nog wat te kletsen. Die momenten zijn ideaal om herinneringen op te halen.’
In de regel omspant het kermisseizoen de periode van maart tot oktober, maar ook in de maanden daartussen zitten foorkramers allesbehalve stil. Sinds een paar jaar baat Denis samen met zijn broer schaatsbanen uit op kerstmarkten. ‘In de winter moeten we ook het komende seizoen plannen. Om onze standplaatsen te behouden, zijn we ook dan veel onderweg’, aldus Denis. Honkvast is een foorreiziger sowieso niet. Voor Denis is zijn woonwagen zijn huis, waar die ook staat. ‘Een paar jaar geleden hebben we in Luik zowel op de kermis als op de kerstmarkt gestaan. We zijn daar graag geweest, maar hebben toen ook gemerkt dat dat echt ons ding niet is, 13 weken aan een stuk op dezelfde plek blijven.’
Hebben foorkramers iets te vieren, dan liefst met de hele gemeenschap erbij. ‘In dat soort dingen zijn we gewoon heel praktisch’, geeft Denis aan. ‘Een communie vieren wij tijdens de week en een trouwfeest wordt gewoonlijk in de winter georganiseerd. We huren een zaal in de gemeente waar we dan staan.’ Ook op momenten dat het moeilijker gaat vinden de foorreizigers steun bij elkaar. Denis herinnert zich nog goed de begrafenis van zijn grootmoeder Christine Semay. Meer dan 600 mensen kwamen haar een laatste groet brengen. ‘Zelfs foorreizigers uit Nederland, Duitsland en Frankrijk zijn toen afgereisd.’
Voor Denis betekent zijn familie alles. ‘In geen enkel ander beroep zie je om het uur een oom of nicht voorbijkomen’, lacht hij. Enthousiast vertelt hij dat zijn grootvader Arthur (Dotremont nvdr.) ‘de man die zijn volk leerde zwieren en zwaaien’ werd genoemd en hoe zijn vader en ooms via bondswerk voor de toekomst van de kermis ijveren. Sinds kort treedt hij in hun voetsporen en is hij woordvoerder van de European Showmen’s Union. En hij weet ook perfect waarom: ‘Wij leven van onze hobby. Wij doen werk dat we graag hebben. Kijk, alles wat mode is, komt en gaat. En de kermis past zich aan, maar blijft ook altijd de kermis. We geven het door en we blijven het doen. Dat vind ik eigenlijk het allerschoonste aan ons vak.’
Dankjewel voor het gesprek!
Dit interview werd afgenomen in april 2014 door LECA (Landelijk Expertisecentrum voor Cultuur van Alledag). De werking van LECA maakt sinds 1 januari 2019 onderdeel uit van Histories. |