De coronapandemie zorgt ervoor dat heel wat erfgoedvrijwilligers hun werking moeten aanpassen. We vroegen ons af welke problemen ze hierbij zoal ondervinden en hoe ze hiermee omgaan. Voor dit interview namen we contact op met Judith De Waele, erfgoedcoördinator bij Erfgoedcel Pajottenland Zennevallei.
Dag Judith, kan je ons eens uitleggen wat Buurten met Erfgoed precies inhoudt?
Judith: ‘Buurten met Erfgoed kan je eigenlijk het best omschrijven als een traject voor leerkrachten en erfgoedwerkers binnen een bepaalde gemeente die we samenbrengen en begeleiden zodat leerkrachten een erfgoedproject kunnen uitrollen in de klas waarbij ze dan geholpen of geïnspireerd worden door de erfgoedwerkers. Zo’n traject loop over een heel schooljaar. Het bestaat uit een startdag waarbij de leerkrachten en erfgoedwerkers elkaar voor het eerst ontmoeten en waarbij ze ook gaan kijken naar wat er allemaal te vinden is van erfgoed in hun gemeente, want vaak weten leerkrachten dat niet meer, omdat ze zelf niet van die gemeente zijn, omdat ze daar niet zijn opgegroeid.’
‘De erfgoedgoedwerkers zijn vaak mensen van heemkringen bijvoorbeeld die daar al jaren wonen en die weten vaak heel veel over de geschiedenis van die buurt. Dus het is altijd interessant welke informatie naar bovenkomt en het is ook heel tof dat ze elkaar daar leren kennen. Het is een volledige dag waardoor de sfeer direct gezet wordt. Natuurlijk, nu met corona was dat wel iets anders want we moesten altijd afstand houden en iedereen heeft een mondmasker op, dus een iets minder ontspannen sfeer, maar zeker nog wel oké.’
‘Het leuke is dat de leerkracht kan kiezen hoe ze het traject invulling geven. Het kan zijn dat ze een dag rond erfgoed in de buurt werken, maar het kan ook een themaweek zijn; ze kunnen het in de klas houden of op uitstap gaan. Hoe ze dat invullen wordt tijdens het traject vormgegeven. Na de startdag, die meestal in september/oktober valt, zijn er in de rest van het schooljaar nog drie halve dagen waarin ze samenkomen met de erfgoedwerkers en dan gaan ze telkens verder in dat proces.’
‘Dan worden ze gekoppeld met een erfgoedwerker – dat kunnen ook meerdere erfgoedwerkers zijn – en dat ze elkaar kunnen inspireren. Sommige leerkrachten hebben op de eerste opvolgsessie al een volledige map met allemaal informatie en keiveel ideeën, terwijl andere leerkrachten een mindmap hebben met wat ze zouden kunnen doen. Ze kunnen elkaar dan inspireren en verder helpen.’
‘Op het einde van het traject is het vooral een evaluatie. Er zijn dan soms toonmomenten geweest voor de ouders en grootouders; de kinderen hebben het erfgoed in hun buurt leren kennen en daarna komen de leerkrachten en erfgoedmedewerkers nog een laatste keer samen om te bespreken hoe het verlopen is.’
‘Ik weet nog dat in het traject in Dilbeek,1 twee of drie jaar geleden ondertussen, waar ik vanuit de gemeente het traject mee volgde, dat dit ook het moment was dat de leerkrachten gebruikten voor uitwisseling van informatie. Ze vroegen dan bijvoorbeeld “mag ik eens uw quiz gebruiken voor onze klas” of “mogen wij die rondleiding eens doen”. Maar er wordt ook contact gehouden met de erfgoedwerkers. We hebben toen ook gemerkt dat de schoolbezoeken aan de monumenten met een gids heel erg gestegen waren gewoon omdat ze daar eens geweest waren en als een leerkracht dat tof vindt om met zijn of haar klas te doen, dan vertellen ze dat ook aan andere leerkrachten.’
‘Op die manier komt het erfgoed toch wat meer in the picture te staan. Ook de heemkringen bijvoorbeeld, die normaal niet echt bezoekers ontvangen, maar wel heel veel archief hebben zonder dat veel mensen dat te zien krijgen. Ze hebben vaak wel een magazine voor hun abonnees, maar die informatie komt niet verder bij de mensen terecht. Voor hun geeft het daarom vaak wel voldoening om zaken uit hun archief naar de kinderen te kunnen brengen of dat die eens langskomen.’
