In 1848 ondernam dokter Caigniet, een plattelandsarts uit Chimay, een experimentele behandeling. Met een klein flesje diende hij ether toe aan een zuigeling van slechts twee weken oud, bij wie hij de levensbedreigende ziekte tetanus had vastgesteld. Caigniet had het meisje in een penibele toestand aangetroffen: ze had al drie dagen geen moedermelk meer gedronken en lag verstijfd te huilen. Het verdovende middel bracht het kind meteen tot rust. Tijdens de daaropvolgende dagen herhaalde Caigniet de behandeling meermaals met succes. Omdat hij dacht dat de vochtigheid en de koude in de arbeiderswoning de ziekte hadden veroorzaakt, liet hij het wiegje bij de haard plaatsen. Caigniet wilde aanvankelijk slechts tijd winnen in de moeizame behandeling van een schijnbaar ongrijpbare aandoening. Toch stelde hij snel vast dat ether een verrassend krachtig therapeutisch effect had, al leek bij de baby – die op één dag tot zes keer ‘gekalmeerd’ werd – ook gewenning op te treden. Om die reden besloot hij over de in zijn ogen interessante casus een kort artikel te publiceren. Hij stuurde zijn observatie naar de in 1841 gestichte Belgische Academie voor Geneeskunde, die een samenvatting publiceerde in haar Bulletin. Een van de leden die het artikel beoordeelde, wees op het grote belang van de observatie voor de medische praktijk. Een uitgebreide versie verscheen ook in een ander medisch tijdschrift, het Journal de médecine, de chirurgie et de pharmacologie.
Beide artikels van Caigniet zijn rijke bronnen. Ze bieden historici een inkijk in de praktijk van een negentiende-eeuwse Belgische arts. Ze geven een inzicht in zijn patiëntenbestand, zijn wetenschappelijke kennis en wijze van behandeling, en in de manier waarop hij met patiënten omging. De teksten bieden – nog ruimer – een venster op de beleving van ziekte en gezondheid bij de Belgische bevolking, op hun levensomstandigheden, op het belang van medische experimenten en op het culturele gezag van artsen. Het voorbeeld van Caigniet illustreert de ambitie van dit artikel, dat de waarde van negentiende-eeuwse medische tijdschriften als bron wil belichten. We willen het potentieel van deze schijnbaar technische teksten tonen voor de studie van diverse aspecten van de negentiende-eeuwse samenleving, gaande van het intellectuele blikveld van de Belgische artsen in een Europees kader tot een sociaal- en cultuurhistorische studie van ziekte en gezondheid. We gebruiken daarvoor een concrete casus: de introductie van de anesthesie in België in het midden van de negentiende eeuw. Daarbij willen we een antwoord formuleren op de volgende vraag: hoe gebruikten Belgische artsen de verdovende middelen ether en chloroform in het midden van de negentiende eeuw?