Sterzingen in Zottegem
In gesprek met Ghislain Diependaele
Auteur: Histories
In de rubriek 'over-dragers' spreekt Histories met en over dragers van rituelen, tradities of feesten. Dat zijn mensen die op allerlei manieren betrokken kunnen zijn bij zo'n ritueel, traditie of feest. We noemen hen dragers, omdat ze hun praktijk in leven houden door die zelf uit te voeren en door ze op anderen over te dragen.
Denk aan stagediven: Alleen als de hele menigte meewerkt, en de stagediver telkens een stukje verder draagt naar de volgende, zal de persoon niet vallen. En hoe meer mensen meedoen, hoe langer de duik kan duren.
In 1986 smeedden Ghislain Diependaele en twee van zijn vrienden een plan om het sterzingen in Zottegem te doen herleven. Dertig jaar later is sterzingen er een waar begrip. Drie groepen trekken zingend langs ziekenhuizen, rusthuizen en cafés. Voor de sfeer, de traditie, maar vooral voor dat gevoel van samenhorigheid. Wat begon als een klein initiatief groeide uit tot een gebruik dat wordt gedragen door de hele gemeenschap. Wij spraken met Ghislain over het verleden, heden en toekomst van deze traditie.
Bij sterzingen denken mensen nogal snel aan iets voor kinderen of aan zingen voor het goede doel, maar bij ons is dat anders. In Zottegem zijn het vaste groepen volwassenen die ieder jaar liederen brengen voor zieken en bejaarden. ’s Avonds zingen we de liederen in een aantal cafés en overal worden we warm ontvangen. We vragen geen geld, het gaat ons louter om het zingen zelf.
Momenteel zijn er drie Zottegemse groepen die aan sterzingen doen. Onze groep, De Sterzingers, bestaat uit drie koningen en vier herders. Daags vóór Driekoningen op 5 januari gaan we ’s morgens naar de plaatselijke ziekenhuizen. Daar zingen we traditionele kerstliederen. ’s Middags doen we hetzelfde in rusthuizen. We zingen er in de gangen en soms ook in de kamers van mensen die minder goed te been zijn. De reacties zijn vaak emotioneel. Sommige mensen reageren heel heftig wanneer ze liedjes horen die ze nog van vroeger kennen. Ook voor ons zijn dat vaak moeilijke momenten. Veel van de mensen die daar zitten, hebben we goed gekend. Maar het is tegelijk ook mooi: sommige mensen proberen mee te zingen of ontsnappen even naar hun jeugd. Daarna trekken we van café naar café. Onze eerste caféstop is speciaal voor kinderen die zich dan ook mooi verkleden. De route van onze tocht wordt ieder jaar aangekondigd in het gemeenteblad. De cafés zitten stampvol. Ook met jonge mensen, het sterzingen is bij de hele bevolking populair.
We doen geen privéhuizen aan, maar voor de plaatselijke groothandel in suikerwaren maken we een uitzondering. Die voorziet ons ieder jaar van chocolademunten, gewikkeld in goudkleurig papier. Dat is meteen het eerste geschenk van de koningen. Daarnaast hebben we een brandend wierookvat en mirre bij. Die mirre lijkt op welriekende vaseline. Soms maken we er voor de grap een kruisje mee op het hoofd van een jong kindje of van een mooi meisje, dat hangt ervan af (lacht).
Intussen zijn we niet meer de enige zanggroep. Ook de Macekliers leggen een gelijkaardig parcours af, maar zij zingen andere liedjes. Ze gebruiken de melodieën van kerstliederen en zetten er hun eigen teksten op. In Zottegem vieren ze rond Driekoningen ook carnaval en de liedjesteksten van de Macekliers zijn naar goede carnavalstraditie vaak maatschappijkritisch. Daarnaast heb je nog de mensen van toneelgroep ’t Rad. We spreken onderling met elkaar af wie wanneer naar welke locatie gaat. Zo staan we nooit met twee groepen voor dezelfde deur.