Wat is jouw rol binnen het project?
Judith: ‘Ik werk bij de Erfgoedcel Pajottenland en Zennevallei en wij proberen jaarlijks voor een of meerdere gemeentes een project van Buurten met erfgoed te coördineren, omdat wij het heel belangrijk vinden om erfgoed te linken aan educatie en erfgoed in de klas bij kinderen binnen te brengen.’
Hoe heb je als trekker van het traject de verschillende partijen kunnen betrekken en warm maken?
Judith: ‘Wat belangrijk is bij de voorbereiding is dat ik een partner zoek bij de gemeente die vanuit de gemeentedienst dit project mee wil helpen ondersteunen en bijvoorbeeld de locatie zoekt voor de startdag. Het is belangrijk dat de gemeente en de schepen er achterstaat. Daarna gaan we naar een scholenoverleg waar het mijn taak is om de directie te overtuigen. Tenslotte zoek ik samen met mijn partner bij de gemeente wie er de groep van de erfgoedmedewerkers en natuurmedewerkers kunnen vertegenwoordigen. Voor de startdag is er dus al heel veel werk gedaan. Die voorbereiding is voor de trekker eigenlijk het grootste werk, maar het is belangrijk dat het echt wel een gedragen project wordt.’
De startdag op 16 oktober kon nog in zijn fysieke vorm verlopen, hoe heb je dat ervaren?
Judith: ‘Het was wel een speciale editie: we moesten allemaal een mondmasker dragen en we mochten niet bij elkaar zitten dus het was wel even afwachten hoe mensen daarop gingen reageren, maar uiteindelijk vond ik het heel fijn. Eerst is er het meer theoretische gedeelte waarbij er wat minder interactie is, maar daarna komen de oefeningetjes met erfgoedobjecten en de 3D kaart met lego en dat was heel tof omdat je direct een indruk krijgt van wie is wie en je leert elkaar kennen. Dat was heel fijn.’
Hoe hebben jullie ervoor gezorgd dat het allemaal veilig kon verlopen?
Judith: ‘We hebben heel duidelijk gecommuniceerd wat de regels waren zodat iedereen op de hoogte was. Iedereen heeft de zijn mondmasker gedragen, er stond voldoende handgel, de tafels zijn op voorhand en nadien ontsmet geweest, het was een grote ruimte… dus we waren zeker in orde. Mensen die zich er niet goed bij voelden waren natuurlijk niet verplicht om te komen, maar ik persoonlijk heb mijzelf niet onveilig gevoeld en ik heb ook achteraf van niemand klachten gekregen. Ondanks de omstandigheden hing er een goede en veilige sfeer.’
Waren de maatregelen belemmerend voor de startdag?
Judith: ‘Nee, Daphné (nvdr: Daphné Maes is consulent bij Histories en als procesbegeleider/moderator van dit Buurten met Erfgoed traject in Beersel) heeft wel een aantal aanpassingen gedaan zodat er genoeg afstand kon blijven worden gehouden, we hebben ook alles goed verspreid… Dus nee, mits een paar aanpassingen die voor mij niet belemmerend waren is alles vrij gewoon verlopen.’
Ondertussen hebben we ook al een eerste opvolgsessie gehad. Hoe verliep die?
Judith: ‘Dat is digitaal verlopen. We hadden op voorhand gevraagd aan alle leerkrachten om een mindmap te maken met ideeën waar ze al aan dachten en die vooraf door te sturen. Er waren ook wat erfgoedwerkers aanwezig, maar dat blijk wel wat moeilijker. Niet iedereen van de erfgoedwerkers was aanwezig omdat die soms ver in de zeventig zijn en het een te grote uitdaging vonden om het digitaal te doen. Dat was dus een beetje moeilijk, maar uiteindelijk was de erfgoedkant wel voldoende vertegenwoordigd. Uiteindelijk bleek het heel tof te zijn.’
Ik had daar op voorhand wel wat schrik voor omdat je nooit weet hoe de interactie zal verlopen en je bent ook met een best grote groep. De bedoeling van de eerste opvolgsessie is echt om al te kijken waar er linken kunnen worden gelegd tussen de erfgoedwerkers en de leerkrachten. Dat was wel spannend, maar uiteindelijk is dat heel goed meegevallen. De leerkrachten hadden al een goede voorbereiding gemaakt of hadden toch al wat ideeën. Sommigen hadden heel veel ideeën, anderen iets minder. Er was ook grote twijfel of ze bezoeken zouden inplannen en of die wel zouden lukken.’
