Binnenkort wordt de honderdste verjaardag van het begin van de Eerste Wereldoorlog herdacht. De impact van dit conflict op het collectief geheugen alsook op het landschap in de frontzones en daarbuiten is immens. In de voormalige verwoeste gewesten liggen nog tal van relicten, monumenten en begraafplaatsen verspreid die ons doen herinneren aan de bitterheid van de gevechten die er gevoerd werden. Ook ondergronds bestaat nog een uitgebreid archeologisch archief als erfenis van een totale oorlog. Dit bodemarchief lijkt vanuit de archeologie op meer en meer belangstelling te kunnen rekenen. Aanvankelijk waren het voornamelijk amateurarcheologen en Eerste Wereldoorlogfanatici die oog hadden voor het oorlogserfgoed. Vanaf 2002 werden sporen en structuren van de Eerste Wereldoorlog ook het onderzoeksobject van professionele archeologen. Het onderzoek gevoerd in opdracht van toenmalig minister Van Grembergen naar aanleiding van de geplande aanleg van de A-19 autosnelweg tussen Ieper en de Belgische kust, kan als beginpunt worden beschouwd.
Ondertussen is het archeologische landschap in Vlaanderen ingrijpend veranderd. Het aantal archeologische studies, uitgevoerd door professionele archeologische instanties, is fors toegenomen. In de voormalige frontstreek komen deze instanties ook meer en meer in aanraking met het oorlogserfgoed. In deze bijdrage wordt het verloop van de evolutie van deze tak binnen de archeologie tot een geïntegreerde archeologie van het conflict geschetst. Vervolgens wordt er als casestudy een archeologisch vooronderzoek uit 2011 genomen dat uitgevoerd werd te Boezinge, een deelgemeente van Ieper. Daar werd een deel van het front rond Ieper via proefsleuvenonderzoek blootgelegd en onderzocht. Er wordt stil gestaan bij de gebruikte bronnen, de methodologie, alsook bij de sporen, structuren en materiële cultuur die de gevechten tijdens de Eerste Wereldoorlog op deze plaats hebben gegenereerd.