Gulden Eifeesten in Kruishoutem
In gesprek met Laurent Torck
Auteur: Histories
In de rubriek 'over-dragers' spreekt Histories met en over dragers van rituelen, tradities of feesten. Dat zijn mensen die op allerlei manieren betrokken kunnen zijn bij zo'n ritueel, traditie of feest. We noemen hen dragers, omdat ze hun praktijk in leven houden door die zelf uit te voeren en door ze op anderen over te dragen.
Denk aan stagediven: Alleen als de hele menigte meewerkt, en de stagediver telkens een stukje verder draagt naar de volgende, zal de persoon niet vallen. En hoe meer mensen meedoen, hoe langer de duik kan duren.
Binnenkort is Kruishoutem weer helemaal in de ban van het ei. Sinds 1955 worden er tijdens het paasweekend Gulden Eifeesten georganiseerd. Die zijn inmiddels uitgegroeid tot een vijfdaags evenement. Vooral de eierworp is bijzonder populair. Achthonderd eieren worden aan kleine parachuutjes naar beneden geworpen waar talloze mensen hen staan op te wachten. Hoewel er tijdens de feesten honderden medewerkers actief zijn, berust de organisatie van de feesten op slechts enkele schouders. Het Gulden Eicomité vzw heeft een twintigtal leden, die zeven maanden per jaar intensief bijeenkomen om de volgende feesten te plannen. Een van hen is Laurent Torck, erevoorzitter en gedreven verteller, die we met plezier aan het woord laten over zijn jarenlange inzet en engagement.
De allereerste keer? Dat moet ergens in het jaar 1976 zijn geweest. Eigenlijk ben ik eerder bij toeval in het Gulden Eicomité beland en nu, bijna veertig jaar later, ben ik er nog steeds actief. Op een avond kwamen een paar mannen van het comité bij me op bezoek omdat ze wisten dat ik nogal goed kon schilderen. Ze hadden het plan opgevat om een grote stoet te organiseren die volledig in het teken zou staan van het ei en de geschiedenis van ons dorp. Vroeger waren er wel al af en toe optochten met de Kruishoutemse reuzen, maar deze stoet moest iets speciaals worden. Mijn taak was aanvankelijk om de wagens voor die stoet te schilderen, zodat mensen een idee kregen van waar de stoet naar toe zou gaan. Maar het bleef niet bij schilderen alleen. Er moesten ook groepen gevonden worden die de wagens wilden maken en al snel ging ik zelf op pad om mensen te overtuigen om mee te werken aan het project.
Vroeger leefde bij ons de cafécultuur nog heel sterk. Iedere wijk had wel een aantal volkscafés waar een plaatselijke bolders- of kaartersclub regelmatig bijeenkwam. Dat was zo op ‘den buiten’. Door al die cafés af te lopen en het idee voor de stoet en de wagens uit te leggen, lukte het wonderwel om mensen te vinden die wilden meedoen. De wijkcomités zijn door de jaren heen wel verdwenen. Veel van de cafés gingen dicht en hoewel de clubs nog wel bestaan, hebben velen geen echt vergaderlokaal meer. Met de volkscafés verdwenen veel wijkcomités, ja. Voor ons leek het een hele uitdaging om nieuwe groepen te vinden, maar ook dat ging vrij probleemloos. De laatste jaren stapten de lokale jeugdverenigingen mee op en soms werden er ook groepen van andere feesten uitgenodigd. In het jaar 1991 bijvoorbeeld liepen groepen mee van de Bommelsstoet in Ronse, de Hoppefeesten van Poperinge en de Canteclaerfeesten uit Deinze. Aan verminderd tarief, want door mee te lopen in onze stoet konden ze meteen ook reclame maken voor hun eigen feest.
We hebben eigenlijk nooit ieder jaar een stoet georganiseerd. Praktisch en financieel is dat niet mogelijk. Soms lopen er wel 900 figuranten mee. Die kostuums alleen al kosten handenvol geld. In de tijd dat ik de stoeten nog organiseerde gingen ze ongeveer om de twee jaar uit, nu is dat om de vier à vijf jaar. De laatste is nu toch al weer een tijd geleden. Zelf heb ik een stuk of tien stoeten georganiseerd, maar tegenwoordig doe ik minder kunst- en vliegwerk. Ik ben dan ook al de zeventig voorbij, hé. Wie de volgende stoet zal organiseren is niet echt duidelijk. Er komt dan ook heel wat organisatie bij kijken. Maar ook heel veel plezier. Zo stopte ik altijd een aantal grappige elementen in de taferelen die werden uitgebeeld. Spreekwoorden met eieren bijvoorbeeld. Daarbij bleek het spreekwoord ‘slaan als een blinde naar een ei’ bijzonder populair (lacht).
Die eierworp was er al tijdens de allereerste Gulden Eifeesten op 11 april 1955. Die datum weet ik nog exact. Nu duren de Gulden Eifeesten drie dagen, maar in die tijd gebeurde alles op Paasmaandag. De VTB had het plan opgevat om de oude hoeven van Kruishoutem een gedenkplaat te geven waarop de oude naam van de hoeve stond. Die konden ze dan aan hun inrijpoort bevestigen. Het gemeentebestuur vond dat er voor de gelegenheid ook een feest moest komen en zo werden de Gulden Eifeesten geboren. In de namiddag werden er wedstrijden voor ruiters en fietsers georganiseerd die zoveel mogelijk verstopte eieren moesten verzamelen. En om zes uur was er dan de allereerste eierworp. Zonder de befaamde parachuutjes, met alle gevolgen van dien. De plastic eieren werden uit de kerktoren gegooid, maar vaak vlogen die eieren door een of andere windvlaag in de dakgoot van de kerk. Het systeem van de parachuutjes werkt veel beter en intussen worden de eieren niet meer uit de toren zelf gesmeten. Ieder jaar wordt een kabel gespannen tussen de kerktoren en het stadhuis. Langs die kabel wordt de grote koperen kerkklok langzaam naar beneden gelaten. Alle eieren zitten in die klok. Met een afstandsbediening kunnen we de bodem van de klok openen en op dat moment vallen ze naar beneden. In de eieren zitten bonnetjes met prijzen. In het gulden ei zit een tegoedbon voor 125 euro, maar ook in heel wat andere eieren zitten mooie prijzen. Mijn vrouw en drie of vier vriendinnen zijn maanden in de weer om al die parachuutjes te maken. Ze doen dat al een jaar of vijf, zes, en daarvoor werden ze gemaakt door een koppel dat er wel meer dan een half jaar mee bezig was. De parachuutjes worden op een zodanige manier gevouwen dat ze mooi openvallen, wat op zich niet makkelijk is. Het heeft jaren geduurd vooral we de perfecte vouwtechniek vonden. Wat die techniek precies inhoudt? Dat houd ik liever nog even geheim (lacht).
Dankjewel voor het gesprek!
Dit interview werd afgenomen in maart 2012 door LECA (Landelijk Expertisecentrum voor Cultuur van Alledag). De werking van LECA maakt sinds 1 januari 2019 onderdeel uit van Histories. |