Ik heb het opgericht, samen met twee van mijn beste vrienden. Als kind ben ik vaak gaan bedelzingen voor een cent of een snoepje. In de jaren 1940 en 1950 was dat heel gewoon. Maar daarna zag je steeds minder kinderen die met een tapijt om de schouders en een zelfgemaakte ster van deur tot deur trokken. Ik had vroeger een winkel en daar kwamen ze nog tot een jaar of 25 geleden binnen om hun liedjes te zingen, maar dat gebruik is bij ons zo goed als verdwenen. Ik ging in die periode vaak naar Oostenrijk, daar leeft Driekoningen heel sterk. Wat me vooral opviel was het gebruik om met krijt de huizen te zegenen. Wanneer een zanggroep langs een huis is gepasseerd, schrijven ze met krijt de volgende formule: xx-C+M+B-yy. De xx zijn de eerste twee letters van de eeuw, de yy de laatste voor 2014 dat wordt dan bijvoorbeeld 20-C+M+B-14. Die CMB staat voor ‘Christus Mansionem Benedicat’. Wat zoveel wil zeggen als ‘Christus, zegen dit huis en zijn inwoners’. Dat gebruik hebben we meegenomen naar Zottegem. In 1986 werd de carnavalsstoet op Driekoningendag wegens omstandigheden twee weken uitgesteld. Die dag ben ik met twee vrienden voor het eerst gaan sterzingen. Het sloeg meteen aan. Nog steeds schrijven we op iedere plaats waar we komen met krijt een huiszegen op de muur. Mijn beide vrienden zijn intussen helaas overleden, maar de groep gaat verder. Er zijn jonge mensen bijgekomen, muzikanten die de smaak te pakken kregen. Eén van de kleinzonen van de koningen is er bijgekomen en vervangt nu zelfs zijn oom. Zo is de toekomst verzekerd.
Ongetwijfeld de taptoe. Dat is de afsluiter van de dag. Ieder jaar kiezen we een ander café voor het slotmoment. Daarna is het aan het publiek. Onder begeleiding van onze muzikanten zingen we eerst samen kerstliederen. Na de kerstliederen gaat het zingen nog lange tijd door, al worden dan allerlei soorten liederen van stal gehaald. ‘Met mijne vlieger’ is bijvoorbeeld een klassieker die het vaak goed doet. Dat samen zingen is heel leuk en het zorgt er ook voor dat de mensen van Zottegem de kerstliederen die we brengen ook kennen en kunnen meezingen.
Vanaf oktober beginnen we er toch al aan, ja. Er moet dan ook veel gebeuren. We moeten ieder jaar een route uitstippelen en contacten leggen met de ziekenhuizen, rusthuizen en cafébazen die mee willen doen. Die route sturen we dan naar het informatieblad van de gemeente. En natuurlijk moeten we ook repeteren. De zang, maar ook de begeleiding van de muzikanten in onze groep. Wij kiezen er bewust voor om oude kerstliederen te brengen. Soms gaan we op zoek naar liederen van vroeger. Via het internet, oude zangboeken of de kerstboeken die de Abdij van Averbode vroeger uitgaf. Oude kerstliederen vinden is niet zo moeilijk. En wij brengen ze weer tot leven. Soms doen we ook iets extra. Dit jaar bijvoorbeeld willen we aan de kerststal op de Markt een kerstevocatie houden in het teken van honderd jaar oorlog. Op kerstavond 1914 legden Duitse en Belgische soldaten even de wapens neer om ‘Stille Nacht’ te zingen, elk in hun eigen taal. Die gedachte, die vredesboodschap willen we dit jaar brengen. Want oorlog is nog steeds actueel, denk maar aan Oekraïne of wat er nu gebeurt met Islamitische Staat.
Heel positief. We hebben de jonge mensen hier ‘besmet’. Ons jongste lid is geloof ik nog maar negentien of twintig jaar. In het begin zagen mensen ons als gewone ‘koninglopers’, maar nu kent iedereen het gebruik. Onze opdracht bestaat er vooral in de kerstboodschap uit te dragen bij de mensen en zo een signaal te geven dat Kerstmis veel meer is dan de pakjes onder de kerstboom. De publieke bijval is enorm. Er zijn al twee groepen bijgekomen en hopelijk zal dat aantal nog stijgen. Zo’n zes jaar geleden heb ik in Herzele een groep sterzingers gelanceerd en daar slaat het gebruik ook echt aan. Ze houden er eerst een misviering en trekken dan met een huifkar en paard langs ziekenhuizen en cafés. Uiteindelijk komt het hierop neer: als je iets graag doet en de mensen zien het graag, dan sterft een gebruik niet zo snel uit. Zeker niet als het al dertig jaar meegaat, zoals bij ons.
Dankjewel voor het gesprek!
Dit interview werd afgenomen in september 2014 door LECA (Landelijk Expertisecentrum voor Cultuur van Alledag). De werking van LECA maakt sinds 1 januari 2019 onderdeel uit van Histories. |