Prostitutie en politie in Antwerpen, eind negentiende-begin twintigste eeuw

Het ‘oudste beroep’ geeft al heel zijn geschiedenis lang aanleiding tot morele verontrusting en oproepen tot een kordate aanpak. Wetgevers en overheden probeerden prostitutie op diverse manieren te controleren, van regulering en toezicht op het hoerenbedrijf tot het strafbaar stellen van de (ver)koop van seksuele diensten. In de negentiende eeuw kende België, net als andere Europese gebieden onder voormalig Frans bewind, een stelsel van regulering, het zogenoemde ‘reglementarisme’, dat prostitutie gedoogde, maar prostituees die zich niet registreerden of niet regelmatig deelnamen aan medische controles bestrafte. Volgens de letter van de wet (law in books) vormde prostitutie dus geen criminaliteit in deze periode. Toch is er een duidelijk verband met criminaliteit dat een bijdrage tot dit themanummer rechtvaardigt: in de praktijk (law in action) werden prostitutiefeiten wél als criminaliteit aangepakt, of gecriminaliseerd. Prostituees en bordeelhouders werden in grootsteden, zoals Antwerpen, intensief gecontroleerd door de politie en frequent gearresteerd of beboet voor kleine inbreuken (contraventions) op de openbare orde of op lokale reglementen. Deze dagelijkse politieoptredens maakten prostitutie met andere woorden tot een vorm van ‘kleine criminaliteit’.

Naast prostitutie-activiteiten en politieoptredens in Antwerpen onderzoekt deze bijdrage de overgang van de negentiende naar de twintigste eeuw, omdat deze periode een nieuw hoogtepunt kende van morele paniek over het hoerenbedrijf. Er heerste met name grote verontrusting over ‘handel in blanke slavinnen’, waarbij ‘onze’ vrouwen en meisjes massaal ten prooi zouden vallen aan mensenhandelaars en pooiers. Dit was voer voor een snel groeiende abolitionistische beweging die ijverde voor de afschaffing van het ‘reglementarisme’ en het strafbaar stellen van prostitutie, wat in 1948 uiteindelijk ook via nationale wetgeving zou worden doorgevoerd.

 

Download pdf