‘Daar merk je wel dat corona een grote rol speelt in de uitwerking van hun project, maar op zich gingen ze daar wel heel positief mee om. Ook zonder de mogelijke klasbezoeken hielden ze nog steeds een heel mooi traject over. De kant van de erfgoedwerkers gaf daarbij ook input. Natuurlijk is het moeilijker digitaal omdat het informele daar ontbreekt. We hebben nog niet echt concrete afspraken gemaakt, maar ik ga dat zelf meer in de hand nemen, samen met Joke van de gemeente Beersel (nvdr: Joke Vandenbussche is diensthoofd Vrije Tijd van de Gemeente Beersel) door samen die mensen van de erfgoedkant nog eens op te bellen en te vragen of ze bereid zijn om mee te werken en op die manier nog eens persoonlijk te linken.’
Is de communicatie dan het grootste obstakel in het traject?
Judith: ‘Niet de communicatie, maar wel de verbinding leggen tussen de erfgoedwerkers en de leerkrachten. Op een informele manier werkt dat natuurlijk het best omdat je bij elkaar kan aftoetsen wat de verwachtingen zijn van de leerkrachten: hebben ze enkel wat oude foto’s nodig, hebben ze graag dat je iets in de klas komt vertellen … Zulke dingen worden normaal na de vergadering besproken en dat had je nu niet. De vergadering is klaar en dan drukt iedereen op ‘verlaten’ en dan is iedereen weg en wordt er niet meer nagepraat. Ik denk daarom dat we nu zelf wat meer het initiatief zullen moeten nemen om echt er zeker van te zijn dat ze elkaar toch nog vinden, online dan. Dat vraagt misschien iets meer tijd van ons, maar ik denk wel dat het de moeite is om dat te doen en die mensen op te bellen om te horen hoe het zit en te kijken of ze elkaar wel vinden, want als je elkaar niet kent is het misschien wat raar om plots te gaan samenwerken. Dat is wel een uitdaging.’
Dat is dus jullie uitdaging, maar hoe zit het bij de andere trajecten van buurten met erfgoed?
Judith: ‘Er zijn heel veel verschillende ‘soorten’ partners van een traject. Sommigen zijn van een school zelf, anderen werken dan weer voor de gemeente. Iedereen moet rekening houden met andere regels en ik denk dat de meeste trajecten nu worden uitgesteld. Je hebt enerzijds de wetgeving vanuit de overheid rond corona, maar er zijn ook de gemeenten of cultuurcentra die zelf beslissingen nemen. Ze zeggen bijvoorbeeld “we gaan nu even niet meer focussen op deze trajecten, maar op bijvoorbeeld digitale projecten”. Ik weet niet precies hoe het eraan toegaat, maar wij hebben er nu voor gekozen om dit traject toch te laten doorgaan omdat er bij ons al een jaar was overgeslagen, waarbij er geen traject van Buurten met Erfgoed werd georganiseerd. Máár ook wel met de goedkeuring van al de schooldirecties en de gemeente Beersel zelf. Het is dus een groter plaatje.’
‘Omdat je met zoveel mensen samenwerkt moet je er allemaal achterstaan en ik denk dat dat in deze periode wel moeilijk kan zijn. Daphné voorziet bijvoorbeeld een digitaal alternatief; Joke van de gemeente Beersel die daar achterstaat en bijvoorbeeld bij de startdag een grote ruimte kan voorzien; de schooldirecties zijn ook mee, want dat is natuurlijk niet evident in een tijd zoals deze; er zijn ook vaak leerkrachten die ziek zijn of scholen die moeten sluiten, maar we mogen het toch maar doen. De erfgoedwerkers zijn vaak al ouder. Niet iedereen wou daarom fysiek aanwezig zijn op de startdag, dus dat is ook wel moeilijk. Uiteindelijk zijn er wel voldoende mensen om het traject te laten doorgaan, maar het vraagt wel veel goodwill van iedereen.’
Hoe ziet de verdere uitwerking van het traject in Beersel eruit?
Judith: ‘Een eerste school zal de geschiedenis van de buurt vertellen aan de hand van straatnamen. De kinderen zelf gaan elkaar ook rondgidsen. Ze worden in kleine groepjes verdeeld, bespreken de inhoud van de informatie op voorhand, zullen leren hoe je informatie overbrengt naar iemand enzovoort. Natuurlijk, dit zijn allemaal de voorlopige versies dus ik weet niet of ze het ook zo zullen uitwerken.’
