Hoewel historische rivieroverstromingen geen nieuw onderzoeksonderwerp zijn, krijgen ze de laatste jaren internationaal wel steeds meer aandacht, ook onder academische historici. De nieuwe inzichten en concepten aangereikt door de ecologische geschiedenis en het daarbij aansluitende historical disaster research liggen hiervan aan de basis. Eerder dan een louter evenementiële geschiedenis van overstromingen, waarin de nadruk ligt op oorzaken en gevolgen, wordt nu vaker geopteerd voor een sociaal- of cultuurhistorisch perspectief. Thema’s als waarneming, interpretatie en verwerking komen daarbij op de voorgrond. Geïnspireerd door deze nieuwe ontwikkelingen stel ik in dit artikel een specifieke vraag: welke was de rol van de overheid voor, tijdens en na de overstromingen in het vroegmoderne Namen?
Een dergelijke vraag kan natuurlijk voor nagenoeg elke stad worden gesteld, maar de geografische ligging van Namen maakt deze casus uiterst geschikt. Aanhoudende regen, onweer, periodes van dooi of een combinatie van dat alles zorgden er in het verleden zeer geregeld voor problemen. Vooral bij het samenvallen van de afvoergolven van de zijrivieren van de Maas, werd de situatie in Namen – waar ook de Samber en de kleinere Houyoux in de Maas uitmonden – bijzonder kritiek. Hoe vaak er precies overstromingen zijn geweest, is moeilijk te bepalen. Veel hangt natuurlijk af van wat wel of niet als overstroming wordt beschouwd. Het is daarom realistischer ervan uit te gaan dat Namen ieder jaar in mindere of meerdere mate te maken kreeg met wateroverlast. Natuurlijk staken sommige overstromingen – in het bijzonder die van 1409, 1571 of 1740 – er wel bovenuit wat betreft hun kracht, duur en de veroorzaakte schade.