Ringland, een gedroomd tiende district van Antwerpen met een overdaad aan groen. Felle protesten wanneer bomen worden gerooid, of ze nu in het Lappersfortbos net buiten de Brugse vesten, in de Brusselse kanaalzone of op de Antwerpse De Keyserlei staan. De lijst van controverses rond groen in de stad is lang. Zonder uitzondering roepen deze conflicten felle emoties op. In het geval van De Keyserlei, waar eind 2011 zesennegentig lindenbomen werden bedreigd, ketenden sommige actievoerders zich zelfs aan de bomen vast, een (vergeefse) daad van burgerprotest die sommige opiniemakers als blinde sentimentaliteit weglachten: ‘Ga niet in elke boom hangen alsof het onze allerlaatste vriend op aarde is.’
Wie de krant openslaat, merkt haast dagelijks dat het belang van groen in onze verstedelijkte samenleving het louter vormelijke overstijgt. Stadsplanning zonder groene component lijkt vandaag ondenkbaar, maar was ooit nochtans de regel: halverwege de negentiende eeuw was de integratie van bomen en struiken in het stedelijke straatbeeld nog een innovatie. Hoe vanzelfsprekend die combinatie vandaag ook lijkt, ze verliep niet zonder slag of stoot.
Met twee aanplantingsplannen als centrale inzet, wil deze bijdrage aantonen hoe ook in de eerste decennia waarin groen bewust de stad werd ingebracht deze natuur niet zomaar een esthetische verfraaiing was. Een wisselende
waaier aan soms onvermoede argumenten pro en contra bomen werd bovengehaald. Om de verschuivende gevoeligheden en verwachtingen in kaart te brengen, volstaat het niet om het onderzoek tot plannen en bouwdossiers te beperken. Deze bijdrage is dan ook een pleidooi om bij de studie van straten, gebouwen en wijken het gebruikelijke bronnenrepertoire te verruimen. Een reconstructie van de historische ruimte geeft zo toegang tot het mens- en wereldbeeld van vervlogen tijden.