Een grens oversteken klinkt ingrijpend, maar is het in de praktijk vaak niet. Op regelmatige basis leg ik de dertig kilometer tussen het Belgische Kortrijk en de Franse metropool Rijsel af: hetzij met de auto, hetzij met de trein of de metro, een enkele keer zelfs met de fiets. Het valt me daarbij telkens op dat de natuurlijke elementen in de grensregio amper veranderen eens de nationale aanduidingen zijn gepasseerd. Sinds het verdrag van Schengen in 1985, dat de personencontrole tussen de ondertekenende staten afschafte, is de grens tussen België en Frankrijk meer dan ooit een denkbeeldige lijn. En toch blijft ze zeer voelbaar. De vernauwing van de autostrades, het nadere lettertype op de verkeersaanduidingen, de anderskleurige nummerplaten of onderscheiden uniformen van de treinbegeleiders, kortom: het geheel van de andere organisatorische invulling maakt steeds duidelijk dat het leven langs de andere kant van de grens door andere wetten en regels beheerst wordt.