‘Een tweede school werkt ook rond straatnamen en historische plaatsen of gebouwen. Ze willen kijken naar zowel materieel als immaterieel erfgoed. Ze willen dat vooral door de kinderen laten doen: laten brainstormen, opzoekingswerk, kijken naar de straat waar ze zelf wonen, een uitgestippelde doelwandeling doen zodat de kinderen hun ervaringen kunnen delen met elkaar …’
‘De derde school gaat werken met historische kaarten die ze vergelijken met andere kaarten en kijken wat er anders aan is. Daarnaast werken ze ook rond straatnamen, rituelen en tradities. Ze hebben een heel groot project en gaan eigenlijk naar alles in Beersel kijken.’
‘Een vierde school gaat werken rond de papiermolen en ze willen ook proberen om daar op bezoek te gaan. Als dat mogelijk is willen ze de kinderen vragen laten stellen aan de gids. Daarnaast gaan ze de kinderen ook papier laten maken op school. Zo zien ze het hele proces van papier maken. Ze willen ook een mini-expo doen rond dat proces van pulp tot papier voor de ouders – als dat zou mogen natuurlijk. Ze willen dieper ingaan op de techniek van zo’n molen, een molenbeek wandeling doen en misschien een krantje maken van papier dat ze zelf hebben gemaakt.’
‘De laatste school wil werken rond de jaarmarkt in Dworp en de reuzen. Ze willen zelf reuzen ontwerpen, toneelspelen, misschien iets rond voertuigen doen door een tractortocht of een huifkartocht te doen, een wandeling met gidsen… Alleen is de vraag natuurlijk of die jaarmarkt zal kunnen doorgaan. Ze kunnen altijd met alternatieven komen. De tentoonstelling voor de ouders kan bijvoorbeeld vervangen worden door de informatie in een brochure te steken voor de ouders of in een app zodat de ouders zelf eens kunnen rondgaan met de kinderen in het weekend als gezin gewoon. Dan kunnen de kinderen nog steeds tonen wat ze hebben geleerd, maar op een veilige manier. Ze zijn dus al aan alternatieven aan het denken, maar we zullen op de volgende sessie wel horen hoe dat zal verlopen.’
‘De grootste uitdaging zal zijn om het traject levend te houden. De kans is groot dat we elkaar niet meer fysiek gaan ontmoeten. Dat is natuurlijk voor iedereen wel jammer, want dat is wel een meerwaarde. Je leert elkaar beter kennen, of op een andere manier kennen als je fysiek kan samenkomen in plaats van digitaal. Ik hoop dat de contacten die nu digitaal gelegd worden ook wel duurzaam gaan zijn. Het leggen van linken is net het mooie aan zo’n traject. Nu alles digitaal moet doorgaan, vraag ik mij wel af of die contacten even duurzaam zullen zijn. Ik hoop van wel.’
‘Verder heb ik er een goed gevoel bij. Iedereen is enthousiast, de leerkrachten zijn gestart, de erfgoedwerkers hebben al veel informatie gegeven. Ze zijn er dus mee bezig en dat stelt mij gerust en hoopvol. Het kan zijn dat ze iets willen doen voor de ouders of grootouders wat nu misschien niet zal lukken, maar misschien kan dat gebeuren met een individuele wandeling met het gezin alleen. Ze zullen sowieso creatief moeten zijn en het zal er anders uitzien. Er is al zoveel van cultuur en erfgoed dat platligt dat ik gewoon heel blij ben dat die kinderen daar dit jaar toch iets van mee krijgen. Het toont ook de waarde van Buurten met Erfgoed en erfgoed in de omgeving: het is zo dichtbij, vaak ook gewoon buiten op straat … overal is wel een verhaal te vinden. Heemkringen of andere erfgoedwerkers hebben ook heel wat gedaan om het digitaal wat meer op poten te zetten. Dat vind ik wel mooi om te zien. Het maakt mij wel een contente persoon om te zien dat ze daar toch mee bezig zijn en toch met erfgoed in aanraking kunnen komen, zélfs in zo’n periode zoals nu met corona.’
Meer informatie over Buurten met Erfgoed kan je vinden op de website www.buurtenmeterfgoed.be.